Interview

Zef Hemel over platforms en verhalen

Volgens planoloog Zef Hemel heeft het verhaal de potentie de nieuwe drager te worden van fundamentele beslissingen voor een nieuwe vorm van samenleven. Na afloop van zijn lezing voor de tweede lichting stad.academici sprak Tim Prins met hem over het nieuwe stadmaken.

Zef Hemel – foto Voyart films

“De democratische crisis is de ergste crisis die wij op dit moment kennen, veel erger nog dan de financiële crisis. Het is noodzakelijk opnieuw te leren samenleven en samenwerken.” Om tot een nieuwe stap in de democratische evolutie te komen, stelt Zef Hemel een voorwaarde: stop met plannen maken. Planning is voor 80% communicatie. Het getekende plan is daarom niet meer geschikt als communicatievorm voor een nieuwe democratie, omdat deze vorm is gebonden aan het heersende hiërarchische model, aldus Hemel. Men moet zich hiervan bevrijden, want onze samenleving zit gevangen in de polarisatie tussen top-down en bottom-up, tussen experts en burger en tussen plan en proces.

Zef Hemel bekleedt de Wibautleerstoel voor grootstedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam. Gedurende vijf jaar onderzoekt hij open planningsexperimenten in metropolitane gebieden. Het nieuwe stadmaken is voor Hemel de herinrichting van het huidige hiërarchische bestel met verzamelingen lokale platforms waar overheden, burgers, marktpartijen en wetenschappers samenkomen. Bij Volksvlijt 2016, een platform voor de open stad van de toekomst, draagt iedereen verantwoordelijkheid, verdient iedereen en beslist iedereen mee.

Tim Prins: Vanavond heb je niet iedereen weten te overtuigen van het participatief karakter van de planontwikkeling. Onlangs zijn alle gemeenteraden in en rondom Amsterdam akkoord gegaan met de structuurvisie Amsterdam 2040. Een deelnemer wilde weten of zo’n participatieproces ook stand houdt, als bijvoorbeeld Schiphol zich ermee bemoeit. Begrijp je de achterdocht?
Zef Hemel: Jazeker. De vraagsteller duidde op hele krachtige belangen en ik had het woord belang niet gebruikt. In die zin vindt hij mij waarschijnlijk wereldvreemd, want ‘je weet toch hoe groot die belangen zijn’. En of ik dat weet! Als het aankomt op belangen, dan is een plan weinig waard, dus welkom in de echte wereld van de grote belangen. Die opmerking begreep ik heel goed.

Het vervelende is dat de processen zoals we die hebben ingericht juist allemaal uitgaan van belangen. En dat werkt niet. In platforms als Volksvlijt 2016 wordt een appel op je gedaan om alles te overzien, de gehele samenleving of de hele stad. Je raakt niet bij het proces betrokken omdat je CEO van Schiphol bent, maar omdat je wat voor Amsterdam wilt betekenen. Kortom ik ben niet geïnteresseerd in de belangen, maar in de volle persoon. De belangen verdwijnen weliswaar nooit geheel, maar ze worden zacht. Je spreekt mensen op de persoon aan en dat overstijgt belangen. Als je mensen zo benaderd, krijg je ook een ander gedrag.

Ok, dus de grote bv’s gedragen zich anders en hun krachtige belangen worden zachter. Hoe ‘verhard’ je de belangen van stadmakers in het proces van gebiedsontwikkeling, zij hebben immers geen eigendom op de locatie en zodoende geen recht op de verbetering of waardecreatie?
Dat is omdat de wereld verkaveld is in belangen en rechten. En nogmaals, de systemen, zoals we die hebben ontwikkeld gaan daarover, om dat te regelen: de rechten, de bevoegdheden, de belangen. Ik probeer juist een nieuwe omgeving te creëren waarin dat er minder toe doet. En ik ben geïnteresseerd in burgers, in wat we voor mekaar kunnen betekenen. Ik weet zeker dat elke persoon fantastische eigenschappen bezit, mogelijkheden, talenten en dromen. Je bent niet alleen maar van Schiphol, maar woont nog ergens en je bent ook nog toerist. Je hebt verschillende rollen. Als je mensen daarop aanspreekt: op wie ze zijn, wat ze kunnen bijdragen aan het grotere geheel.

Ik ben een holist, ik verkavel de dingen niet. Voor mij is alles één groot geheel. En ik ontwikkel processen, waarin alles gezegd en besproken kan worden. En dat moet ook wel, omdat de wereld zo complex is geworden, zo ingewikkeld, alles hangt nu met alles samen De wederzijdse afhankelijkheid is groter dan ooit. Dan kan je niet anders dan holistisch zijn. Dit heette vroeger onder planologen integraal denken. Het is een oud ideaal.

Dus was de planner in zijn oude rol aan het verkavelen, moet hij in zijn nieuwe rol leren ontregelen?
Ontregelen vind ik een mooi woord, maar is niet precies wat ik bedoel. Ik wil heel graag dat mensen buiten hun eigen grenzen treden. Ze zijn volgens mij groter dan wie ze denken te zijn. Iedereen zou zichzelf moeten overstijgen. Dit is problematisch zodra je weer met praktische plannen gaat werken, want het eerste dat je doet is grenzen trekken. Ik wil de plannen vervangen door verhalen, want verhalen zijn open, die kennen geen grenzen. Ze kennen wel een plot, een held en gebeurtenissen. Je kan hoofdstukken toevoegen. Iedereen kan het verhaal op zijn eigen manier vertellen. Verhalen zijn open en flexibel.

Verhalen pretenderen niet de werkelijkheid te verbeelden, een pretentie van maakbaarheid uit te stralen. Het gaat niet over de werkelijkheid. Plannen gaan evenmin over de werkelijkheid, want ze gaan over een toekomst die nog niet bestaat. Zelfs de werkelijkheid van dit moment kennen we niet. Hoeveel feiten we ook erkennen, zodra we in de belangen gaan opereren, worden feiten weer ondergraven en gaan we een verhaal bouwen rondom ons belang, om het op te blazen, om het groot te maken. Ik heb veel liever dat we met open vizier elkaar verhalen vertellen. Met veel plezier en met veel verbeeldingskracht. Hoe aanstekelijker de verhalen, hoe mooier de toekomst wordt.

Onze civiele samenleving wordt door een grondwet gestut, hebben we nu een ‘grondverhaal’ nodig of zijn dat heel veel verschillende verhalen?
Elke samenleving leeft binnen een grondverhaal. De Nederlandse samenleving heeft een nationaal verhaal. Elke subcultuur en elke stad heeft ook een verhaal, waar mensen trots op zijn. Maar veel verhalen missen kracht. Overigens, veel verhalen kunnen naast elkaar bestaan en er is niet per se wedijver tussen verhalen. Het is zelfs mooi als we een ‘Sloterdijkeriaanse’ wereld kunnen schetsen van ongelooflijk veel verhalen.

Ik denk dat verhalen over steden heel krachtig kunnen zijn omdat zulke verhalen verbonden zijn met de realiteit. Een nationaal verhaal heeft dat verloren, maar een verhaal over Maastricht heeft dat potentieel wel. En als mensen dat verhaal van Maastricht, wat het is en waar het naartoe gaat, geloven, is dat ijzersterk. Dat maak je als stad weerbaar, dat voed je en zet je in een koers. Zeker nu zoveel verhalen afbrokkelen. Ideologische verhalen zijn bijna verdwenen. Religieuze verhalen voeren een doodstrijd, ze komen in orthodoxe vorm terug in een ultieme poging om te overleven. Die verhalen gaan niet over de toekomst. Ze gaan over het verleden, zijn conservatief. Optimistische verhalen over de toekomst helpen steden verder te komen.

Sciencefiction?
Het is altijd fictie. In de jaren zestig was het science en daar lijken sommige toekomstverhalen tegenwoordig ook weer op: ‘smartcity’ is een sciencefiction verhaal. Het is een déjà vu, dus dat waait wel weer over. Er zijn vele betere, duurzame verhalen te verzinnen die gaan over identiteit en mogelijkheden die aan onze voeten liggen. Kunstenaars kunnen zich daar makkelijker in bewegen dan ingenieurs, laat staan juristen.
Ik zeg bewust kunstenaars, makkelijker dan de architecten, omdat kunstenaars een open-mind hebben en veel meer open staan voor mogelijkheden. Architecten zitten vaker nog vast aan de grond, het project, de opdrachtgever, het geld en natuurlijk hun eigen hoogstpersoonlijke fascinatie, hun grote held en dat helpt niet. Architecten vinden deze wereld vaak moeilijk en verwarren de toekomst met hun eigen architectuur. Kunstenaars daarentegen kunnen veel makkelijker in de wereld van ongewisse toekomstverhalen stappen. Ze kunnen op bijna een naïeve manier in gesprek treden met gewone stervelingen.

Zie je een verband met het verhaal van Constant Nieuwenhuys’ New Babylon?
Ik vind New Babylon interessant. Zeker in de begintijd was het een utopisch project maar het is teveel architectuur gebleven. Er zijn in de Provo-tijd en bij Zero spannende dingen verzonnen. Die tijd is trouwens terug. Waar zijn de kunstenaars?

In The Economy of Cities schrijft Jane Jacobs: ”Artificial symptoms of prosperity or a ‘good image’ do not revitalize a city, but only explicit economic growth processes for which there are no substitutes.” Zie je jouw utopie als vervanging voor wat er nu is, of vindt er nog een symbiose plaats?
Met het neerzetten van een grote markthal maak je geen economie. Je hebt alleen een icoon neergezet. Je hebt weliswaar veel vertier, maar dat – en dat is Jacobs boodschap – nog geen economie. Economie zit in heel iets anders, bijvoorbeeld importvervanging: vele kleine ondernemers kweken die lokale markten proberen te creëren, of het stimuleren van innovatie en ondernemerschap bij inwoners.

Hoe je dat doet? In de eerste plaats door jonge mensen te inspireren rond de toekomst, ze te activeren, ideevorming te stimuleren, samenwerking te bevorderen; dus dat mensen fantastische dingen gaan doen. Een markthal zet je aan tot consumptie, het activeert niet echt. Wel dat je gapend omhoog kijkt en denkt ‘wow wat geweldig’. Je bent onder de indruk van de architectuur, maar ook dat is eerder iets dat je plat slaat, machteloos doet voelen, en je juist weerhoudt van ondernemen. Zo bouw je geen economie. Een economie bouw je door informele platforms te creëren, die inspirerend, verhalend en positief zijn, waardoor mensen werkelijk opstaan. En die platforms bestaan dank zij de mensen zelf.