Feature

De 10 geboden van social design

Social Design is zo een begrip dat niemand goed kan definiëren. Hoe weet je als ontwerper dan of je verantwoord bezig bent? Ter afsluiting van de manifestatie Design for the Good Society werden tien geboden uitgereikt.

Dit was de vijfde en laatste bijeenkomst van het Utrechts Manifest dat de afgelopen 10 jaar ons een aantal mooie bijeenkomsten en evenementen heeft geleverd. Deze had de ambitieuze titel Design for the Good Society. Het werd dus een bijzondere en vruchtbare dag. Een redelijk bescheiden groep mensen voor zo’n belangrijke thema, ik schat zo’n tweehonderd, liet zichzelf acht uur lang vrijwillig opsluiten in een indrukwekkende, donkere en vooral warme oude fabriekshal terwijl de zon en de terecht befaamde Utrechtse terrasjescultuur ons buiten toelachte. Ter compensatie werd er een heerlijke en oogstrelende lunch aangelegd en werden we, al luisterend naar diverse sprekers, op het juiste moment voorzien van glazen water. De organisatie was dan ook beter dan vlekkeloos, het was responsief en inventief bij de kleine technologische en klimatologische uitdagingen die zich zo nu en dan aandienden. Als u, als lezer, deze opmerkingen overbodig acht is er nog wat werk te doen. Zoals we zullen zien tellen bij het ontwerpen voor de goede samenleving juist dit soort zaken.

De vragen die zich bij een dergelijk thema als Design for the Good Society opdringen zijn niet mis: Wat is eigenlijk een goede samenleving? Moet alles anders of volstaat lapwerk? Wanneer weet je dat een ontwerp goed is? Wanneer moet een ontwerp het gedrag van mensen doen veranderen, en wanneer moet het ontwerp zich schikken naar het gedrag? Een samenleving die zich op een open en niet vooringenomen manier over deze vragen buigt, timmert al aardig aan de weg. Blijkbaar waren de antwoorden op deze vragen al bekend bij de organisatoren want de dag werd afgesloten met het oplezen van tien geboden, die alle deelnemers konden nalezen in de leporello die werd uitgedeeld.
De 10 geboden:

  1. Zoek verbinding met de samenleving
  2. Ontwerp sociaal
  3. Handel duurzaam
  4. Verbind ethiek en esthetiek
  5. Streef naar betrokkenheid
  6. Wees kritisch
  7. Wees transparant
  8. Wees dienstbaar en bescheiden
  9. Wees volhardend radicaal
  10. Neem samen verantwoordelijkheid

Het is een mooie lijst, waarvan men mag vermoeden dat ieder welwillend homo designans die zichzelf als onderdeel van de wereld ziet, zich graag mee zou identificeren. Tegelijkertijd zal het niemand zijn ontgaan dat het hier gaat om eeuwenoude deugden die vooral in de toepassing binnen onze nieuwe en zich wrekende context om een eigen en specifieke invulling vragen. Wat die invulling zou kunnen zijn werd gedurende de dag verkend.

De eerste lezing was van de Brit Guy Julier (universiteit Brighton) over Design Citizenship. Hier openbaarde zich op heldere wijze het voortdurende dilemma van het ontwerp. Iedere ontwerpbeslissing geeft een antwoord op een situatie. Dit antwoord kan de beste bedoelingen in de wereld hebben maar schept zelf een moeilijk van te voren te voorspellen nieuwe context, of zoals Julier het met een hip neologisme beschrijft, nieuwe ‘socialiteiten’ d.w.z nieuwe sociale werkelijkheden. Daar geldt het adagium dat de weg naar de hel met goede voornemens is geplaveid: we weten niet altijd wat we teweeg brengen met onze goede bedoelingen. Om dat te weten te komen hebben we ervaring nodig en natuurlijk een open en kritische houding. In het door de crisis zwaar getroffen Deense havenstadje Kolding in het zuiden van Jutland, wordt de onderzoekende en exploratieve houding van de ontwerper nu zelfs in het lager onderwijs geïntroduceerd om daarmee de stad van een langzaam sterven te behoeden. De open en kritische houding wordt hier ingezet als redding voor de mensheid. Later op de dag benadrukte Nynke Tromp (technische universiteit Delft)dat die ontwerpende houding wat haar betreft zich vooral om het effect moet bekommeren dat een ontwerp ontketent als product. Effect driven design is een ontwerpende houding waarbij je niet slechts het bedoelde gebruik probeert te ontwerpen, maar vooral ook rekening probeert te houden met een zo volledig mogelijke verzameling effecten die het product in interactie met zijn context teweeg zal brengen. Maar ja, van effecten weten we dat ze heel vreemd kunnen uitpakken en niet zelden een soort schizofrenie aan de dag leggen, ze gaan alle kanten op en zijn zeer context en situatie gevoelig.

Om die reden was het aardig dat schrijver Bas Heijne, zoals hij zelf beweerde, gevraagd was in zijn lezing de problemen groter te maken en ze niet zozeer op te lossen. Ik wordt herinnerd aan Multatuli’s Minnebrieven waarin de schrijver de verlichtingsdenker Voltaire prijst voor het feit dat hij zijn leven geweid heeft aan het blootleggen van leugens en zelf nooit de pretentie heeft gehad zelf te weten hoe het wel moest. Dat zou, aldus Multatuli, immers toch alleen maar leugens hebben opgeleverd. Maar ja, hoe moeten we dan verder? Dat Heijne de problemen groter maakte, is ontegenzeggelijk waar.
De filosofische naïviteit waarmee vragen te lijf werden gegaan veroorzaakte gedurende de dag hier en daar wel jeuk. We hadden behoefte aan het excellente essay van Peter-Paul Verbeek in het begeleidende boek over de mediërende rol van de ontwerper. Heijne bracht het voorbeeld van een goed bedoelde gieter ter sprake. Hij was het tegengekomen in een ‘design’ winkel van een museum. De gieter had een extra lange spuit zodat de gelukkige eigenaar in staat zou zijn ook de bloemetjes van de buren te wateren. Hier werd, mede vanwege de meewarige blik van Heijne, gulzig om gelachen door het publiek. En ja zo’n ontwerp is wellicht naïef, banaal zelfs, en weinig bruikbaar voor dat specifieke doel. Maar kijk nu eens naar het effect. Ik vermoed dat de ontwerper zelf ook wel wist dat het hier om een grap ging en daarmee de diepere boodschap zocht in die banaliteit, zoals ontwerpers als John Körmeling dat ook zo graag doen en daarmee onze wereld groter en mooier maken. Als voorbeeld van effect driven design heeft de ontwerper van de gieter daarmee het succes al binnen. De bewuste gieter speelt nu immers de rol van voorbeeld, en zelfs in negatieve zin is dat geen onbelangrijke rol. Het is een instrument geworden voor het kritisch denken en voldoet daarmee in ieder geval aan nummers 1,2, 5 en 6 van de 10 geboden. Hoe een ontwerp werkt en wanneer het goed gevonden moet worden, vereist een kritische blik op het goede, en vereist van ons een zekere kritische wendbaarheid. Zo wordt een stelling die Heijne naar voren bracht interessant: we kunnen ons bezig houden met de vraag naar wat een goede samenleving is, maar we kunnen ons ook bezig houden met de vraag naar wat goed is voor de samenleving. De samenleving, weliswaar als construct, is er al, wellicht kunnen we die met onze ontwerpdaden en onze kritische houding wat beter maken.

Maar wie is ‘we’? Ten aanzien van die vraag werd het hier en daar wat zorgwekkend. Een paar sprekers suggereerden dat de goede samenleving maar eens een keer overgelaten moest worden aan ontwerpers. Die konden dat klusje wel klaren. Ik huiverde en verklap uit beleefdheid maar niet wie deze mening was toegedaan in de hoop dat de ontwerper zijn eigen dwaling in leert inzien. Wat betekent zo iets? Betekent het dat we volmaakte mensen gaan ontwerpen of betekent het dat we alle kinderen een ontwerpershouding gaan aanleren? Ik zou zeggen kijk goed naar de tien geboden, en dan vooral nummers 1, 4, 5, 8 en 10 en leer er van.

Kristian Koreman van ZUS wees erop dat met de introductie van het digitale tijdperk veel is veranderd. Een tafel is misschien nog wel een tafel, maar het effect van die tafel is aan het veranderen omdat plekken nu veelal virtueel zijn geworden en producten, ook tafels, rekening moeten houden met de effecten van de digitale wereld. De Luchtsingel in Rotterdam van ZUS werd als illustratie opgevoerd. Een brug als antwoord op de wens om twee door het spoor verdeelde stadsdelen te verbinden. Een brug is een brug is een brug, natuurlijk, maar door de toenemende bureaucratisering, de enorme lijsten aan regelgeving gaat een wens voor een eenvoudige verbinding ten onder aan de sociale complexiteit. Beslissingen verliezen zich via onmogelijke formele wegen in procedures, gaan stuk op infantiele bezwaren en doel vernietigende compromissen. De Luchtsingel is bijzonder omdat ZUS, met behulp van het internet, hier als ontwerpers, ondernemers en zelfs beleidsmakers zijn gaan handelen door de gaatjes in het systeem te op te zoeken. Daarmee hebben de ontwerpers niet de werking van de brug maar het gehele beroep veranderd. Niet door ons een slecht doordacht utopisch beeld van de samenleving op te dringen, maar juist door digitale mogelijkheden in te zetten om met investeerders van geld, opinie, energie, gebruik en fantasie tot iets nuttigs en plezierigs te komen: een ding dat de stad Rotterdam verrijkt. Ik geloof waarachtig dat zij daarmee aan vrijwel alle geboden hebben gehoorzaamt. Bovendien liet Koreman zich uit over het thema top-down en bottom-up beleid. Geen van beide privilegieerde hij boven de ander. Er is lange termijn denken nodig en vervolgens de noodzaak om dit lange termijn denken te confronteren met het nu, aldus Koreman.

Na de lunch gingen we gestaag en dapper verder, ondanks de toenemende warmte. De beperkingen van het ontwerpen werden duidelijk gemaakt door productontwerper Tim Vermeulen die terecht opmerkte dat de ontwerper ontwerpt in het nu en daarmee het zicht op de eindgebruiker niet helder kan krijgen. Immers zit die eindgebruiker niet in het nu maar veeleer in het later dat zich nog niet heeft aangediend. Hiermee is de hamer van het existentialisme krachtig verwoord. We weten, ook met de nodige ervaring, niet altijd wat de toekomst ons brengt, we kunnen slechts hopen en ons best doen, iets wat Julier ons al had geprobeerd bij te brengen.

In het gesprek tussen Paul Mijksenaar en Annelys de Vet werd dit thema verder ontwikkeld. De eerste door te wijzen op de maatschappelijke waarde van vakmanschap en hoe ontwerpers van de manier waarop gebruikers op hun ontwerpen reageren kunnen leren, en de ander door haar sterk tot de verbeelding sprekende subjectieve kaarten waarmee de ervaring van plekken en situaties door mensen worden gevisualiseerd. Haar subjectieve kaarten van Palestina en andere problematische plekken op aarde doen denken, met name over thema’s als waardigheid en ongelijkheid en dat is in zichzelf al een belangrijk instrument om tot een goede samenleving te komen.

Daarna kwam een film waarin de 10 geboden werden getoetst op verschillende ontwerpers. Bas van Abel, de ontwerper van de Fairphone, beweerde dat het doel van een ontwerp is om een impact te hebben op de samenleving. Dat is volgens mij een petitio principii waarmee je de eigenlijke vraag ontloopt door een volgende vraag nodig te maken. Een impact op zichzelf genomen is immers niet genoeg. We willen meer weten: wat voor soort impact heeft de ontwerper voor ogen? Alison Clarke (universiteit toegepaste kunsten, Wenen) benadrukte dat we oog moeten hebben voor onze ervaring en de geschiedenis. Daarmee bouwen we een referentiekader aan precedenten op. Het object is immers een ingang tot een zeer complex systeem dat de samenleving heet. Het discours is het enige middel om de complexiteit van de samenleving op een open manier aan te gaan en uiteindelijk om tot een goed ontwerp te komen. We moeten dus het verleden evalueren om te leren hoe we nu iets moeten doen.

Het werd laat. Als laatste grote bijdrage was er een gefilmd interview met Victor Margolin, en dat was zeker aardig. Eigenlijk kwamen op deze manier alle zaken nog eens langs, vragen als hoe we de wereld rechtvaardiger kunnen maken en welke rol het ontwerpen daarin kan spelen en dat we veroordeeld zijn tot het conceptualiseren en ontwerpen van de instellingen van de samenleving. Hoe het ontwerpen een constructie is dat voortkomt uit het denkende ik dat met zijn omgeving in gesprek blijft, waarbij een visie op het goede onontbeerlijk is. En die visie op het goede is eigenlijk niet zo moeilijk, we immers hebben 10 eenvoudige geboden als eeuwenoude deugden.