Recensie

Strandpionieren

Bijzonder is het zeker: een kunstmatige duinarena met in het midden als dompteur het ijzeren sanitair van Joep van Lieshout en twaalf speciaal voor de gelegenheid bedachte bouwsels eromheen. Het zijn bewoonbare knutselbeesten die je per nacht kunt huren. Afzonderlijk beschouwd zijn deze slaapinstallaties romantisch, maar de ideeën waaruit ze voortkomen zijn nogal tam.

foto Ed van Hinte

Urban Campsite staat nog tot 1 september op het Amsterdamse Centrumeiland, dat bedoeld is als verbinding tussen het voltooide deel van IJburg en het volgende stuk nieuwe stad; vanwege de kosten laat dat nog op zich wachten. Deze camping, een expositie van kunstige cabines, doet het uitstekend als locatie om te overnachten. Dat heeft alles te maken met de populaire sociale overnachtingshandel Airbnb. Blijkbaar is de verleiding groot, want echt goedkoop is het niet. Een hut brengt 85 euro per nacht op, terwijl een vergelijkbaar standaardonderkomen op een gewone camping 30 euro kost. Cultuur is lijden. Zonder Airbnb en trouwens ook zonder het mooie weer, was een stek op Urban Campsite veel moeilijker te verkopen geweest. De organisatie was van zins met de installaties te laten zien hoe hedendaagse kunst een locatie kan veranderen. Om dat voor elkaar te krijgen is, zo valt van de expositie af te lezen, niet veel nodig.

Als makelij van land voor stad stagneert, is het een uistekend idee om het nieuw ontstane residu voor iets toepasselijks te gebruiken. Centrumeiland is nu de zanderige kop van een prachtig bijna knus schiereiland met moerassige terreinen langs de toegangsroute die met hekken zijn afgeschermd. Het strandeiland ligt op loopafstand vanaf de laatste tramhalte van IJburg enhet strandleven bloeit er dan ook al een aantal jaren. Er vinden regelmatig kleine festivals en andere evenementen plaats rond geïmproviseerde houten horeca. Het eerste formele betonnen gebouw is verrijzende.

foto Franklin Heijnen

Urban Campsite ligt aan het einde van het schiereiland. Rond het terrein ligt een dijk van zand, ter beschutting tegen de wind. Wie daarover een rondje loopt heeft een mooi uitzicht over het IJmeer, met Almere, Pampus en IJburg. En daarbeneden liggen in het afgeschermde dal de keuken met een terras, de receptie, een bezigheidskeet en de hutten, met hoog daarboven uittorenend Joeps roestdouches.

De hutten vormen best een aardige collectie, omdat er een staalkaart van verschillende ontwerpredeneringen achter zit. Het viel me alleen een beetje tegen dat het een bekende staalkaart is. Ik zag niks vreselijks, maar ik liep ook niet tegen verrassingen aan. Als het niet zo’n cliché was zou je kunnen zeggen dat alles binnen de architectonische comfortzone bleef.
We gaan het rijtje langs. De geometrische vorm is natuurlijk present. Studio Plots bouwde een kubus van planken die met tussenruimte loodrecht op het interieur zijn geplaatst. Buiten zijn de planken recht binnen hebben ze een profiel. De profielen definiëren vervolgens samen de welvingen binnen: een contrast tussen binnen en buiten. Komt vaker voor. Dan is daar de glimmende bol Universe 7 van Robert van der Horst. Hij staat verzonken in een plateau op een steigerconstructie – “ijle lijnen” – en kan draaien. Vanuit het bed in de bol kun je van het panorama over de zanddijk genieten in een richting naar keuze. Goahti heet de op een nomadenbehuizing van Lappen geïnspireerde knalrode kunststof kegel van Victor Leurs. Hij onderzoekt volgens het filmpje op internet (alles staat op urbancampsitesamsterdam.com) de mogelijkheden van materialen “die van zichzelf niet mooi zijn”. Zo’n uitspraak doet professionele vooringenomenheid tegen plastics vermoeden.

foto Franklin Heijnen

Over materiaalgebruik is meer te zeggen. Het is al een tijd gangbaar om het belang van hergebruik te benadrukken. Iets dat een leven achter de rug heeft opnieuw geboren laten worden heeft natuurlijk voordelen. Het is van alle tijden. Hele woonwijken in Caïro zijn immers van piramidesteen gemaakt. Op de Campsite heeft Mud Projects een boeivormige oude silo tot slaapcontainer omgebouwd. Geinig ding. Er zijn meer voorbeelden op deze kunstcamping. Refunct herkende de mogelijkheden van een stalen draadframe voor een vloeistofcontainer en dichtte het af met witte krimpfolie. Inderdaad kun je er dan in slapen. En dan zie je ook: er is er iets dwangmatigs binnengeslopen. Hergebruik móet. Het gevolg daarvan is de vervaardiging van objecten die beter en ook soms minder moeizaam tot stand zouden zijn gekomen indien niet voor dit principe was gekozen. Hergebruik wordt steevast gebracht als iets nieuws en origineels waar de wereld beter van wordt. Dat is niet altijd zo. Het is op dit moment teveel een doel op zich en daarmee een beperking.

Een object wordt beter als je uitdrukking geeft aan wat het kan zijn, zonder beroep te doen op de nieuwe functie van iets ouds. Het kan best zijn dat er iets bestaands is dat goed te pas komt. Wat dan nog? Hergebruik is belangrijk als grootschalige praktijk, in de context van het cultiveren van waarde. Je kunt erop ontwerpen. Voor de stijl van afzonderlijke objecten doet het er niet toe.
Het volgende kenmerk van de kampbouwsels zou je ‘accessoire’ kunnen noemen. Twee ervan zijn wat flauw. Frank Bloems hutje heeft een dak met vlieger als bijbaan. Je kunt hem oplaten en aan het hergebruikte frame vastbinden. In het ontwerp van Vince Vijsma is het dak van een grote tent te gebruiken als trampoline.
Interessanter is vanwege het principe van energie-integratie Superfire Camp van Venividimultiplex. Er is een stookplaats met een hot tub. Het warme water loopt vandaar door een grote zitbank rond het vuur verder naar een kleine hut en dan weer terug. Alles wordt warm volgens een gebruiksscenario.

foto Franklin Heijnen

Drie van de ontwerpen laten zich opvatten als miniaturen van de vruchten van architectonische vormlust. Het eerste is een zeshoekige koker op poten van Franka te Lintel Hekkert en Ronnie Krommené. De zeshoek duikt regelmatig op in ontwerpen van gebouwen, omdat het blijkbaar een vorm is die aanspreekt. Hij ontstaat in de natuur vanzelf als in een vlak aan alle kanten dezelfde belasting optreedt. Eén zeshoek is niet stevig. Eigenlijk ontstaat er pas een begin van een reden voor een zeshoek als er meer naast elkaar nodig zijn. De driehoek levert wel stabiliteit en dat is het kenmerk van het meest degelijke ontwerp van het stel, de Solid Family uit het doorlopende project Boomhuttenfest. Het is een uitgebouwd twintigvlak en dat werkt.
Rob Sweere bouwde een cabine op een zuil, een soort hele grote keukenmachine. Je komt binnen door een luik waar je vervolgens op gaat liggen. Je bent als het ware zelf het slot. Dan zit er onder en boven en links en rechts een patrijspoort om vanuit je bed door naar buiten te kijken. Het is een nogal dwingende vorm van vrijheid. Van de ontwerper mag je gelukkig ook onder de cabine zitten.
Nummer twaalf is gewoon een mooi huisje op poten met een scheve uitkijkschoorsteen. Zandzakken aan de voet zorgen voor verankering en accentueren het onderstel. Het ontwerp van Arjen Boerstra heeft weinig ludieke pretentie en werkt daardoor misschien wel het best.

foto Franklin Heijnen

Uit strandhuisjes als ontwerpthema valt meer te halen dan wat in Amsterdam te zien is. Onverwacht vernuft heb ik in geen van de hutten aangetroffen. Dat heeft er misschien mee te maken dat inzicht in de aard van de omgeving en de onderlinge samenhang tussen de ontwerpen niet of nauwelijks aan de orde zijn gekomen. Zoals je in industriewijken ziet, maar dan in het klein.
Tijdens één van de kampvuurgesprekken die op de Urban Campsite werden georganiseerd sprak architect Thijs Asselbergs over het ideaal van kustbewoning in Nederland. Die daagt uit tot het ontwikkelen van comfortabele tijdelijke bebouwing zonder de kwaliteit van de kust, het noodzakelijke gedrag van wind en zand, te verstoren. Met zulke overwegingen zou Urban Campsite als expositie minder conventioneel zijn geweest.