Het beroep van stedenbouwkundige wordt anders, maar hoe? Met het project Stadsklas poogt Stroom de vaardigheden te achterhalen die nodig zijn om nu en in de toekomst ruimtelijke opgaven aan te pakken. Stedenbouwkundige Barend Mense ging mee op excursie naar Brussel.
Een bont gezelschap bestaande uit architecten, fotografen, grafisch ontwerpers en studenten vertrok voor een eendagsexcursie naar Brussel. Onder de noemer ‘het benutten van het onbenutte’ werden bijzondere plekken in de Belgische hoofdstad bezocht. Onze gidsen waren Thomas Lommée van Intrastructures en Jim Segers van Citymine(d). Met hen bezochten we projecten – deels door henzelf geïnitieerd – die ontwikkelingen in de stad in gang moeten brengen.
Brussel is een stad vol communicatieproblemen, zowel in de culturen als in het taalgebruik. Op het gebied van stadsvernieuwing is het moeilijk om iets voor elkaar te krijgen, elk plan roept wel weer tegenstand op vanuit een gemeenschap. Met als gevolg dat er bottom-up meer tot stand lijkt te komen dan vanuit de overheid. De projecten die we deze dag bezoeken illustreren dat beeld.
Koning Leopold II (1865-1909) heeft met veel ambitie de stad Brussel willen vormen tot een stad met grootse allure. Het project is nooit geheel voltooid waardoor de stad een nooit gerealiseerde droom van Leopold II blijft. De eerste stop is het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis aan het Jubelpark. Het is een voorbeeld van de ambities van Leopold II en hoe Brussel deze plek tegenwoordig vertaalt naar het nu. Leopold II heeft het museum laten bouwen voor de wereldtentoonstelling van 1910. De grote hangars worden nu gebruikt voor onder andere de vliegtuighal van het museum waarin prachtige militaire vliegtuigen en helikopters van een eeuw geleden tot enkele tientallenjaren terug staan en hangen. Een uniek museum aan de rand van het centrum waar de grootse typologie van een oude droom is omgezet in een hedendaagse variant ten behoeve van een nieuwe droom.
Jim Segers leidt ons hierna naar zijn eigen project Eggevoort Friche, een typische niemandsplek in de stad afgezet met hekken wachtend tot er een vanuit de overheid goedgekeurd plan voor komt. Een plek ogenschijnlijk van niemand en dus weer tegelijkertijd door iedereen te gebruiken. Na de hekken gepasseerd te zijn wandelen we over smalle paden langs de brandnetelstruiken naar een weerbestendige maquette die de ingreep van Jim verbeeld. De naastgelegen kavels zijn al ontwikkeld. Hier zijn luxe huizen en een hoge flatgebouw verrezen. De onontwikkelde kavel behoort tot drie verschillende deelgemeentes waardoor de besluiten over de bestemming erg lang op zich laten wachten.
Cityminded speurt naar dergelijke plekken in de stad. Met kleine initiatieven proberen ze mensen naar de plek te trekken. Na willekeurige mensen op straat aan te spreken en hen te vragen mee te doen, wordt begonnen met het verwijderen van wildgroei. De plek verandert langzamerhand in een mooiere groene plek waar vaker mensen te vinden zijn die er aan het werken zijn.
Bij elke plek wordt er onder een thema initiatieven gestart om de locatie tot leven te brengen. In Eggevoort Friche is het thema water. Met subsidie verkregen voor onderzoek werd het mogelijk om het water onder de grond te testen op geschiktheid voor drinkwater. Dit onderzoek leidt tot een paviljoen voor het drinkwater, er werd zelfs een initiatief gestart voor een letterlijke ondergrondse bar. Een bar die in de grond zou kunnen zakken en weer terug als er een feestje te vieren was.
Stedenbouw gaat hier niet alleen om stenen maar om de huidige en toekomstige gebruikers van de plek. Iedere gebruiker mag zijn eigen identiteit maken in plaats van de identiteit die door de ontwerper is opgelegd. Segert zoekt naar plekken die een andere dialoog in de stad faciliteren. Het eindresultaat fascineert hem hier minder, het gaat om het experiment en verhoogde bewustwording van de plek.
Na het bezoeken van Eggevoort Friche wandelen we naar het complex van het Europees Parlement. Een wat desolaat ogend plein met anonieme bebouwing bevindt zich op een kruispunt tussen een kerk, een treinspoor en bebouwing met dichtgemetselde ramen. Een typerende plek voor de stad waar de grote contrasten dicht op elkaar staan. Die contrasten worden alleen maar verbijzonderd bij het aanzicht van de urban camping achter de kerk. Doordat de plek eigendom is van de kerk is het niet zo ontwikkeld zoals zijn context; de camping staat te midden van nieuwe woningcomplexen op een toplocatie van de stad. Hierdoor ontstaat er een unieke stedelijke oase pal naast het Europees Parlement.
Voorbij het Europees Parlement lopen we over het Flagey Plein, dat voor Nederlanders niet zeer verrassend aanvoelt. Omrand door autowegen en trambanen, is het gemaakt bovenop een ondergrondse parkeerplaats en ingericht voor markten en evenementen. In een stad waar weinig top-down projecten van de grond komen, wordt al snel vol bewondering gekeken naar een plein die een bovengrondse parkeerplaats omtovert tot een plek waar mensen van verschillende culturen elkaar kunnen treffen.
De laatste bestemming is de werkplek van Thomas Lommée. Van een voormalige auto-onderdelenwinkel naast een garage heeft hij zijn eigen unieke werkplek gemaakt. Onder de naam Openstructures ontwikkelt Lommée een open source project waarbij iedereen delen, componenten en objecten kan maken. Om uitwisselbaarheid mogelijk te maken is een gridsysteem voor de delen maatgevend. Het is een soort mecanoo waarbij ook de deeltjes door verschillende mensen worden ontworpen. Het moet de creativiteit stimuleren en aanzetten om zelf nieuwe ontwerpen toe te voegen aan de online catalogus van mogelijkheden.
De werkplek van Lommée fungeert als bibliotheek van de toekomst waar mensen onderdeel kunnen halen, bijsleutelen of kunnen tonen. Het nieuwe netwerk denken wordt zo gestimuleerd en heeft ertoe geleid dat verscheidene mensen er objecten van bureaulampen tot fietsen mee ontwerpen.
De gidsen van de dag hebben ons rondgeleid langs verschillende plekken in Brussel die ons Nederlanders een nieuwe blik op de stad tonen. Ook de optimistische blik van de ontwerpers om nieuwe initiatieven tot stand te brengen en nieuwe netwerken op te starten is inspirerend. Maar is de betrokkenheid van de ontwerper niet belemmerend voor de ondernemer in hen zelf?
Baalt Lommée misschien niet een beetje als iedereen naast zijn mooi voorgestelde interieurs ook afzichtelijke producten onder de naam van het project lanceert op het wereldwijde web? Is de utopie van sharen van de hardware niet erg kwetsbaar in een wereld waar iedereen met je concept aan de haal gaat om dat vervolgens te claimen? Is Segers toch ook niet iets te veel gaan houden van zijn tijdelijke plekken? Waar het bureaumodel is gericht om na het initiatief de plek weer los te laten, oogde hij persoonlijk geïrriteerd door de wildgroei van brandnetels op Eggevoort Friche en zou hij die zelf avond al terug naar de plek kunnen gaan om ze er eigenhandig uit te trekken.
Tegelijkertijd lijdt de betrokkenheid bij dit type ontwerpers tot inspirerende alternatieve strategieën in de stedelijke vernieuwing en vooral de zachtere kant hiervan. Vooral in een stad als Brussel waar plannen top-down erg moeizaam tot stand komen zorgen deze visies voor nieuwe netwerken en mogelijk uiteindelijk voor vernieuwende processen om tot een plan te komen, als prettig alternatief of soms zelfs als aanvulling op de moeizame masterplanprocessen.