Recensie

Verwoeste huizen in Leiden

Museum De Lakenhal in Leiden gaat binnenkort dicht voor een ingrijpende verbouwing en uitbreiding. Drie panden die voor de nieuwbouw plaats moeten maken zijn op verzoek van het museum door kunstenaar Marjan Teeuwen getransformeerd tot een architectonische installatie; een requiem voor de te slopen gebouwen en een feestelijke start van de nieuw- en verbouw.

foto Hielco Kuipers

De installatie bestaat uit twee met elkaar verbonden delen. De entree is via het kleinste pand dat op een herkenbare wijze en vrij letterlijk verwoest is: er zijn gaten in de muren geslagen, vloeren zijn ruw doorgezaagd en op de eerste verdieping hangt een beschadigde keuken aan de muur. Een deel van de verdiepingsvloer zweeft, inclusief doorgezaagde balken, aan draadstangen op een meter boven de begane grond. Hierop liggen ‘de schatten’; de tijdens het werk aangetroffen oude stenen en tegels die verwijzen naar de historie van de panden. Dit deel van de installatie is anekdotisch en roept associaties op met slooppanden of met beschadigde gebouwen na een natuurramp.

De hoofdruimte beslaat de twee andere panden. Na het inbrengen van een staalconstructie heeft de kunstenaar hier door het wegbreken van wanden en vloeren een monumentale ruimte gemaakt. Het gesloopte bouwmateriaal, hoofdzakelijk gipsplaat en hout, is grotendeels opnieuw gebruikt en zorgvuldig gestapeld tot plastische volumes. De bakstenen en planken zijn langs enkele wanden geordend als een soort boekenkast. De houten vloeren zijn doorgezaagd en wisselend aan een zijde scharnierend opgehangen waardoor ze een kruis vormen. De achtergevel is nagenoeg geheel verwijderd en hier is een gefacetteerd volume (een ‘blob’ volgens de kunstenaar) gemaakt, minutieus gestapeld met, uit een vorig project afkomstige, lexaan-platen.

De bekendste voorganger van Teeuwen is Gordon Matta-Clark, de Amerikaanse kunstenaar die in de jaren 70 van de vorige eeuw door middel van breken en zagen interventies in slooppanden uitvoerde. Zijn projecten gaan op een ontregelende manier een dialoog aan met de architectuur door scheidingen tussen ruimtes te doorbreken en door op onverwachte plekken de buitenwereld binnen te laten. Anders dan Matta-Clark die met name daglicht en openingen gebruikt om de bestaande architectuur te destabiliseren is het Teeuwen vooral te doen om een autonome ruimtelijke installatie te maken met de oude gebouwen als materiaal. En juist het uitsluiten van daglicht en het uithollen van het gebouwde volume dragen bij aan het autonome karakter. De sterke gelaagdheid van de stapels bouwmateriaal en de hoekige vormen ervan geven, in combinatie met de grote organische ruimte en het kunstlicht, het gevoel van een kathedrale grot. Daarmee komt het werk dichtbij één van de referenties van de kunstenaar: de tot de verbeelding sprekende Carceri-prenten van Piranesi. Teeuwen lukt het om een soortgelijke ontregelende ervaring van materiaal en ruimte in een rijtje gewone panden in Leiden te realiseren.