Recensie

Dakpark Rotterdam: één plus één is tweeënhalf

Op een steenworp afstand van de Marconitorens en Atelier van Lieshout aan de Keileweg zijn de wensen van een private ontwikkelaar en buurtbewoners op eenzelfde plot verstrengeld in een publiek-privaat more is more. Maar wat is precies de meerwaarde van dubbel grondgebruik, dubbelzinnige stedenbouw en een kilometer lang living together apart?

Foto Petra van der Ree

Epiphyte: A plant, such as a tropical orchid or a staghorn fern, that grows on another plant upon which it depends for mechanical support but not for nutrients. Origin: mid 19th century: from epi- ‘in addition’ + phuton ‘plant’.
(Oxford dictionary en AH Dictionary of the English language)

Lijnbaan, Koopgoot, Markthal: Rotterdam is niet vies van experimenteren met nieuwe winkelconcepten. Tweelingontwikkeling Bigshops/Dakpark Rotterdam, een parklandschap op het dak van een ongelofelijk lange strook woonwinkels en andere XL-shops, past binnen deze traditie van vreemdsoortige shopervaringen.

Op de rand van haven en stad, ingeklemd tussen de stedelijke vernieuwingsdrift van langetermijnproject Stadshavens Rotterdam en verbeterambities binnen deelgemeente Delfshaven, moet de nieuwe invulling van een voormalig rangeerterrein voldoen aan ogenschijnlijk tegenstrijdige eisen. Buurtbewoners zien hun wijk graag verrijkt met een publiek park, terwijl de eigenaar van de grond – Havenbedrijf Rotterdam – graag een commerciële ontwikkeling van het kavel ziet: kantoren en winkels, het liefst zo veel mogelijk meters en zo groot mogelijke volumes. Als de in een stichting georganiseerde buurtbewoners in 1998 bij de gemeente weet af te dwingen dat minstens tachtig procent van het gebied een publieke, groene invulling krijgt beginnen lange onderhandelingen die uiteindelijk leiden tot een verrassend more-is-more. In een gedwongen huwelijk tussen groen en gebouw zullen zowel park als commerciële invulling worden gerealiseerd. Een nieuwe typologie is geboren en daarbij hoort een toepasselijk ingewikkelde ontwerpopgave waarin een spel van verbinden en scheiden moet leiden tot niet-compromitterende compromissen.

Foto Frans Schouwenburg

Vijftien jaar later vult een collectief ontwerp (Butzelaar van Son, Buro Sant en Co, Vitibuck, Stadsontwikkeling Rotterdam) eenzelfde kavel op twee verschillende niveaus met praktisch tegengestelde programma’s. Op een strook stad van een kilometer lang en tachtig meter breed ligt honderdduizend vierkante meter park (geopend in december 2013) in een verticale sandwichconstructie over vijfentwintig duizend vierkante meter winkelruimte en een parkeergarage (2011) gedrapeerd. Het grootste deel van dit groene laken ligt op negen meter boven het winkelmaaiveld – een voor Hollandse begrippen bepaald indrukwekkende hoogte. Park en winkels zijn op tegengestelde zijden van de strook georiënteerd: de winkels naar de brede en stedelijke Vierhavenstraat, het parktapijt is verbonden met de meer intieme wereld van de woonwijk aan de andere zijde.

Groot park, klein park
Ruim een jaar na de oplevering lijkt het park een welkome en verwelkomende groenstructuur die het niveau van plek en wijk zeker in schaal en soms ook in aanzien ontstijgt. Tegelijkertijd wordt er op verschillende plaatsen gelukkig ook binding met buurt en bewoners gemaakt. Een zonder meer delicate opgave: extralarge winkelen betekende ook een extralarge dakpark en zowel winkels als groen dreigen (te) groot voor hun omgeving te zijn. Het uiteindelijke parkgebouw weet echter knap aan te sluiten bij zowel de kleinschaligheid van een woonwijk als het grootstedelijke karakter van de stad in het algemeen en de nabijgelegen haventerreinen in het bijzonder. Naast de vervlechting van een tegenstrijdige ruimtevraag is dit de meest indrukwekkende prestatie van het ontwerp dat de shortlist van de Rotterdamse Architectuurprijs 2014 haalt, maar uiteindelijk niet wint.

Foto van Facebookpagina Dakpark

Het ensemble is overigens nog niet voltooid. Het ontwerp voorziet – in de toekomst – in twee nog hoge gebouwen die de uiteinden van de strook markeren. Op de kop, aan het Marconiplein, is een zeventig meter hoog verzamelgebouw voor kantoren, scholen en horeca gepland en aan de staart van de strook komt een bescheidener bouwvolume met een culturele invulling. Deze laatste twee onderdelen van het ensemble worden op het moment zowel compositorisch als programmatisch gemist: de kopse kanten van de gebouwstrook doen nu nog wat onbeholpen aan.

Epifiet
Bezien als experiment in dubbel grondgebruik is het belangrijkste thema van het project die van (eventuele) kruisbestuiving: hoe verhouden de twee elementen – park en commerciële ruimte, privaat en publiek – zich tot elkaar? Is er sprake van een symbiose, of juist van een negatieve beïnvloeding? Of delen de beide grondgebruiken niets dan een geografische locatie en hebben ze verder niets met elkaar van doen?  Op het eerste gezicht  – de sluitstukken aan beide uiteinden ontbreken zoals gezegd nog –  lijkt het laatste het geval: winkelstrook en parklandschap delen naast dezelfde footprint eigenlijk erg weinig met elkaar. Gebouw en park liggen schizofreen met de ruggen tegen elkaar: de Bigshops bieden constructieve steun aan een bovenwereld die baat noch schaadt. Veel tropische bomen en planten hebben een vergelijkbare verstandhouding.

Toch gaat het te misschien te ver om het park een door omwonenden afgedwongen noodzakelijk kwaad voor een verder autonome woonmall te noemen: Bigshops Rotterdam verbindt zichzelf in haar logo en op haar website wel degelijk (maar voorzichtig) aan de kwaliteiten van haar groene dak. Een verbinding die op het internet vooralsnog makkelijker kan worden gelegd dan in de fysieke wereld van honderdduizend vierkante meter gebouwoppervlak.

Foto van Facebookpagina Dakpark

Fysieke blokkade, visuele verbinding
Terwijl de woonboulevard een continue plint aan één zijde van de Vierhavenstraat vormt, is het opgetilde park aan de andere zijde van de strook met het stedelijk weefsel verbonden door middel van een aantal op een grashelling geprojecteerde paden en een monumentale trap- en waterpartij. Afgezien van één enkele trap die het park met het winkelmaaiveld negen meter lager verbindt maskeert de toegankelijkheid van het dak vanuit Bospolder echter maar de helft van de barrière die het ononderbroken bouwblok op stedenbouwkundig niveau opwerpt. In de huidige situatie, waarin de havengebieden grotendeels ontoegankelijk zijn, lijkt deze barrière niet problematisch en misschien zelfs wenselijk, maar zodra deze ruimte een volwaardig onderdeel van de dynamiek van de stad wordt (precies het hoofddoel van het project Stadshavens) kan het bouwblok een vervelende blokkade worden. Of dit voldoende gecompenseerd zal worden door de beoogde aanjaagfunctie van het winkelprogramma en de rol die het dakpark kan spelen als identiteitsdrager voor het gebied moet de toekomst uitwijzen.

Een eerste conclusie lijkt dat het commerciële programma veel aan charme wint door de mantel van groen waarmee het is bedekt, maar dat een eventuele verbindende rol die een parklichaam had kunnen spelen – een rol die impliciet in haar aard ligt verborgen –   in een gebied in ontwikkeling door het enorme bouwvolume is verloren. Dat er geen contact is tussen voor- en achterkant van het blok lijkt een logistieke reden te hebben: een ontoegankelijke en wat dystopische inpandige expeditiestraat aan de achterzijde van de winkels over de gehele lengte van het gebouw maakt bevoorrading gemakkelijk maar dwarsverbindingen onmogelijk. Stedenbouwkundig is er na het verdwijnen van het oude spoorwegemplacement eigenlijk niets veranderd – en dat is een gemiste kans.

Foto van Facebookpagina Dakpark

Toch profiteert het parklandschap op een onverwachte manier wel degelijk van haar ligging. De uitgestrekte opgetilde grasvelden bieden een prettige ontsnapping aan het stedelijk maaiveld en geven indrukwekkend uitzicht op stad en haven: de schaal en relatieve leegte van het park sluiten aan bij de strenge massa’s van de Marconitorens die nooit mooier waren dan vanaf deze afstand en op deze hoogte. Waar de voet van het park kleinschaliger is en op lokale gemeenschappen is gericht met een speeltuin en volkstuintjes, is het landschap op het dak abstracter en meer grootstedelijk. De woonboulevard onder het park is aangenaam afwezig. (Misschien is het vooral het park dat profiteert van de afzondering van gebouw en dak.)

Het Midden – scheiden en verbinden
In het midden van het park zijn een aantal verschillende elementen zijn geconcentreerd: een brede trap en een plein, een Mediterrane tuin, een kruidentuin en een tweetal horecavoorzieningen in een glazen bouwvolume. Een vijver loopt uit in een waterpartij die over de treden naar beneden stroomt. Hier is de verbinding tussen straat en dak het meest hecht. Er is zelfs een verborgen luik naar de benedenwereld: via een bescheiden trap kunnen de woonwinkels aan de Vierhavenstraat worden bereikt. Hopelijk kunnen de geplande gebouwen aan de uiteinden van de strook op een vergelijkbare manier invulling geven aan de complexe mix van afzondering en verbinding die de sleutel lijkt tot het succes van zowel het geheel als van de twee afzonderlijke delen waaruit ze bestaat. Één plus één moet af en toe tweeënhalf zijn.

Ondertussen is Nederland een nieuw winkelconcept rijker. Het is zaterdagmorgen, Nederland ontwaakt, en op het dak van een Rotterdamse strip mall knabbelen drie konijnen aan de onderste blaadjes van een nauwkeurig gemanicuurd struikje.

Foto van Facebookpagina Dakpark