Feature

In memoriam Hans Tupker docent en architect, 1935-2015

Vlak voor de vakantieperiode overleed Hans Tupker. Nu het nieuwe academisch jaar is gestart, een eerbetoon aan deze bijzondere en inspirerende docent.

Als er iets van waarheid zit in het gezegde ‘goed voorbeeld doet goed volgen’ zou de opleiding die Hans Tupker zelf genoot een eerste aanwijzing kunnen zijn voor zijn latere status. Op de kunstacademie in Enschede kreeg Hans les van een aantal docenten uit Amsterdam zoals industrieel en grafisch ontwerper Tom de Heus – van de hagelslagdoos ‘sculpturaal als een Brancusi-zuil’, en de meubelontwerper Dirk van Sliedregt. Aldo van Eyck die hem liet kennismaken met het structuralisme en met de veelzijdige en kleurrijke Joop Hardy. Hardy stelde hem later in Amsterdam voor aan Piet Blom en introduceerde hem ook bij de Academie van Bouwkunst. Daar had Hans les van de verschillende leden van ‘de’ Forumgroep, zoals de eerder genoemde Hardy, Herman Hertzberger en Dick Apon. Tijdens zijn academiejaren werden een aantal van zijn – structuralistische – studentenplannen door zijn docenten in het tijdschrift Forum gepubliceerd. Na zijn afstuderen werd Hans zelf docent, aan de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst en op de pas een paar jaar daarvoor gestarte bouwkundefaculteit van de TU Eindhoven.

In het onderwijs groeide Hans uit tot een legendarisch figuur. Zijn TUe-collega Gerard van Zeyl beschreef hem als de architectuur-goeroe van Eindhoven. Zoals Hans door zijn AKI docenten deelgenoot werd gemaakt van hun wereld en werd meegenomen in de onderlinge discussies, zo opende hij zijn wereld voor de studenten. Hans maakte daarbij geen onderscheid tussen ‘zijn’ studenten en de studenten die hij in de kantine en op de werkvloer ontmoette en waar hij talent en ambitie onderkende. Iedereen kon kennismaken met de laatste ontwikkelingen in de architectuur, de inhoud van twee leren tassen met tijdschriften, tekeningen en maquettes van collega-studenten. Hans onderhield zijn – vaak internationale relaties – goed en wie daar open voor stond deelde daarin mee. Zo werd Peter Eisenman meegenomen naar Eindhoven om studentenplannen te becommentariëren, en gaf Zaha Hadid college op de Amsterdamse Academie – en logeerde bij Hans en Joosje. Het 1:5 model van Takamitsu Azuma’s Tower House stond jarenlang in een gigantische kist in hun huis opgeslagen.

Was het belangrijk wat Hans zijn studenten daadwerkelijk leerde? Of was het het onderschrijven van de ambities van zijn studenten en van de kwaliteiten van zijn mededocenten. Waar het om draaide? Bij Hans was altijd sprake van oprechte interesse en het geven van vertrouwen, maar bovenal het aan de studenten laten zien dat architectuur niet een op zich staand iets was. Er was het pianospel van Keith Jarrett; een Italiaan in Neck waar je gegeten moest hebben; werk van andere studenten waar je naar moest kijken; de verjaardagen op de Zandstraat. De ontmoetingen via Hans tussen de studenten en medewerkers van de Eindhovense architectuurschool en de academie in Amsterdam werden de basis van levenslange vriendschappen en banden. Hans maakte je ook deelgenoot van zijn eigen worstelingen bij het ontwerpen. In mijn studietijd was dat de Tommygun Tower voor de tentoonstelling ‘Late entries to the Chicago Tribune Tower architectural Competition of 1922’. Hij oogstte met zijn plan – een toren in de vorm van een machinegeweer refererend aan het vrijheidsbeeld – commentaar van Charles Jencks: ”a supremely clever and buildable example of architectural wit”. In zijn eigen toelichting verwijst Hans naar John Dillinger, één van de grootste misdadigers uit de tijd van de drooglegging ten tijde van de eerste competitie. In zijn ontwerp lees je zijn andere inspiratiebronnen, van de hagelslagdoos van zijn AKI docent Tom de Heus tot het nooit gebouwde stadhuis voor Philadelphia van de door hem bewonderde Louis Kahn met Anne Tyng.

Met de opgelegde ‘verwetenschappelijking’ van het architectuuronderwijs beëindigde Hans na meer dan 25 jaar zijn Eindhovense docentschap. De administratie die hij gedwongen werd bij te houden en die wonderwel keurig in orde was, stond de ongedwongen en open manier waarop hij in het onderwijsveld opereerde in de weg. Enige tijd later stopte ook zijn werk aan de Academie van Bouwkunst. Hans bleef werkzaam als architect. In verschillende samenwerkingsverbanden werkte hij onder meer aan woningen in Assen, Amsterdam (Borneo Sporenburg) en Middelburg, en utilitair werk als het entreegebouw van het marineterrein in het Amsterdamse Oosterdok en het arbeidsbureau te Almere. Aan een vakantiehuisje in de bossen van Swolgen werkte hij op verzoek van de opeenvolgende eigenaren in de loop der jaren het door hem ingezette thema zorgvuldig uit, bij geen van de uitbreidingen ervoer je dat het huis (weer) vergroot was. Tijdens zijn hele carrière bouwde hij voorzichtige, weloverwogen en uitgekiende werken. Persoonlijk vind ik zijn woonhuis Wiegant in Lemmer het mooiste: het heeft de ruimtelijkheid en routing van Frank Lloyd Wright en is geïnspireerd door de Kindergarten Chats van zijn vriend Stuart Cohen. Dat laatste plan werd als snijplaat ingevoegd bij Forum 29/2.

Door het bestuur van Genootschap Architectura et Amicitia werd Hans begin tachtiger jaren uitgenodigd om mee te denken in een redactieraad over een nieuwe Forumredactie. Dat was het moment waarop ik uitgenodigd werd om mijn ideeën uiteen te zetten over Forum en met de opdracht een nieuwe redactie samen te stellen de bijeenkomst weer verliet. Samen met Peter Loerakker – die ik via Hans kende – streepten we de mogelijkheden af en vroegen we naast de filosofisch ingestelde Bé van Aalderen ook Hans zelf om in de redactie plaats te nemen. Eindhoven, Delft en de Academie, maar ook jong en oud waren in de redactie vertegenwoordigd. Met de net afgestudeerde vormgevers Jaap van Triest en Evert Bloemsma en een jaar later aangevuld met Bart Lootsma en Herman Kerkdijk, vormden we een hecht team. Vier jaar lang startte elke week met een Forumredactie vergadering op een zolderkamer van de Academie. Het leverde drie volledige Forum-jaargangen op. Hans was een moeizame schrijver, maar zijn relaties en kennis waren onontbeerlijk voor het realiseren van het tijdschrift.

Naar aanleiding van Hans overlijden had ik contact met Bart Lootsma – tegenwoordig hoogleraar aan de Universiteit van Innsbruck, die de kwaliteiten van Hans en zijn vrienden treffend wist te duiden: ‘[…] de laatste tijd besef ik steeds vaker wat voor geluk wij hebben gehad met die prachtige groep mensen (waaronder Hans Tupker) [… ]die ons zo genereus hebben gesteund, gecoacht en geholpen toen wij jong waren. Ik heb me dat vanaf de jaren negentig wel toenemend gerealiseerd, maar de laatste jaren zie ik het enorme verschil met mijn eigen generatie. Ik probeer het wel en misschien mijn generatiegenoten soms ook, maar nu ik zelf de leeftijd van Hans destijds heb, merk ik dat het eigenlijk veel moeilijker is dan het lijkt.’ […] ‘ Wat ik wel weet is dat het latere succes van de Nederlandse architectuur ondenkbaar was geweest zonder Hans en zijn vrienden, die nu eigenlijk alleen wij ons nog herinneren [ … ] hoe al die mensen, die eigenlijk zo verschillend waren, elkaar in hun specifieke eigenheid respecteerden. Misschien is het dat wat we verloren zijn.’