Recensie

De Vinex, een ruimtelijke metamorfose?

Recent verscheen de publicatie De ruimtelijke metamorfose van Nederland 1988-2015  – Het tijdperk van de Vierde Nota. Een boek waarin niet alleen wordt teruggekeken op de resultaten van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, maar dat tevens wil bijdragen aan het debat over de toekomst van de ruimtelijke ordening van Nederland.

spread uit het besproken boek

Als ik met een buitenlandse collega door een Nederlandse Vinex-wijk rij, weet ze niet wat ze ziet. ‘Die Nederlanders in hun rijtjeshuizen, ik zou zo nooit willen wonen’. Waarschijnlijk reageert ze op de rigide, pragmatische wijken die met een aantal standaardafmetingen als Tetris in elkaar zijn gepuzzeld. Als ik aan haar vraag om zich nader te verklaren, krijg ik een verhaal over ordentelijke uitstraling, burgerlijkheid, braafheid, tweeverdienerschap en aangeharkte tuintjes. Er schuilt zowel een compliment als kritiek in haar antwoord.

Veel Vinex-wijken zien er inderdaad braaf uit en getuigen soms van weinig lef en aanzet tot experiment. Met uitzonderingen als bijvoorbeeld De Veersepoort in Middelburg, had het best wat spannender gekund. Niet alleen qua rijkheid aan typologieën, maar bijvoorbeeld ook op functioneel en sociaal vlak zijn er kansen gemist. In veel gevallen staan in Vinex-wijken woningen voor de grootste groep Nederlanders de middenklasse, die een woning koopt, de afgelopen drie decennia ruimer is gaan wonen, vaak voor een kleiner wordende gezinsomvang, terwijl het bestedingsniveau bleef stijgen.
Vaak variëren de Vinex-wijk smaakjes alleen qua thematische lifestyle en architectonische verschijningsvorm, terwijl de beukmaat en het financieringsmodel achter de façade hetzelfde zijn. Architectonisch is het soms best spannend wat er gebeurd, maar stedenbouwkundig is het veelal armoedig door de monofunctionaliteit. Met het beeld van brave verkavelingen, rijtjeshuizen en themawijkjes in het achterhoofd, lijkt de titel ‘Ruimtelijke metamorfose’ voor een boek over de resultaten van de Vinex in eerste instantie nogal gewaagd. Welke metamorfose heeft Nederland ondergaan? Menig Vinex-wijk is in veel opzichten behoudender dan de wijken die in de wederopbouwperiode zijn gerealiseerd. Of is de bedoelde metamorfose alleen op een hoger schaalniveau te vinden? En dan vooral hoe Vinex-wijken van hun oudere broertjes en zusjes, de groeikernen, verschilt. Vinex-wijken zijn over het algemeen anders gepositioneerd ten opzichte van de bestaande stad, waarmee een poging is gedaan te breken met het groeikernenbeleid dat Zoetermeer en Nieuwegein tot leven hebben gewekt. Door deze suburbane groeikernen kwam de vitaliteit van bestaande steden in gevaar. De groeikern ontnam de levensvatbaarheid van de steden en zorgde voor een sterke functionele scheiding tussen wonen en werken waardoor er dagelijkse files gingen ontstaan. Echte Amerikaanse suburb sprawl kent Nederland niet, maar het effect op bestaande steden was mogelijk hetzelfde. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening was het antwoord op het ‘groeikern versus bestaande stad probleem’, maar je kunt je afvragen of de Vinex-wijk nou echt anders is dan de groeikern. Leidsche Rijn en Schuytgraaf fungeren als onafhankelijke stedelijke systemen en zijn daarmee niet veel anders dan groeikernen.

spread uit het besproken boek

De grootste metamorfose en breuk met het verleden kwam misschien wel door de introductie van het woord ‘woningmarkt’, dat het woord volkshuisvesting verving. Het woord markt geeft al een indruk van hoe er gebouwd gaat worden en wie daartoe initiatief neemt. Ofwel, private ontwikkelaars zouden gaan bouwen wat de mensen wensten, waarmee het in de jaren ’90 opkomende individualisme en drang tot persoonlijke expressie werd bediend. De Vinex kun je daardoor zien als een reactief bijproduct van die tijdsgeest, reagerend op sociaal-maatschappelijke veranderingen.

Dat Nederland tussen 1988 en 2015 maatschappelijk, technologisch en daardoor op sociaal vlak sterk is veranderd, is evident. Maar een metamorfose qua ruimtelijke ordening lijkt ten opzichte van de voorafgaande naoorlogse bouwperiodes wat overdreven, zeker kwantitatief gezien. Van de 7.266.295 woningen die Nederland in 2012 telt, is 9% (650.400 woningen) van alle woningen in het Vinex tijdperk gerealiseerd (bron CBS). Wel hebben de grotere Vinex-locaties het stedelijk landschap volledig veranderd of in sommige gevallen zijn hele nieuwe stedelijke condities gecreëerd zoals bijvoorbeeld Ypenburg (met 12.000 woningen), Portland-Carnisselande (8.000 woningen), IJburg (8.000 woningen in de eerste fase) en Stadshagen (8.500 woningen in de eerste fase), Leidsche Rijn (ca. 30.000 woningen). De impact van de Vinex is dus slechts op bepaalde plekken goed te merken.

spread uit het besproken boek

Op de Nacht van de Ruimtelijke Metamorfose, de avond waarop het boek gepresenteerd werd, waren een aantal sprekers uitgenodigd om de’ metamorfose’ toe te lichten. De eerste spreker Ed Nijpels, de oud VVD-minister van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieubeheer) onder wie de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra tot stand kwam. Hij probeerde met terugwerkende kracht het publiek alsnog te enthousiasmeren voor zijn nota met dezelfde presentatievaardigheden die waarschijnlijk hebben bijgedragen aan het feit dat deze nota er ooit is gekomen. Uit zijn verhaal bleek dat de Vinex ooit is begonnen als marketingcampagne. Dit moest, nog voordat de wet van kracht werd, dienen als politiek breekijzer om een breed draagvlak te creëren. VROM nam door de marketingstrategie het voortouw in de discussie rondom de nieuwe wet die het ruimtelijke economisch beleid tot 2015 moest gaan vormgeven. Naar Brits voorbeeld werd onder Lubbers II marktwerking geïntroduceerd door privatisering van staatsbedrijven als NS, KLM, Schiphol DSM en de PTT mogelijk te maken. En ook de ruimtelijke ordening moest volgzaam schikken. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra werd het beleidsmatige vehikel om deze nieuwe koers in te zetten.

De nieuwe nota moest een geopolitiek antwoord worden op nieuwe internationaal krachtenvelden en verhoudingen; de concurrentiepositie van Nederland moest worden verstevigd. Ruimte en economie werden samengevoegd in beleid. Ten aanzien van het evenredige distributiemodel zoals in voorgaande nota’s, werd met de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening gekozen voor regionale differentiatie en economische diversiteit. De (economisch) sterke punten versterken werd het motto. Er werden stedelijke knooppunten aangewezen voor ‘Nederland Distributieland’: Schiphol en de Rotterdamse haven werden ‘s land mainports. Met de nota werden deze economische pareltjes flink opgepoetst en met nieuwe verbindingen naar het achterland, als de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn, moesten een toekomstperspectief gewaarborgd gaan worden.

spread uit het besproken boek

Dat de resultaten van dit beleid wissend worden ontvangen bleek uit de bijdrage van Adriaan Geuze (West8). Hij kwam naar eigen zeggen het Vinex-feestje verstoren omdat hij de Vinex-periode vooral heeft ervaren als verraad van de rijke Nederlandse planningstraditie. Zijn betoog werd opgebouwd vanuit de ontstaansgeschiedenis van Nederland en daarmee de traditie van onze ruimtelijke ordening. Het canon dat Geuze presenteerde begon bij de ruim 4000 polders die wij Nederlanders door de eeuwen heen hebben aangelegd, en hoe de strijd tegen het water tot onze nationale trots is verworden. ‘Ons verdienmodel was altijd gebaseerd op zelfgemaakt land. De ruimtelijke inrichting van ons land heeft onze Nederlandse identiteit gevormd, niet alleen cultureel, maar ook religieus. Het maakbare land heeft ons gevormd tot pragmatische planners’.

In de 20ste eeuw gaat het na de vondst van gas met de planning bergafwaarts. Het traditionele verdienmodel ging op de schop en daarmee de urgentie om als voorheen aan ’grote werken’ te werken. De Vinex is het toonbeeld van wat er fout is gegaan in de planning. ‘Er werden beleidskaarten gemaakt met arceringen die ik aan mijn vader niet kan uitleggen en die niks zeggen over de plek’. Dat heeft deels te maken met het feit dat de planning langzaam is overgenomen door managers die niet weten waar het vak over gaat’. Vandaar het betoog van Geuze om een derde van ‘het vak’ weer over te laten aan planners en deskundigen, die verstand van zaken hebben. Daarmee kunnen we misschien weer terug naar de essentie van de ruimtelijke ordening. Managers die economie of rechten hebben gestudeerd, mensen zoals Ed Nijpels, snappen niet waar het over gaat, aldus Geuze.

spread uit het besproken boek

Nu de tijdshorizon van de Vierde Nota zichtbaar is, moet de overheid zich beraden op vervolgstappen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de overheidsinstantie die de politiek moet voorzien van evaluatie en advies, en initiator van de publicatie en debatavond, presenteerde in de persoon van Maarten Hajer een aantal eerste doorkijkjes naar wat een 6e nota zou kunnen worden. De eerste en misschien meest urgente vraag is volgens Hajer in hoeverre de overheid zich nog wil gaan bemoeien met de ruimtelijke ordening in Nederland en of dat in dezelfde mate moet gaan gebeuren als bij de Vierde Nota Extra. Langzaam maar zeker kunnen we stellen dat de grote woningnood voorbij is en de overheid die bouwt niet meer bestaat.

Hij spiegelt de toekomst aan wat er de afgelopen drie decennia is veranderd. Als voorbeeld noemt hij de afgewaardeerde grachtengordel die nu opnieuw een gouden eeuw beleefd. Een renaissance van de binnenstad die dertig jaar geleden ondenkbaar leek. Verder stelt hij dat we van een compact stadsmodel naar het netwerkstadmodel zijn gegaan. Een model dat misschien anders georganiseerd moet worden en waarin een modernistische functiescheiding niet past. Internationale knopen zijn voor dit type stad van groot belang. Hoe gaat luchthaven Schiphol de concurrentie met internationale knopen in de Golfstaten aan? En als we over internationale knopen gaan nadenken, moeten we ook beseffen dat veel van deze knopen nog gebaseerd zijn op een fossiele brandstof economie.
In de periferie zal (verdere) krimp op gaan treden of zal minimaal het inwonersaantal stabiliseren. Vastgoed zal hier in waarde gaan dalen. Slechts enkele steden, vooral steden met historische kernen, zullen in trek blijven. De Nederlandse woning zal niet per definitie waardevast blijken. Het model waar waardecreatie met een eigen woning gerealiseerd wordt, lijkt in de krimpregio’s zijn langste tijd te hebben gehad. Moet de overheid in een Nota Ruimtelijke Ordening gaan sturen op deze zaken? Of zijn alle post-Vinex nota’s alleen nog maar faciliterend, eigenlijk zoals de overheid zich meer en meer opstelt?

spread uit het besproken boek

Zoals bij publicaties en discussieavonden helaas wel vaker gebeurd ga je met meer vragen dan antwoorden naar huis. Niemand bood echt een oplossing, of zelfs maar aanzet daartoe, voor de geschetste problemen, het bleef slechts bij analyses. Huidige maatschappelijke trends gaan eraan bijdragen dat de Vinex-wijk straks als woonmilieu snel gedateerd raken.
‘En nu Nederland zo’n beetje af is en iedereen het felbegeerde huis met tuin heeft, lijkt men opeens zeker te weten dat het anders had gemoeten’ (Pieter Hoexum, Kleine filosofie van het rijtjeshuis).
Naast het maken van een mogelijke nieuwe nota ruimtelijke ordening ligt er volgens mij een blijvende opgave om te onderzoeken hoe je de huidige Vinex-wijken als statisch object kan breken en adaptief kan maken.
Het afschaffen van de modernistische functiescheiding en een steeds meer terugtrekkende overheid gaat een hoop nieuwe kansen creëren. Wat nu van belang is, is dat we blijven werken aan de Vinex-wijken en dit ruimtelijke hoofdstuk niet als af moeten zien. De Vinex-wijk is in veel gevallen een onuitgesproken half binnenstedelijk surrogaat, waar ondernemers op lange termijn geen winkel open kunnen houden. Belangrijke uitdagingen: hoe zorg je dat mensen blijven investeren in een woon- en werkomgeving die mogelijk te maken krijgt met financiële afwaardering. Hoe voorkomen we dat we over twintig jaar Vinex-wijken moeten gaan slopen of deze als nieuwe ‘nieuwe kracht-‘ of Vogelaarwijken moeten gaan bestempelen? Wat is nodig om nieuwe impulsen te geven aan de Vinex-erfenis in al haar veelzijdigheid, van ecologische hoofdstructuur tot een voortuin in Leidsche Rijn?

Van mij krijgt u nu evenmin antwoorden, maar het Vinex-canvas biedt nog steeds ruimte voor ontwerp en nieuwe experimenten. Dit is vooral waar ontwerpers zelf nog kansen kunnen grijpen. Anderzijds is het ook aan de overheid om zich te gaan bezinnen op een vervolg. Welke overheid gaat nu echt eens haar ballen tonen? Wie durft voor Nederland een ambitieuze stip aan de horizon zetten, of gaan we wederom braaf door de markt gedicteerde trends volgen?