Recensie

De wereldtentoonstelling: onvervangbaar klassiek

In Milaan opende begin vorige maand de 34e editie van de Wereldtentoonstelling. Met als motto ‘Feeding the planet, energy for life’ richt de Expo 2015 de aandacht op voedsel. Het thema is actueel, belangrijk én prikkelend. De deelnemende landen vertalen dit met presentaties over voeding, landbouwontwikkeling, duurzaam beheer van natuurlijke bronnen en voedselveiligheid. Zoals gebruikelijk op wereldtentoonstellingen is er veel te zien, maar de zintuiglijke ervaring van voedsel en de serieuze programmering laten soms wel wat te wensen over.

Expo 2015 – foto’s Bas Kegge

De uitvoering van de Expo 2015 is als voorgaande edities: een groot terrein met voor de meeste landen een zelfstandige kavel waarop een bijzonder vormgegeven tijdelijk paviljoen is gebouwd. Deze opzet wordt steeds vaker bekritiseerd. Voorgaande edities leken in toenemende mate een expositie van elkaar met architectuur beconcurrerende paviljoens te worden. Zelfs de hele idee van de wereldtentoonstelling is aan kritiek onderhevig; het zou een achterhaald nationalistisch evenement zijn.

Om de nadruk op vormgeving uit te bannen, stelden de ontwerpers van de Expo 2015 een radicaal alternatief voor: een grote wereldtuin. Het ontwerpteam met Jacques Herzog, Ricky Burdett, William McDonough en geleid door Stefano Boeri, presenteerde in 2009 het concept masterplan. Als referentie voor de verkaveling werd teruggegrepen op Romeinse stedenbouw, de kruising van twee straten, decumanus en cardo. De architectuur werd een minimale rol toebedeeld. Alle landen werden ondergebracht in kassen op even grote kavels. Luchtige tentendaken moesten de kruisende straten overspannen. Het radicale plan kreeg niet de gewenste ondersteuning, waarop het ontwerpteam in 2011 stopte. Van het oorspronkelijke plan zijn alleen de twee kruisende straten met tentdaken gerealiseerd. De meeste landen presenteren zich ‘klassiek’ in zelfstandige paviljoens die zich – uiteraard – van elkaar onderscheiden. De klassieke expo-opzet lijkt moeilijk vervangbaar.

De paviljoens
Het gebied van de Expo bevindt zich in de periferie ten noordwesten van het stadscentrum. Het terrein meet circa 1700 bij 350 meter. Wie van de 145 deelnemende landen wil proeven, moet uitermate selectief zijn of meerdere dagen gaan. Opvallend is de beperkte mate waarin voedsel daadwerkelijk kan worden geproefd of zelfs wordt getoond. Authentieke geuren zijn zo goed als afwezig. In de meeste paviljoens is een bar aanwezig waar iets van het desbetreffende land genuttigd kan worden. Dit is niet omdat deze editie toevallig over voedsel gaat, op een wereldtentoonstelling is een bar met landseigen voedsel en drinken standaard.

Veel landen pogen publiek naar binnen te krijgen middels de architectuur van het paviljoen. Maar wat als de mensen binnen zijn? Welke boodschap wil men overbrengen, welk verhaal wil men vertellen? Het blijkt moeilijk het publiek werkelijk te bereiken: publiek naar binnen krijgen en dat van een ervaring te voorzien, lijkt de voornaamste doelstelling. Veel landen maken gebruik van multimediale presentaties die soms wel een half uur in beslag nemen. Van deze films laat het merendeel nauwelijks een blijvende indruk achter. Zonde van de tijd. In het geval van Japan nadert een van de presentaties een geënsceneerde televisie uitzending. Publiek wordt gevraagd gezamenlijk een menu samen te stellen, waarmee een poging wordt ondernomen het publiek met elkaar te verbinden.

Het overgrote deel van de paviljoens kan worden doorgeslenterd op eigen tempo. Frankrijk, Polen, Rusland of Argentinië zijn landen met wat traditionelere exposities, waarin typische producten worden geëxposeerd of wordt ingegaan op de voedselproductie van het land. Paviljoens als van Brazilië of China zijn zo groot dat ruimtes met groot gebaar zijn ingevuld. In het geval van Brazilië is er een begaanbaar net in gespannen dat erg populair is. Het complexe Italië paviljoen dat als enige na afloop van de Expo blijft staan, trekt grote aandacht. Binnen is er een duizelingwekkende cultuurshow.
Zoals Jacques Herzog in een recent interview met Uncube Magazine verwoordt, is het de vraag wat er van het thema blijft hangen bij de bezoekers na al die indrukken. Hieronder volgt een beschrijving van vijf opmerkelijke paviljoens in een geruchtmakende Expo.

Bahrein
ontwerp: Anne Holtrop en Anouk Vogel
Het ontwerp heeft aan de buitenkant een geruststellende onaantrekkelijkheid. Nagenoeg geheel gesloten en geheel van beton, lijkt het paviljoen als één van de weinige nog aansluiting te vinden op de ideeën van het oorspronkelijke masterplan. Binnen zijn elegant slingerende betonwanden gebruikt om ruimtes te maken. In tien patio’s zijn voor Bahrein kenmerkende fruitbomen geplant waaronder dadelpalmen, olijfbomen en vijgcactussen. Ook groeien er druiven, citroenen, papaja’s, bananen en granaatappels. Het paviljoen weet als een van de weinige voedsel heel direct te presenteren. De tentoonstelling is uitgebreid met archeologische vondsten en een onderhoudende documentaire over agricultuur gemaakt door Armin Linke.

Groot Brittannië
ontwerp: Wolfgang Buttress met Tristan Simmonds en BDP architects
De kavel is opgedeeld in drie delen: een publieke stadstuin aan de straat, een omsloten tuin en een ruimtelijke installatie. De bezoeker wordt door cortenstalen plantenbakken over de kavel gevoerd. In de binnentuin zijn deze een meter hoog en wie er goed oplet, wordt op subtiele wijze bewust van het onderwerp dat het Britse paviljoen aansnijdt. Achterin het paviljoen staat een hightech installatie, geïnspireerd op een bijenkorf. De installatie geeft via een glasvliesverbinding de trillingen door van een bevolkte bijenkorf. De technologie is ontwikkeld om de gezondheid van bijenkorven te onderzoeken zonder ze te hoeven openen. Bijen spelen een sleutelrol in het ecosysteem, maar worden met uitsterven bedreigd. Het is een indrukwekkende bijdrage zonder multimediale bombarie, een fraaie combinatie van kunst, technologie, tuin- en architectonisch ontwerp.

Verenigde Arabische Emiraten
ontwerp: Foster+Partners
De Verenigde Arabische Emiraten bouwde voor de tweede keer een paviljoen dat ontworpen is door het bureau van Norman Foster. Foster+Partners lieten zich inspireren door woestijnlandschappen. Het rood betonnen gebouw bestaat uit twaalf meter hoge golvende betonwanden die het gevoel van een woestijnkloof moeten oproepen. Via deze kloof bereikt men een bioscoop. Op een panoramisch filmdoek worden de veranderingen van het land getoond. Wachtend publiek wordt buiten met een openluchtexpositie bezig gehouden. Het gebouw probeert allerlei duurzame principes te benutten met regenwateropgang en zonnecellen, maar daar krijgen de bezoekers weinig van mee. Architectonisch is het een prachtig paviljoen, maar het voedselthema blijft wat op de achtergrond. VEA is gastland voor de Expo 2020 in Dubai met als thema ‘Connecting Minds, Creating the Future’.

Nederland
ontwerp: Bureau Totems
Aanvankelijk zou Nederland niet naar de Expo 2015 gaan, maar eind november 2014 kwam vanuit het bedrijfsleven alsnog het initiatief om mee te doen. De presentatie is uniek in zijn soort. De facto is op de kavel nauwelijks iets van een paviljoen aanwezig. Gespeend van een omvattend idee is de kavel bezet door iets dat veel weg heeft van een Food Truck Festival en verbeeldt waar Nederlanders bedreven in zijn: lummelen in een stadspark. Een poffertjeskraam staat ongegeneerd met de achterkant naar de belangrijkste straat, nog voor men de ‘Holland poort’ passeert. Tussen de designfietsen in kan men overgaan tot platvloerse consumptie van bier, patat, stroopwafels en dergelijke. Hoeveel kennis er de afgelopen vijftig jaar op agrarisch gebied ook is ontwikkeld, voor serieuze antwoorden kunnen we bij het Nederlandse paviljoen niet terecht.

Slow Food
ontwerp: Herzog & De Meuron
Dit paviljoen werd in opdracht van de Slow Food beweging van Carlo Petrini tot stand gebracht. De kavel ligt aan een van de uiteinden van de langste as van het Expoterrein. Het ontwerp bestaat uit drie, geheel in hout opgetrokken schuren, gepositioneerd op een driehoekig plan. Elke schuur heeft een specifieke functie: theater, expositie en proeverij. De ruimte tussen de gebouwen is ingericht met houten groentebakken. Het publiek kan in de expositie kennis tot zich nemen over biodiversiteit en uiteraard producten aanschaffen als wijn of kaas. De vruchtbare samenwerking tussen architect en opdrachtgever is goed af te lezen aan het geraffineerde eindresultaat. Het Slow Food paviljoen is een verademing in de Expo dat de bezoeker in een rustiger tempo brengt. De fraai uitgevoerde gebouwen worden na afloop gedemonteerd en herplaatst in Italiaanse schooltuinen die door Slow Food worden begeleid.

Rotterdam2025
Op de Expo 2015 zijn mooie dingen te zien: fraaie presentaties, prachtig ontworpen paviljoens. Veel landen hebben zich ingespannen om bezoekers met multimediale voorstellingen en architectuur te vermaken. Na twaalf uur Expo komen enkele vragen op als: voor wie is dit nu allemaal bedoeld? Waarom willen landen zo graag een wereldexpo organiseren? Het evenement vergt een kostbare financiële investering en kost ook nog zo’n zeven jaar voorbereiding. Succes wordt veelal afgemeten aan de bezoekersaantallen, maar sinds China in 2010 een onovertroffen hoeveelheid mensen ontving, hoeft dat geen streven meer zijn. De verwachte 29 miljoen bezoekers in Milaan zullen het nodige geld de stad in brengen, maar heeft een stad vijf jaar na afloop ook nog iets aan het tijdelijke evenement?

Een tweede vraag die oprijst is of Rotterdam zich kandidaat moet stellen om de Expo 2025 te gaan organiseren. Vorig jaar nam een aantal ondernemers hiertoe het initiatief. Het evenement zal zeker goed zijn voor de lokale economie en het imago van Rotterdam. Zou het niet nog beter voor de stad zijn, wanneer de investeringsenergie die de ondernemers nu weten op te brengen, gebruikt wordt om het beoogde gebied Stadshavens te ontwikkelen? Dit vraagt naast een Expo-thema dat breed publiek weet te trekken, ook om een duurzame visie en ondersteuning van de politiek. Alleen op deze wijze kan het motto ‘World Expo Rotterdam 2025: where ambition turns environmental challenges into economic opportunities’ ook daadwerkelijk worden waargemaakt.

Paviljoen Japan