Recensie

Kavelen: het gezelschapsspel voor zelfbouwers

Architect en zelfbouwer Eireen Schreurs nam Kavelen: het gezelschapsspel voor zelfbouwers van Next architects mee op vakantie. Het spel waarbij je je eigen huis kan bouwen blijkt uit het leven gegrepen. Het duurt te lang, kent vele onbegrijpelijke hindernissen, wordt bepaald door de groepsdynamiek van de deelnemers, en de spelregels blijken altijd buigzaam. Maar het einde maakt veel goed.

foto auteur

Ik ga een weekend naar de Achterhoek met een vriendin (43 en geen architect, noch zelfbouwer) en onze dochters (beide 10). Op de paklijst: Carcassonne, Halli Galli en het Kavelen, dat mij al geruime tijd ter recensie ligt aan te staren.

Zaterdagochtend en op het programma staat luieren. We gaan daarom een spelletje spelen. Dochter pakt resoluut het verkavelingsspel. Samen met haar vriendin zoekt ze vergeefs in de doos naar de gebruiksaanwijzing. Maar oh, wat handig, deze is geïntegreerd op het spelbord, door hen gelijk herkend als een soort ganzenbord. Verder: zes pionnen in de vorm van huisjes, een stapeltje ‘proceskaarten’ en zes afbeeldingen van huizen, elk samengesteld uit vier losse kaartjes, de zogenaamde bouwstenen. Ieder huis heeft een kenmerkende stijl, waarvan alleen ik de architect herken.

Omdat ze geen zin hebben de spelregels te lezen (de lettertjes zijn nogal klein) eigenen de dames zich alvast een eigen huis toe. Zij nemen de klassieke huizen voor hun rekening, die met torentjes, trapjes en balkonnetjes. Zo gezellig! De moeders blijven zitten met een Rietveld huis en een uiterst sobere rijwoning, met veel glas en zonder herkenbare voordeur. Kempe Till? Dochter troost me, de rijwoning is dan wel heel saai maar erg handig, want die kan je ook ondersteboven leggen, kijk, dat maakt niets uit.

foto auteur

Het spel gaat van start. De luidste (tevens jongste) deelnemers zetten het gelijk op een klagen. Pas als je een zes gooit, mag je het kavelveld betreden. Dat duurt veel te lang en is ook niet eerlijk, verklaren ze. Zij stellen voor het net als bij mens-erger-je-niet te doen, na drie beurten geen zes gooien mag je de volgende beurt toch starten. De regel wordt ingevoerd. Met een dobbelsteen worden we over het speelveld gejaagd, maar bij stopborden moet je je beurt afbreken. Er zijn meer stopplekken dan bouwkavels, valt ons op, en de dames zijn weer verontwaardigd. Waarom wordt het proces stil gelegd? Wie kan hen dat uitleggen?

De eerste proceskaart wordt getrokken. Die maakt veel indruk. Het hele lange verhaal, dat maar ternauwernood op de kaart past, moet twee keer worden voorgelezen voordat we hem begrijpen. Iets met EPN, bouwvergunning en nog wat. De dochters willen graag de spelbedenkers feedback geven. De proceskaarten staan vol woorden die ze niet kunnen uitspreken. De moeder van de vriendin bevestigt dat ze het ook niet begrijpt.

Ondertussen gooien we en stappen we, gooien en stappen. Ze gaan weer morren. Er gebeurt helemaal niets! Waar blijven die huizen nou? De spelregels op het bord worden nog even gescand, missen we niet wat? Een onduidelijke formulering laat ruimte aan de deelnemers, die gelijk in hun voordeel wordt omgebogen: het lijkt erop alsof je beide kanten op mag met je loper. Althans, er staat niet dat het niet mag. Vanaf dat moment cirkelen ze om de bouwkavels en gaat het spel aanmerkelijk sneller. Ik denk niet dat het de bedoeling is maar hou wijselijk mijn mond, want, een tegeltjeswijsheid bij zelfbouw: de deelnemers moeten gemotiveerd blijven.

© NEXT architects

Ook voor de proceskaarten hebben de dames al snel een oplossing gevonden: ze lezen alleen de laatste zin nog, waarin staat wat ze moeten doen. Opwinding. De vriendin komt als eerste op een bouwkavel en mag een bouwsteen pakken, die op een grote stapel op het spelbord ligt. Teleurstelling. Ze trekt een stuk modern huis. Wat is de bovenkant? De moeders stellen voor hem gewoon maar ergens neer te leggen en te wachten op volgende kaarten. Ik ga even naar de wc, en als ik terugkom heb ik ineens ook een bouwsteen te pakken.

Met de bouwstenen van het huis is iets raars aan de hand. Het lijkt alsof je je huis kan leggen zoals je wilt, in theorie, maar in het echt is er maar één manier. Het lijkt er ook op, maar helemaal duidelijk staat het niet in de spelregels, dat je een keuze moet maken in de stijl van je huis, en dat je onderling kaarten kan ruilen om dat te bereiken. Er ontstaat rivaliteit, meerdere spelers blijken voor hetzelfde huis te gaan, die met die torens en trapjes. De Palladio wordt morrend als second best aanvaard.

De deelnemers vertrouwen inmiddels de proceskaarten niet meer. Deze ontpoppen zich tot ontregelende factor in het spel, waarbij de gekste dingen kunnen gebeuren. Een ervan haalt me even uit de running, omdat de bouw van mijn huis opgehouden wordt door architectuurtoeristen. Je blijkt ook bouwstenen weer kwijt te kunnen raken omdat de grondprijs hoger uitvalt, wat volgens mij toch te voorkomen moet zijn met hulp van de juiste adviseurs en een solide procesplanning. Dan ineens krijg ik weer een bouwsteen door een onverwachte subsidie. Deze kaart doet mij vermoeden dat de spelbedenkers nooit een zelfbouwproject hebben gedaan, of is dit een humoristische oprisping? Bij mijn weten ontvangen zelfbouwers nooit subsidies, tenzij misschien in Almere?

foto auteur

Iedereen heeft inmiddels een volle kaart, maar niemand heeft het huis dat hij wilde. Wat nu? Vals spelen en rond de bouwstenen hangen heeft niet langer zin. Er ontstaat een situatie die niet omschreven staat in de spelregels en de stemming slaat om. We zijn al ruim drie kwartier bezig en moeder werkt dochter tegen door niet bereid te zijn van bouwsteen te wisselen. Dan pakt dochter een strategisch belangrijke bouwsteen, er wordt geruild en het spel trekt weer vlot. Ik krijg weer een bouwsteen die ik niet wil. Slim inspelen op de groepsdynamiek biedt wederom soelaas. In goed overleg veranderen de deelnemers de regels: je mag bouwstenen ook onderling ruilen. Vriendin trekt de laatste steen die ik nodig heb. Moeder trekt een proceskaart, iedereen siddert: wat nou weer?

Inmiddels zijn we allemaal afhankelijk van elkaar, iedereen heeft een kaart die de ander nodig heeft. Dochter trekt een proceskaart, die is weer even uitgeschakeld. Vriendin doet een slimme zet: ze ruilt een bouwsteen met de pot, en zij en moeder, eerst nog gezworen vijanden, sluiten een deal. Dat wordt gevaarlijk.

En dan is het spel opeens afgelopen. Ik trek mijn laatste bouwsteen en win. Dochter kijkt sip: na bijna een uur spelen staat van haar droomhuis alleen de bovenste verdieping!

Tijd voor de evaluatie. Dochter geeft een vijf: het idee is leuk, maar aan de uitvoering schort nogal wat. Ze geeft toe: we hebben wel veel lol gehad, maar dat was juist omdat het zo stom was. Er wordt even gecheckt of ik het spel gratis heb gekregen, anders was het wel zonde geweest. De kwestie van de onbegrijpelijke proceskaarten wordt nogmaals aangehaald en verder zijn er te weinig bouwstenen. Haar vriendin beaamt de kritiek en zakt naar een vier, want ze heeft een fundamentele klacht. Ze zit met echt een heel lelijk huis opgescheept, terwijl ze dacht dat je je eigen huis mocht ontwerpen, en waarom mag je de verschillende huizen niet mengen? Moeder zakt zelfs naar een drie. Het duurt allemaal veel te lang, en de hippe pastel tinten van het spelbord zijn te saai voor een spelletje. Wie is de doelgroep voor dit spel, vraagt ze enigszins achterdochtig? Dan komt het eindoordeel: Het spel is nog niet rijp voor de markt.

En ikzelf? Ik hou niet van spelletjes. Maar gelukkig heb ik gewonnen.