Feature

Walhalla is in the brain

Het narratieve in architectuur beleeft een – bescheiden – opleving. Het symposium Against the Grain dat Bureau Europa en de Univerteit Aken onlangs organiseerde, bevestigt de waarde en toont de reikwijdte van het narratieve in architectuur.

Against the grain. Foto Monique Wegdam.

‘All hail our fortress’

Het juryrapport voor De Architect van het Jaar 2014 stelt onomwonden dat de Nederlandse architectuur aan intellectuele bloedarmoede lijdt. Zo zou het de architect goed doen om meer te kijken naar wetenschap en kunst in het algemeen, en naar de narratieve context van architectuur in het bijzonder. De keuze voor Klaske Havik als laureaat in de categorie small voor haar publicatie Urban Literacy illustreert deze overtuiging. Behalve de veronderstelde toename in kwaliteit van de architectuur is narratieve architectuur ook in het belang van het toenemend aantal veranderopgaves, aldus de jury. Hierbij spelen niet alleen objectieve parameters een rol, maar ook het gevoelsmatige, de verhalen, de kleine en grote geschiedenissen. Het onontgonnen terrein biedt meer mogelijkheden, zoals een minder programmatische maar op beleving gestoelde benadering van een opgave, of juist een heel conceptuele benadering van architectuur. Het symposium Against the Grain dat in Maastricht bij Bureau Europa plaats vond, bevestigt de waarde en toont de reikwijdte van het narratieve in architectuur.

‘In the end we all want to belong somewhere’

De organisatie van het symposium – een samenwerking tussen Bureau Europa en de afdeling Wohnbau van de Universiteit Aken – geeft op fantastische wijze vorm aan de inhoud. Bureau Europa bevindt zich in de voormalige toonzaal van de Koninklijke Sphinx, een ruimte waar eens collecties toiletpotten en fonteintjes stonden. De sierlijk gedecoreerde ruimte is overdekt met een stoer industrieel dak. Verhalen over onderaardse gangen voor illegale kinderarbeid zijn hier tastbaar. Terwijl een parmantige operazangeres flarden uit Wagners Die Walküre zingt – verwijzend naar Sieglinde en het verlangen naar een plaats waar je thuishoort – worden we naar het Belvedère terrein geleid. Een terrein waarvoor groteske visioenen zijn bedacht: ‘4000 houses, 100.000m2 office space, retail, entertainment’, maar dat tot op heden restanten uit het industriële verleden van Maastricht herbergt. Eerste stop is een rotonde die de lucht in spiraalt. Hier brengen een man en een vrouw al dansend een ode aan de locatie. De dans hoort bij de locatie, het paar hoort bij de reling. Langs een kanaal en over stelconplaten lopen we naar de volgende locatie, de rubberfabriek waar we worden onthaald met geluiden op oude fabrieksbuizen. Welke geschiedenissen van dit terrein moeten worden meegenomen bij een eventuele ontwikkeling?

Against the grain. Foto Monique Wegdam.

‘I am an ecclectic oral machine’

Het symposium brengt een breed spectrum aan interpretaties over het narratieve voor het voetlicht. Drie academici en één praktiserend architect geven hun perspectief: van theoretisch via praktisch tot persoonlijk en ruimtelijk. Jacob Voorthuis, universitair docent filosofie aan de faculteit Bouwkunde TU Eindhoven, gaat als een hazewindhond langs Schmarsow, Wittgenstein, Berkeley, Lefebvre en meer. Hij stelt vragen als ‘waar gebeurt architectuur?’, naar analogie van de vraag, ‘waar gebeurt geluid?’. Hierop volgend het antwoord: geluid wordt geproduceerd in het oor, en zo wordt architectuur ook in het lichaam geproduceerd. Het lichaam is een machine die zichzelf relateert aan zijn omgeving, aldus Merleau Ponty. En hiervandaan gaan we naar Wittgenstein met zijn Logischen Raum waarin reconstructie plaatsvindt van hoe de ruimte eruit ziet. Aan Simone Weil refererend, moet ruimte met aandacht beschreven worden, en zo neemt Voorthuis ons in zijn verhaal mee naar de Wells Cathedral. Na een beklimming van een trap komen we in een ruimte met een kolom in het midden, een glorieus plafond ’that says religion’ en vertellen we onbewust het verhaal van het gebouw. Dit is hoe we als mensen vertellen over architectuur, dit is waar architectuur over gaat door verhalen te vertellen over ruimte krijgen we grip op onze ervaringen.

De volgende verteller, Tricia Austin, course leader van de afdeling narratieve omgevingen van de University of the Arts London, neemt het woord over. Pragmatisch vertelt zij hoe haar studenten een verhaal stoppen in een onbeminde ruimte en een parkeergarage tot een fijne plek maken. In tegenstelling tot film of een boek is een narratief in architectuur een lichamelijke ervaring, die op zijn best niet lineair is, maar waarbij de bezoeker zijn eigen ‘storyworld’ kan maken rondom de opvolgende gebeurtenissen. Als negatief voorbeeld geeft ze het Musée du quai Branly van Jean Nouvel in Parijs, waar de bezoeker zich een ouderwetse ontdekkingsreiziger langs de curiositeiten van de andere werelddelen waant. De verbeelding van de bezoeker wordt weinig aangesproken. Architectuur moet volgens Austin geen verhaal opleggen, maar een karakter zijn in de verhalenwereld. De sprekers komen in de discussie tot elkaar: een niet-lineair verhaal wordt door een narratief tot een logische ervaring geconstrueerd.

Against the grain. Foto Monique Wegdam.

‘Light is coming, it’s fine shelter’

Onder begeleiding van de muziek van een doedelzak gaat de volgende akte van start. Het intermezzo wordt gebracht door Joris Lindhout, die ons de andere kant van het verhaal brengt: de manier waarop architectuur in literatuur voorkomt. Met het licht vallend op zijn schouders vertelt hij over Horace Walpole, die zich terugtrok in zijn Gotische huis Strawberry Hill en The castle of Otranto schreef waarmee architectuur zijn intrede deed in de literatuur. Ook de andere verhalen gaan over gebouwen die vormgeven aan de psyche van de bewoners: House of leaves van Mark Z Danielewski, Edgar Allen Poe’s The fall of the house of Usher, JG Ballards Highrise en Mieville´s The city and the city. Zo veel aanleiding om verder op door te gaan, maar de volgende spreker wacht.

Klaske Havik neemt niet de gelegenheid een lezing te geven over haar boek Urban Literacy. De poëtische opzet van de dag daagt haar uit twee verhalen te vertellen, één over de Vyborg Bibliotheek van Alvar Aalto in Vyborg, Rusland en één over de Sloveense Nationale en Universiteits Bibliotheek van Jože Plečnik. Het eerste is een gedicht, waarin ze haar toenadering tot het gebouw beschrijft, als ware het een persoon die ze wellicht eerder heeft gezien. Het gedicht is een methode om na te gaan hoe een gebouw beleefd kan worden. In het tweede verhaal kruipt Havik in het hoofd van Plečnik. Zijn gedachten: ‘I am a writer of the city, I write with stones and trees’. Deze oefening maakt het mogelijk te speculeren over de gedachten achter de interventies die de architect heeft gedaan in Ljubljana. Beide verhalen illustreren hoe schrijven als een manier van ontwerpen kan worden ingezet.

Against the grain. Foto Monique Wegdam.

We´re coming to terms with experience’

Hoe anders en ook vergelijkbaar is het werk van architect Koen Deprez. Anders in de zin dat boeken op een strenge manier zijn ontwerpen dicteren, vergelijkbaar op een manier dat het een methode is om tot een ontwerp te komen. Het denkbare huis is een verbeelding van de structuur van het boek De God denkbaar, denkbaar de God van W.F. Hermans. Punten in het boek zijn aanleidingen om ruimtes te ontwerpen, waardoor de burgerlijke discussie over de plaats van de wc verdwijnt. Deprez gaat zelfs zo ver dat hij zijn associatie bij één van de beschreven ruimtes naar de laatste kamer in 2001: Space Odyssey letterlijk bouwt in het huis, inclusief de helm die op het nachtkastje staat. Het gehele gebouw levert een opzettelijk desoriënterend werk op, waarbij de bewoner het huis moet innemen in plaats van dat het zich naar de bewoner vormt. Intrigerend is ook het Woord-huis. Hem wordt gevraagd een huis te ontwerpen. Volgens de architect wonen de opdrachtgevers al in het mooiste huis, Deprez besluit daarom te onderzoeken in hoeverre niet woorden in kunnen werken op een huis, maar juist andersom. Hij schrijft een boek waarin de negatieve ervaringen in huis een plaats krijgen en zo begrepen worden als iets positiefs. De bewoners zijn verrast met de dingen die ze opnieuw zien en sluiten met Deprez een overeenkomst waarin de architect voor een periode van 15 jaar om de vijf jaar een boek schrijft.

Against the grain. Foto Monique Wegdam.

Een artikel schrijven over narrativiteit is onherroepelijk zelf referentieel. Schrijven over vertellen vraagt om de inname van een standpunt over de vorm: een essay, een verhaal, een journalistieke weergave van de sequentie. Net als dat een verhaal over architectuur, een lineaire expressie wordt van de beleving, is ook het voorgaande een lineaire vertelling over de dag. Dat neemt niet weg dat de ‘storyworld’ groter is en er talloze aanknopingspunten zijn om deze verder te onderzoeken,  zowel als directe aanwijzing vanuit de dag – van welk stuk van Wagner werd er gezongen, de klassiekers van Edgar Allen Poe moet ik ook eens lezen, misschien moet ik ook Haviks boek ter hand nemen, tot hoe ziet het sepiakleurige hondmenshuis van Deprez er eigenlijk uit? – tot nieuwe overdenkingen. De presentatie van slechts één praktiserend architect is summier, wat gebeurt er in de rest van de vakwereld? Hoe verhouden de nieuwe verhalen van Studio Weave uit Londen zich tot deze tendens? En past de meer sociaal geëngageerde architectuur van MUF architecture/art ook binnen dit genre? Zijn er goede Nederlandse voorbeelden? Zoals elk goed verhaal levert Against the grain net iets meer vragen dan nieuwe inzichten op.