Guido Litjens ontwiep voor een infrastructureel knooppunt dat verschillende transport systemen op een verticale manier organiseert rondom een Piranesiaanse ruimte.
Dit project maakt onderdeel uit van de afstudeerstudio ‘Architecture Of Smart Mobility’, dat zich richtte op het raakvlak waar architectuur en mobiliteit elkaar ontmoeten. De analyse van twee belangrijke auto-georiënteerde steden, Eindhoven en Boston, leidde tot een fase waar problemen op specifieke locaties onder bijbehorende omstandigheden bestudeerd werden. Deze fase definieerde een aantal kritieke punten in deze steden met betrekking tot het raakvlak van architectuur en mobiliteit. Een van deze kritieke punten betreft de stationszone van Eindhoven.
Eindhoven anno 2014 bestaat uit een gefragmenteerde stationszone, zeker als we letten op de diverse transport systemen. Het busstation, de fietsenstallingen, de parkeerplaatsen, de kiss and ride en het treinstation liggen zijn verspreid over vijf hectare kostbare grond midden in het centrum van de stad. Het ontbreken van onderlinge verbanden alsook de algehele disconnectie met de stad vragen om een uitgebreide reorganisatie van dit gebied.
De uitdaging van dit project is het samenbrengen van al de verschillende transportsystemen op een organisatorisch en functioneel heldere manier. Tegelijkertijd wordt getracht dit gebouw aantrekkelijk en uitnodigend te maken voor de gebruiker. Dit samenbrengen van functies en eisen maakt dat het gebouw een compact geheel zal vormen dat zorgt voor een toename van kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte rondom het station.
Het ontwerp, een infrastructureel knooppunt waar verschillende transportsystemen samen komen en verticaal op elkaar gestapeld worden, manifesteert en presenteert zich ook als dusdanig. Het gehele concept is gericht op het duidelijk maken van bewegingen en routes die in één oogopslag zichtbaar zijn. De verschillende transportsystemen zijn zichtbaar gemaakt in de zogenaamde Piranesiaanse ruimte; een ruimtelijk concept dat is ontwikkelt door OMA voor het Euralille project en bestaat feitelijk uit een ruimte die uit het hart van het gebouw is gesneden. Op deze wijze wordt de complexiteit van de verschillende transportsystemen en bewegingen onthuld. Deze ruimte biedt in één beeld zicht op de parkeergarage, de fietsenstalling, het treinstation en het busstation. Dit resulteert in een ruimte gevuld met bruggen, hellingbanen, trappen, liften en roltrappen van waaruit elke beweging start en eindigt. Deze ruimte kan letterlijk gezien worden als het middelpunt van de zwaartekracht, waar alles omheen beweegt.
Eindhoven Centraal Station 2.0 moet gezien worden als een typologische studie. Het stapelen van verschillende transportsystemen gecombineerd met een Piranesiaanse ruimte kan gebruikt worden voor stationsgebieden over de hele wereld. Met het oog op de toekomst, waarbij ruimtegebrek in het stadscentrum alleen maar zal toenemen in verband met de verstedelijking, vraagt een dergelijk probleem om een nieuwe oplossing waarbij mobiliteit en architectuur op een slimme manier geïntegreerd moeten worden.