Column

Subtopia, ideeën voor een stad van allen en van niemand

Werkend in de periferie van het ontwerpvak probeert Alex van de Beld nieuwe verbinden te ontdekken en te leggen tussen landschap, design, kunst, theorie, politiek, stedenbouw, cultuur en onderwijs. Zijn eerste column gaat over het belang van een nieuwe common in relatie tot de huidige vluchtelingenstroom.

The Fittja Pavilion 2014 – foto Tor Lindstrand

Toen ik jaren geleden Ralph Erskine bezocht in zijn woonplaats Botkyrka was hij al zwak van lijf en leden en had – zo bleek later – niet lang meer te leven. Ik herinner me nog goed dat hij me een ansichtkaart uit 1960 liet zien. Daarop was een door hem ontworpen skicentrum in het hoge noorden van de Zweedse bergen afgebeeld. Op de kaart was te zien dat er over het dak van het gebouw heen werd geskied. Het houten gebouw was naast skihut, ook een uitdagend onderdeel in het skiparcours. Erskine liet me de ansichtkaart zien en een schets hoe het gebouw opgenomen was in het sneeuwlandschap. Hij zei er niets bij. Het was zijn repliek op de voorbeelden die ik hem van mijn werken liet zien. Vol trots had ik hem vertelt over de ontwerphouding die ontwerpers tegen aan het einde van de vorige eeuw hadden ingenomen en die we in ‘de scene’ thematisch het ‘kunstmatige landschap’ noemden.

Onlangs was ik weer in Botkyrka. Ik was gevraagd deel te nemen aan een idea camp getiteld Build the city 2015. De bijeenkomst was georganiseerd door Subtopia, een gemeentelijke organisatie die cultuur faciliteert op alle mogelijke wijze. Subtopia is een van de organisaties (hubs genoemd) die samen een Europees netwerk vormen. Het netwerk is geïnitieerd door het E.C.F. ( European Culture, Foundation). Sinds 2013 vinden er regelmatig uitwisselingen plaats en worden samenwerkingen bevorderd rond het thema van de Commons. Naast het E.C.F. zijn er partners uit Kroatië, Frankrijk, Polen, Spanje, Moldavië en dus Zweden. Het idea camp vond plaats in een enorme hangar die voor de gelegenheid was veranderd in een werklandschap voor een honderdtal deelnemers. Samen met mensen van het E.C.F. hadden we drie dagen de tijd om de ruimte geschikt te maken voor de bijeenkomst die zelf ook drie dagen zou gaan duren. Naast de vijftig ideas on wheels waar de groepen hun ideeën rond de commons verder uitwerkten, was mijn rol als architect een aantal specifieke milieus te creëren die uitnodigden tot uitwisseling, interactie en samenwerking.

Woningbouw Ralph Erskine Botkyrka – foto Holger Ellgaard

Tijdens mijn verblijf in Botkyrka had ik gelukkig ook nog tijd om een aantal projecten van Erskine te bezoeken waaronder een grootschalig woningbouwproject op de heuvels aan de rand van de stad. Botskyrka is een typisch voorbeeld van een voorstad van Stockholm die in de zestiger jaren gebouwd is in het kader van het Zweedse wederopbouwprogramma (miljonprogrammet); in Nederland later ironisch ‘vertaald’ naar het nationale Vinex-programma. Prototypisch voor die tijd zijn de grote woongebouwen, schijnbaar willekeurig geplaatst in een zacht glooiend landschap bestaande uit meertjes en ruime groengebieden. (Eigenlijk het omgekeerde model van de Bijlmermeer waar het aangelegde groen de ruimte tussen de gebouwen aankleedde.)
In de Zweedse stadslandschappen is er ruimte te over, waterpartijen zijn meren en parken doen zich eerder voor als bossen. De architectuur is lang niet altijd slecht. Het woningbouwproject van Erskine bleek daar een goed voorbeeld van te zijn. Ondanks de sociale problemen in dit extreem gesegregeerde deel van Stockholm functioneert dit deel van de wijk probleemloos. Men woont er prettig, alles is redelijk netjes opgeruimd. De buurt is duidelijk geadopteerd door de bewoners en leidt niet zwaar aan het anonimiteitssyndroom waar veel naoorlogse wijken last van hebben. Hoogstens zou er naar onze huidige smaak wat meer sprake kunnen zijn van gezellige en rommelige stadstuintjes waar bewoners hun eigen sla kweken.

Maar dit voorbeeldproject vertelt niet het gehele verhaal over het huidige Botkyrka waar zeventig procent van de bewoners van niet Zweedse komaf is. We bezochten het multiculturele centrum in Fittja. Het centrum presenteerde haar activiteiten in samenwerking met het lokale platform voor kunst en cultuur met veel enthousiasme. Men initieert er veel community-art projecten waarvan sommige zelfs op de kunstbiënnale in Venetië te zien zijn geweest. Vol trots liet men zien hoe er gewerkt wordt aan een omvattend empowerment project voor de veelal kansarme jongeren en werkloze bewoners. Men is zich uiterst bewust van de noodzaak hen te betrekken bij hun leefomgeving.

Idea Camp 2015 – foto auteur

In datzelfde multiculturele centrum was op dat moment een overtuigende en kritische tentoonstelling te zien over de Zweedse samenleving onder de titel Nationale Psychose. Op vileine wijze werd blootgelegd hoe de Zweedse samenleving op een paradoxale moraal is gebaseerd. Te boek staand als meest tolerant EU-land dat verhoudingsgewijs de meeste vluchtelingen opneemt, maar tegelijkertijd het land waar de minste mensen direct naast immigranten te willen wonen. Er was te zien hoe het archaïsche zelfbeeld nog steeds wordt gekoesterd – blond en blauwogig – maar hoe tegelijkertijd de nationale knuffelhelden Laleh en Zlatan kinderen zijn van immigranten en vluchtelingen. Tot slot was de expositie zeer kritisch over de politiek correcte politiek waarin bewonersparticipatie in de praktijk vooral een alibi is voor pappen en nathouden.

Inmiddels is er al weer veel gebeurd rond het thema van de nieuwe stroom vluchtelingen die Europa binnenkomt. Zweden wil de grenzen gaan sluiten omdat het te snel gaat zo vindt men. Terwijl het wel de ruimte en ook de mogelijkheden heeft om deze mensen te helpen. Juist in een land waar het ‘Allemansrecht’ nog gemeengoed is, zou je verwachten dat de culturele onderlegger sterk genoeg is om vluchtelingen een plek te bieden vanuit een gedeelde gemeenschappelijkheid en tegen motieven van eenzijdige exploitatie.

Maar misschien is het probleem dat Zweden heeft met de instroom van vluchtelingen ook wel het teveel aan ruimte, waardoor juist het gebrek aan een maatschappelijke positie niet zo zichtbaar en daarmee niet zo urgent is. Er wordt nauwelijks beroep gedaan op immigranten om werkelijk deel te nemen aan de maatschappij. En dat werd pijnlijk aan de kaak gesteld in de expositie in het multiculturele centrum waar Zweden wordt neergezet als een land dat groot en rijk genoeg is om de ogen te sluiten voor de werkelijkheid.

Fittja OPEN 2013 – foto Tor Lindstrand

Het idea camp in Botkytka stond in het teken van de commons. Hoe gemeenschappen initiatieven kunnen ontwikkelen – van idee tot zelfbestuur – over de door hen bewoonde of geannexeerde ruimte werd nog eens extra gekruid door de toenemende stroom vluchtelingen in Europa. Er werd door een keur van deelnemers gesproken over het idee van de stad in dit nieuw sociale perspectief. Vanuit antropologische en gemeenschappelijke waardes werd gesproken over de wijze waarop ruimtelijk functionele concepten geïmplementeerd kunnen worden in de bestaande ruimte. Het scheen mij toe dat de gesprekken waar juristen, economen, politici, handwerkers, planologen, sociologen, creatieven en een keur van andere disciplines aan deel namen, in hun energie en enthousiasme leken terug te keren naar de bakermat van de Europese cultuur waaruit ze is ontstaan: de Griekse politeia. De hangaar in Botkyrka was de tijdelijke agora waar het debat over haar ontstaan werd opgepakt.

Ik was verrast dat de ruimtelijke concepten niet zozeer van architecten en stedenbouwers afkomstig waren. De thema’s en onderwerpen waren mij bekend maar de gesprekken hadden een grotere reikwijdte en waren veel intenser en voorzien van een breder vocabulaire en werden voor mijn gevoel diepgravender gevoerd. Hier in Botkyrka werden ideeën voor de steden van de toekomst gelanceerd.
De experimenten rond de commons zouden de (Europese) democratie wel eens van de nodige vernieuwingsimpulsen kunnen voorzien en daarmee via programma’s als dat van het E.C.F. de politiek kunnen beïnvloeden waarbij een ‘verandering van politiek’ moet betekenen: het relativeren van de economische motieven en alleen onze leefcultuur als basis nemen voor politieke besluitvorming.

Mayday Demonstratie ‘Recht auf Stadt – Never mind the papers’ 2015 – foto Rasande Tyskar

Om die ‘nieuwe steden’ te realiseren lijkt Nederland mij het ideale gidsland. Het is verstoken van het luxe probleem van overtollige ruimte zoals in Zweden waardoor de kop in het zand kan worden gestoken, en er is de noodzaak de economie van nieuwe impulsen te voorzien. Het zou een gemiste kans zijn de (huisvestings)situatie rond te vluchtelingen louter te willen oplossen door oude pretparken, leegstaande kantoorgebouwen, of nieuw te bouwen tijdelijke en modulaire units te zien als dé antwoorden. Nu is de kans het vraagstuk over de opvang van vluchtelingen te koppelen aan een groter maatschappelijk – Europees – belang. Betrek de vluchtelingen vanaf de eerste dag bij de creatie van hun nieuwe woonomgeving. Luister naar hun ideeën en doe er je eigen voordeel mee door nieuwe leefomgevingen te creëren anticiperend op de toekomst. Bouw samen met de architecten en sociologen onder hen de nieuwe woonomgevingen, ontwikkel met hun eigen leraren en leerlingen de schoolomgevingen, ontwikkel plattegronden op basis van andere gezinsculturen – en bouwbesluiten. Het moet toch duidelijk zijn dat willen we antwoorden op hoe de samenleving van morgen te organiseren we dit moment moeten aangrijpen en het benutten als een prachtige buitenkans. Niet alleen om de economie op te peppen , maar om een bouwend onderzoek te doen. Juist in Nederland waar oude bestuursmodellen al jarenlang niet meer werken, de overheid zichzelf opnieuw probeert uit te vinden onder het mom van burgerparticipatie en waar die inmiddels tot hype verworden agenda niet meer dan een nieuw etiket op een oude fles wijn blijkt te zijn, kan er aan een nieuw hoofdstuk worden begonnen over de Hollandse stad

Toen ik Botskyrka verliet dacht ik terug aan mijn bezoek aan Ralph Erskine. Een architect die werkelijk het beste voor had met mensen waarvoor hij bouwde. Een goed mens omdat hij open bleef staan voor de gevoelens van anderen. Een ethisch mens omdat hij op correcte wijze deelnam aan de economie. Een creatief mens omdat hij altijd een relatie aanging met zijn omgeving, ongeacht wie of waar. Zoals hij dat met mij deed, door na geluisterd te hebben op zoek te gaan naar een ansichtkaart, rommelend in de archieven hetgeen hem schijnbaar moeite kostte gezien zijn fysieke gesteldheid. Het was een magisch moment tussen personen, dat me, als ik er aan terugdenk, nog steeds vervuld met een mengeling van bescheidenheid en van trots. Wat me is bijgebleven is een besef hoe we gezamenlijk aan de ontwikkeling van de Europese cultuur bijdragen, door te leren van wat anderen in het verleden hebben bedacht en gedaan, maar in de wetenschap dat we zelf telkens weer onze eigen tijd moeten uitvinden.