Feature

‘Commons’ is not a noun – it is an action

Hoe zal de toekomstige stad eruit zien? Wat betekent het massale verzamelen van data voor haar bestuur, voor de democratie en voor de stedelijke ruimte? Wie verzamelt de Big Data en met welk doel? En hoe ‘open’ is onze zogenaamde ‘open maatschappij’ eigenlijk? Over deze en andere vragen sprak Christine Boyer tijdens haar lezing Approaching the city in the 21st Century. Open Societies, Common Spaces in Het Nieuwe Instituut.

We sat drinking coffee in the square by the abbey watching this cctv camera watching everyone.” Foto Brian Snelson

Christine Boyer (Princeton University) is gespecialiseerd in de geschiedenis van de stad, stads- en regioplanning, erfgoed, informatietechnologie en systeemtheorie. In haar lezing Approaching the city in the 21st Century. Open Societies, Common Spaces ging het vooral om de stad en Big Data. Haar voordracht zelf was een verpletterende hoeveelheid informatie, uiterst gecondenseerd en compact gepresenteerd, over de start van haar onderzoek naar de stad van de 21e eeuw.

Ik belicht maar één aspect uit het vuurwerk van ideeën: de samenhang tussen data, macht en perceptie. Terwijl we volgens Boyer (die weer filosoof Michel de Certeau en architect Rem Koolhaas citeerde) niet in staat zijn een definitie van het complexe systeem ‘stad’ te formuleren, lijkt het overduidelijk dat de betekenis van de stad alleen maar zal toenemen. Dit heeft niet alleen met de globale toename van de stadsbevolking te maken, een trend die zich overal ter wereld laat zien, maar ook met de gewaarwording dat steden bestuurlijk en economisch wellicht een attractief alternatief kunnen vormen voor disfunctionerende nationale staten en logge supranationale samenwerkingen, zoals de Europese Unie.
Attractief omdat de enkele stad de potentie heeft, herkenbaar en wellicht beheersbaar te blijven, én omdat steden onderling vaak nu al internationale samenwerkingen aangaan. De stad verenigt dus de voordelen van lokale en internationale aspecten. Hierdoor zal macht verschuiven in de richting van de burgemeesters en de lokale besturen.

Om een complex systeem als een stad te kunnen besturen en zinvolle beslissingen te kunnen nemen, is men, aldus Boyer, steeds meer aangewezen op computer gegenereerde data. Die data stromen binnen via nummerbordherkenning van auto’s, informatie van het geautomatiseerde openbaar vervoerssysteem, metingen van luchtvervuiling, geluid en koolmonoxide en natuurlijk via camera’s. Santander in Spanje is een zogenaamde Smart-City. Zo heeft Santander in 2014 meer dan 12.000 sensoren in de binnenstad opgesteld om de stad zo effectief mogelijk te kunnen besturen. De sensoren zijn geïnstalleerd en worden beheerd door private ondernemingen. Maar ook wij, de burgers, worden meer en meer tot leveranciers van data via telefoons, internet, social media en position logs. We worden sensoren. En dit is maar het begin.

foto ByronV2

Deze ontwikkelingen vinden plaats onder de noemer van de bestuurbaarheid, het verbeteren van het dagelijkse leven en vooral het gemak van het verkrijgen en delen van informatie. Maar het gaat al lang niet meer om de communicatie van mensen onderling of van mens naar machine; het Internet of Things is een realiteit, de communicatie van machine-to-machine. Wereldwijd zijn volgens Boyer meer things per computertechnologie met elkaar verbonden, dan er mensen leven. En dat is maar 1% van de dingen die verbonden zouden kunnen worden. Een ongelooflijk interessante groeimarkt.

Informatie is allesbehalve waardevrij. Internationaal opererende concerns monopoliseren die data –  genereren,  filteren en  verstrekken. En ze bepalen met hun algoritmen de informatie die tot ons komt.  Meer en meer zien we de stad alleen nog maar door de bril van technocraten. Bedrijven sturen onze waarneming. En bestuurders raken verslaafd aan de door bedrijven geleverde data. Van al deze feiten zijn we ons veel te weinig bewust, volgens Boyer. Laat staan dat we ons een voorstelling maken wat dit betekend voor de fysieke openbare ruimte, maar ook voor de ‘open samenleving’ en de democratie.

In hoeverre kun je in een situatie waarin data mining, analyse en verstrekking uitgevoerd wordt door enkele, winst gedreven concerns, spreken van een ‘open society’? Gaat deze ontwikkeling  leiden tot steeds meer private macht in het publieke domein? Hoe kan een bestuur zichzelf en haar burgers beschermen tegen (machts)misbruik als het bestuur gelijktijdig afhankelijk is van deze data? En is eigenlijk alles wat in een stad gebeurt en wat de stad uitmaakt te vatten in algoritmen? Kan alles wel gemeten en geadresseerd worden als een technocratisch probleem? Willen we in een stad leven die alleen wordt ervaren vanuit hyper-rationalistische gezichtspunten? Boyer stelde veel vragen, maar gaf (nog) geen antwoorden.

afbeelding van website Fed4Fire

In de discussie volgend op de lezing werden een aantal standpunten gerelativeerd: niemand – inclusief de spreker – ontkende de positieve aspecten van het internet en de waarde van de bottom-up bewegingen, als een voorbeeld van de open society die juist door het digitaal delen van informatie zo’n boost hebben gekregen. Maar de gevaren worden onderschat of zijn volgens Boyer simpelweg nog buiten onze voorstellingskracht: ‘I am trying to scare you.’

Het aspect van de common space werd minder belicht dan de titel van de lezing liet vermoeden. Wat is eigenlijk common space of commons? Afkomstig van de historisch juridische term common land voor gezamenlijk gebruikt weide- of jachtland worden hieronder nu volgens wikipedia (leve het internet!) de culturele en natuurlijke bronnen verstaan die voor alle leden van een maatschappij toegankelijk zijn. “Commons’ is an action”, formuleerde Heidi Sohn, mederedacteur van het architectuurtheoretische journaal Footprint tijdens de discussie.

Boyer wees vooral op de gevaren die de kijk van technocraten en winst georiënteerde bedrijven op onze steden zal hebben. De politieke gevaren – de Big Data in handen van een dictator – noemde ze tot mijn verbazing niet. Een verschil met eerdere onderzoeken is wellicht dat Boyer door haar historische én IT-achtergrond de relatie stad – data – democratie ook kwantitatief gaat uitzoeken. Ik ben benieuwd wat haar conclusies concreet voor de openbare ruimte zullen betekenen.