Het Nederlandse landschap dreigt in snel tempo te veranderen door de kap van bomen langs provinciale wegen. Of hoe de wegenbouw- en automobilistenlobby een richtlijn tot informele wet maken.
Ondanks het groeiende besef dat onze bomen wel wat meer diensten leveren dan louter zuurstofproductie en het afvangen van fijnstof, ondanks het algemeen erkende feit dat de bomen langs onze wegen een belangrijke component van het karakter en de sfeer van onze openbare ruimte en infrastructuur vormen, worden bomen in toenemende mate vogelvrij verklaard. Kappen is aan de orde van de dag. Neem bijvoorbeeld de provinciale wegen. Met als belangrijkste aanleiding veiligheidsrichtlijnen van een wegenbouwclub en de onwil van automobilisten om af en toe wat langzamer te rijden, dreigen steeds meer monumentale bomen langs onze provinciale wegen het loodje te leggen.
Een eerste aanleiding tot kappen ligt besloten in het Handboek Wegontwerp 2013, meer in het bijzonder het deel Gebiedsontsluitingswegen, dat werd opgesteld door het kennisplatform CROW. Deze ‘onafhankelijke’ organisatie, bestaande uit infrabestuurders en wegenbouwers, heeft in de richtlijnen van het handboek ‘een obstakelvrije zone van minimaal 4,50 meter naast de weg’ aanbevolen.
Wie wel eens over zo’n gebiedsontsluitingsweg, in zeker zin alle belangrijke buitenstedelijke wegen behalve snelwegen, heeft gereden of gefietst weet dat veel van deze wegen worden begeleid door bomenrijen, niet zelden van monumentale aard en omvang. Veel van deze wegen zijn historisch, vaak eeuwen oud. Het beplanten met bomenrijen was ooit vanzelfsprekend, dat zijn we met de hedendaagse aanleg van snelwegen helemaal vergeten. Strikt handhaven van de 4,5 meter zone zou betekenen dat vrijwel al die prachtige bomen in majestueuze rijen gekapt zouden moeten worden.
Aanvankelijk leek het zo’n vaart nog niet te lopen. Lokale overheden en provincie waren terughoudend. Op zijn website meldt het kennisplatform onder het kopje ‘Bomen, wegen en veiligheid: Hoe vind je de balans?’ dat er natuurlijk niet alleen naar veiligheid gekeken hoeft te worden, maar sluit dan enigszins hypocriet af met: “Zoals aangegeven, gaat het niet [om het] massaal weghalen van bomen maar om het vinden van de juiste balans: het maken van een afweging tussen verschillende factoren.” Iets eerder staat er echter wel een disclaimer bij: “Het is dan [bij afwijking van de 4,5 meter norm, red] wel verstandig om deze besluiten goed te onderbouwen en te documenteren, om bij eventuele juridische claims (bijvoorbeeld na een ongeval) goed voorbereid te zijn.” Dit is geen aanwijzing meer, maar een dreigement.
Om alvast een voorschotje op die claims te geven organiseerde de autolobbyvereninging ANWB onlangs een ‘enquête’ onder haar leden waarbij gevraagd werd om gevaarlijke provinciale wegen aan te melden. Hoewel aanmelden van misstanden op Nationale Meldpunten zo’n beetje een nationale hobby aan het worden is, deed nog geen 7% van de leden mee. Er werd natuurlijk niet gevraagd om ook ongevaarlijke bomenwegen te melden. Dus kon de club weer landelijke aandacht scoren met een ‘gevaarlijke provinciale wegenkaart’ met veel dik rood gekleurde wegen (vaak bomenwegen). Niet zelden lopen die wegen ook nog eens door Nationale Landschappen of natuurgebieden, maar veiligheid, vermeend of echt, heeft altijd het primaat boven cultuur, historie en/of natuur.
Of er op die rode wegen ook daadwerkelijk ongevallen zijn gebeurd waar de positie van bomen de (mede) oorzaak was, is niet onderzocht. Rijgedrag is kennelijk nooit de oorzaak volgens de ANWB, evenmin het ontbreken van voldoende verlichting, het ontbreken van voldoende bescherming in de vorm van geleiderails, reflectoren op de bomen of wat ook. Nee het zijn de eufemistisch benoemde ‘obstakels langs de weg’. De bomen dus.
En daarmee is de massale bomenkap door een combinatie van een nogal discutabele richtlijn en een autolobby opeens reëel geworden. Verschillende natuurgroepen en bomenliefhebbers melden sinds vorig jaar een toegenomen kapwoede van bomenrijen langs provinciale wegen (zogenaamde N-wegen). De 4,5 meter richtlijn is opeens van aanwijzing tot informele wet geworden. De provinciale besturen lijken ook ‘om’. Wat nu nog rest om nodeloze vernietiging van prachtige stukken infrastructurele natuurcultuur te stoppen, is doen wat de autolobby deed: protesteren en lobbyen. (Dat is overigens een veel grotere taak dan even een kaartje met rode wegen tekenen.) Stuk voor stuk, bijna boom voor boom, moet de kapvergunning bestreden worden. En steeds is er het veiligheidsmantra waar tegen gevochten moet worden. Vooralsnog zijn het vooral clubs als De Bomenridders die protest aantekenen. Zoals wel vaker houdt onze vakgemeenschap, in dit geval met name de landschapsarchitecten, zich opvallen stil. Het zal toch niet zijn omdat we bang zijn de provincies en/of wegenbouwers tegen het hoofd te stoten?