Michiel Hulshof en Daan Roggeveen hadden eerder prettig en succesvol samengewerkt aan How the city moved to mr. Sun, een boek waar de urbanisatie van China vanuit verschillende perspectieven aan de hand van persoonlijke portretten wordt schetst. Na wat omzwervingen is het idee ontstaan om de invloed van de Chinese planning in Afrika op de korrel te nemen. De voor mij liggende publicatie, een themanummer van het tijdschrift Urban China, is een voorproefje of beter gezegd een tussenstand van hun onderzoek. Een echt boek over het onderwerp zal meer tijd vergen en later volgen.
Over de Chinezen in Afrika bestaat grofweg het beeld dat ze alleen in het continent geïnteresseerd zijn om zoveel mogelijk grondstoffen voor hun eigen op volle toeren draaiende economie zeker te stellen. Het beeld dat naar voren komt uit de gedegen en vlot leesbare artikelen in het Urban China themanummer ‘Chinese urbanism in Africa’ is genuanceerder. Zo bestaat al ongeveer een halve eeuw een steeds sterker wordende relatie tussen China en enkele Afrikaanse landen. En het zijn niet alleen Chinezen die naar Afrika afreizen onder het mom van hun zogenaamde ‘going out strategy’; het is geen eenrichtingsverkeer. De Chinese overheid verstrekt bijvoorbeeld beurzen aan Afrikaanse studenten om te studeren aan Chinese Universiteiten. Met dit charmeoffensief laat China zich ook van een zachte kant zien. In deze publicatie komt dan ook de Afrikaanse gemeenschap in China, studenten en ondernemers, aan het woord.
Dat Chinese bedrijven zich richten op Afrika is dus niet alleen omdat de bodem daar vol zit met grondstoffen. Afrika is namelijk ook een flink groeiende markt dankzij de sterk opkomende middenklasse. En in China is de markt her en der inmiddels verzadigd. Zo is in Shanghai al het constructiewerk aan de infrastructuur wel zo ongeveer voltooid, dus moeten die gigantische conglomeraten van wegenbouwers op zoek naar nieuwe markten om hun machine draaiende te houden. En dat doen ze dus in Afrika.
Niet alleen snelwegen worden door de Chinezen aangelegd, complete stukken stad naar Chinese voorbeelden verrijzen er aan de randen van Afrikaanse steden als Lagos (Nigeria) en Nairobi (Kenia). Ook even buiten Luanda (Angola) bouwen Chinese ontwikkelaars met Chinese bouwers aan duizenden nieuwe appartementen – in de eerste fase alleen al zo’n 20.000 – en daarmee is het project het grootste nationale reconstructieproject in Angola sinds de het einde van de burgeroorlog, een oorlog die het land van 1975 tot 2002 in zijn greep hield. Het project bereikte ook de Westerse media en werd daar bestempeld als spookstad omdat de beelden vooral lege gebouwen en lege straten lieten zien. Volgens een medewerker van het Chinese ontwikkelbedrijf die in een interview aan het woord komt, waren het beelden van vlak voor de oplevering en zijn de woningen daarna in rap tempo verkocht en bewoond. De negatieve beeldvorming wijt hij aan jaloezie, omdat de Chinezen in hoog tempo de markt overnemen van partijen die daar van oudsher zaken deden, zoals Portugal, Brazilië, maar ook de VS, Zuid-Afrika en Europese landen.
In Addis Ababa (Ethiopië) heeft de Chinese overheid, als cadeautje, een 200 miljoen Amerikaanse dollar kostend hoofdkwartier voor The African Union gebouwd. Met 99,9 meter het hoogste gebouw van de stad en dus vanuit de wijde omtrek zichtbaar als symbool voor de steeds hechtere band tussen China en Afrika. Het gebouw is ontworpen door Chinezen en grotendeels gebouwd door Chinese bouwvakkers met uit China geïmporteerde materialen.
Maar de Chinezen bouwen niet alleen, of halen grondstoffen uit de bodem, ze creëren ook handel. Lekki Free Zone in Nigeria is een van de ‘Special Economic Zones’ in Afrika die werd geïnitieerd door Chinezen. Naar het voorbeeld van de SEZ in Shenzhen of – in een verder verleden – Gibraltar en Singapore. Het is een belastingvrije zone achter een hek, bedoeld om buitenlandse bedrijven en investeringen naar Nigeria te trekken. Vooral voor bedrijven uit China is het een veilige haven. Op de hier geproduceerde artikelen kunnen ze nu ‘made in Africa’ zetten, een prettige bijkomstigheid. Lekki Free Zone ligt 60 kilometer van de chaotische hoofdstad Lagos en functioneert als een veilige, groene en ruime satellietstad van zo’n 3.000 hectare, met niet alleen een bedrijventerrein, maar ook woningen en voorzieningen voor duizenden bewoners. Handig gelegen nabij de toekomstige internationale luchthaven van Lagos en voorzien van een eigen haven. Alles bedacht en gepland en gebouwd door Chinezen, maar dan op Afrikaanse bodem. Naast Nigeria beschikken ook Algerije, Egypte, Ethiopië, Zambia en Mauritius over SEZ’s. Nigeria en Zambia hebben elk zelfs twee.
Niet alleen in opkomende landen, ook in gevestigde economieën als de Zuid-Afrikaanse nemen Chinezen het initiatief. Een futuristisch woningbouwproject vlakbij Johannesburg (in Modderfontein) wordt ontwikkeld door Zendai Group, een grote private onderneming uit Shanghai. Waarom in Zuid-Afrika? Het bedrijf is blij dat ze zo’n groot stuk grond konden bemachtigen in een politiek stabiel land, dat ook nog eens het meest moderne van Afrika is. De combinatie van grondstoffen en afzetmarkt maakt Afrika zo aantrekkelijk voor Chinese ondernemers. En de Chinezen brengen het kapitaal en de knowhow om te ontwikkelen en te bouwen.
De uitwisseling bereikt, zoals gezegd, ook Chinese bodem. Bestuurders uit Afrika gaan kijken in China, op zoek naar voorbeelden en inspiratie. En ondernemers uit Afrika reizen naar China voor (vaak goedkope) producten om in Afrika te verhandelen. Alles van telefoons, kleding, meubelen tot aan huishoudelijke apparaten en tegels wordt naar Afrika verscheept. In hun charmeoffensief hebben de Chinezen ook een uitwisselingsprogramma voor journalisten opgezet en worden studiebeurzen uitgedeeld. Wie wil studeren in China, wordt het heel makkelijk gemaakt. Daarmee bieden ze een welkom alternatief voor de veel duurdere opleidingen in het Westen. Even een formulier invullen en de toelating inclusief studiebeurs is al min of meer geregeld. Dankzij het leren de taal (studieprogramma’s zijn in het Mandarijn) en de cultuur ter plekke in China, maakt het de samenwerking eenmaal terug in Afrika ook weer makkelijker. De brug is geslagen. Inmiddels studeren al 40.000 studenten uit Afrika in China. En vanaf nu worden elk jaar 18.000 nieuwe studenten uit Afrika voorzien van een vierjarige studiebeurs om te komen studeren.
‘Chinese Urbanism in Africa’ is een publicatie met gedegen onderzoeksjournalistiek over de invloed van Chinezen in Afrika door de ogen van twee Europeanen. Deels tweetalig (Chinees en Engels) en deels alleen in het Chinees verschenen. Het redactioneel van Kang Xiaoming moet ik daarom helaas overslaan en de reclameboodschappen in het eerste katern zijn niet aan mij besteed. Het tijdschrift is mooi vormgegeven, met prachtige foto’s (van onder andere Lard Buurman) en heldere, inzichtelijke infographics. Een grote uitvouwposter die niet zou misstaan op een tentoonstelling verbeeldt de eeuwenoude relatie tussen China en Afrika in het licht van wereldwijde (politieke) ontwikkelingen. Het laatste katern is weer geheel in het Chinees. Ik herken nog een foto van Ole Bouman, maar kan uit het onderschrift niet opmaken wat er over hem geschreven wordt. De nieuwsgierigheid is gewekt. Grote vragen zijn opgeroepen. Zijn de inspanningen van China een nieuwe vorm van kolonialisme of zien we hier de nieuwe grootmacht bijdragen aan de ontwikkeling van de opkomende economieën in Afrika? En is het feit dat ze toegang hebben tot grondstoffen en een grote, nieuwe afzetmarkt alleen een handige bijkomstigheid? En wat betekent dat voor Europa en meer in het bijzonder Nederland, waar we overtuigd zijn van onze bijzondere kennis over grootschalige gebiedsontwikkeling (in combinatie met wateropgaven) en woningbouw? Ik kijk al uit naar het uiteindelijke boek.