Feature

Driemansgesprekken tussen mens, techniek en natuur

Zijn wereldtentoonstellingen in het derde millennium louter kermis of inhoudloze megashows geworden met spectaculaire presentatietechnieken die de boodschap verdringen, zoals sommige journalisten en documentairemakers graag beweren? Johanna Kint over het fenomeen wereldtentoonstelling.

In het Japanse paviljoen op de Expo Milano 2015. Foto Bas Kegge.

Niet vermaak, maar een mengel van opvoeding én vermaak – Hubertus von Bohmer geeft er de term ‘edutainment’ aan – staan op de eerste plaats, naast de onvermijdelijke economische uplift en de verregaande renovatie van de stedelijke infrastructuur in de regio van tentoonstellen. Geen sterker bewijs dat een wereldtentoonstelling maatschappelijk gesproken nog steeds een belangrijke instructieve functie te vervullen heeft en in de eenentwintigste eeuw niet afglijdt tot een of andere vorm van platvloers spektakel, zijn de doelstellingen en het ideologisch kader waarin deze manifestaties zijn ingebed. Of zoals Pieter Van Wesemael in zijn proefschrift Architectuur van instructie en vermaak. Een maatschappijhistorische analyse van de wereldtentoonstelling als didactisch verschijnsel (1789-1851-1970) stelt: ‘Zonder thematische of narratieve meta-kaders waarin het tentoongestelde gekoppeld wordt aan actuele sociaal-culturele, economische of technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen en problemen die het grote publiek raken, verliest de expo haar maatschappelijke relevantie en samenhang’.1

‘Feeding the Planet, Energy for Life’ is het hoofdthema van Expo Milano 2015.
Op de website lees je: “Expo Milano 2015 will provide an opportunity to reflect upon, and seek solutions to, the contradictions of our world. On the one hand, there are still the hungry (approximately 870 million people were undernourished in the period 2010-2012) and, on the other, there are those who die from ailments linked to poor nutrition or too much food (approximately 2.8 million deaths from diseases related to obesity or to being overweight in the same period). In addition, about 1.3 billion tons of foods are wasted every year. For these reasons, we need to make conscious political choices, develop sustainable lifestyles, and use the best technology to create a balance between the availability and the consumption of resources.”

In de lijn van Hannover 2000, Aichi 2005 en Shanghai 2010 zet ook de wereldtentoonstelling te Milaan het driemansgesprek tussen mens, techniek en natuur verder. Expo 2000 Hannover maakte van Agenda 21 de basis van haar sleutelthema: ‘mens – natuur – technologie – een nieuwe wereld verrijst’. Mens, techniek én natuur vormen een driehoeksverhouding die in evenwicht moeten komen, toegelicht in een wijd tentoonstellingsspectrum van de mens en zijn levensbehoeften, de mens en zijn biosfeer, zijn voeding, de energie, de toekomst van werk en gezondheid, zijn bewegingsvrijheid en communicatievermogen.

Met ‘Beyond Development: Discovering Nature’s Wisdom’ wenstte Aichi in 2005 op mondiaal niveau het accent te leggen op ‘wisdom networks’ waarbij de aandacht gevestigd blijft op de mens en zijn biosfeer, energie, populatie, basisbehoeften en andere kwesties van wereldbelang, met klemtoon op Aziatische perspectieven. “Expo 2005 seeks to integrate cutting-edge technology with nature and tradition to create a human interface with nature for arts, technology, and science that will draw upon nature’s wisdom and human creativity to enhance the art of life”.2 Shanghai vestigde in 2010 de aandacht op ‘Better City, Better Life’ of leefbare steden in de 21ste eeuw, met de speelse en creatieve ‘Happy Street’ van kunstenaar en architect John Körmeling en Rijk Blok als een van de blikvangers van een sociaal en cultureel duurzaam georganiseerde stad.

Wereldexpo Osaka 1970. Foto M. Louis

Deze derde millennium wereldtentoonstellingen zijn alle ontworpen als samenhangende verhalende presentaties en reiken verder dan een virtuele show met elektronische gadgets. Meteen is de toon gezet van de aanpak, of liever de procedure tot aanpak en participatie. Niet langer wordt gevraagd aan de landen die deelnemen om aan productwerving en presentatie te doen. Wat wel wordt gevraagd is beeld en opinievorming. Image building primeert op het verzamelen en uitstallen van producten. Deze presentatiewijze bereikte een hoogtepunt met Hannover maar is verre van nieuw en kent haar oorsprong in feite al tijdens de wereldtentoonstelling van Osaka in 1970.

Voor 1970 deden wereldtentoonstellingen aan wat men citizen education noemt. Het publiek bezocht de tentoonstelling en kon zich in een geest van solidariteit en collectiviteit vergewissen hoe modernisering en vooruitgang mogelijk waren, zonder de schaduwzijde van grootscheepse vervuiling van stad en landschap die toen nog niet ter sprake kwamen. Deze trend bereikte een hoogtepunt met Expo 58 te Brussel: in het teken van het ‘Atoom=Hoop’ en dus het onuitputtelijk (gewaand) economisch potentieel van kernenergie werden in het wetenschappelijk paleis, het Atomium en in de paviljoenen van de participerende landen, met als koploper het USA paviljoen in volle Koude Oorlogsjaren, reactors en reactormodellen tentoongesteld.

Inmiddels is deze manier van presenteren volledig achterhaald. Marshall Mc Luhan luidde eind jaren zestig een nieuw tijdperk in van globalisering en mondialisering, met als gevolg een totaal andere aanpak, ook voor wat het tentoonstellen betreft. Voortaan wordt uitgegaan van de belevingswereld van het, door media omgeven, individu. Productgerichte tentoonstellingen, zoals dat voor 1970 nog schering en inslag was, zijn volledig achterhaald, verouderd en dus uitgerangeerd. In onze gedigitaliseerde wereld hebben tentoonstellingsmakers niet langer de behoefte om wetenschappelijke innovaties te verspreiden of om het publiek vertrouwd te maken met nieuwe gebruiksgoederen en diensten. Spel en participatie zijn de inzet tot creatieve situaties die de expobezoeker uitdagen tot nadenken over zichzelf en zijn leefsituatie.

Tentoonstellingen zijn multisensoriële environments geworden die de huidige wereld, haar problemen en toekomstmogelijkheden, op een originele en vernuftige wijze in beeld brengen. Er worden fundamentele vragen gesteld over de toekomst. Zij opereren als een forum voor wat de vooruitgang in de eenentwintigste eeuw te bieden heeft. Wereldtentoonstellingen hebben niet de pretentie voor alle vragen pasklare antwoorden aan te reiken. Veeleer werken zij op een creatieve manier ideeën uit of bieden zij scenario’s aan hoe de aanpak naar een duurzame wereld in dit nieuwe millennium moet of zou kunnen geschieden. Techniek moet veranderen, maar ook de maatschappelijke context waarin deze plaatsvindt. En bovenal is het de expobezoeker zelf bij wie de noodzaak tot trendbreuk in het gedrag en in de eigen instelling moet doordringen.