Nieuws

Op zoek naar de gelijke noemer onder ruimtelijke planners

Vijftig jaar geleden, in de hoogtijdagen van het modernisme, werd Isocarp opgericht, de International Society of City and Regional Planners. Tijdens een jaarlijks Isocarp-congres komen ruimtelijke planners van over heel de wereld bijeen om kennis uit te wisselen, dit jaar was dat in Rotterdam.

In 1965 werd ongetwijfeld gehoopt dat het congres een CIAM-achtige voortzetting zou zijn. Hoe anders kon je destijds immers met vakgenoten kennis uitwisselen en plannen maken voor het Groot Modernistisch Wereldplan? Natuurlijk via briefwisselingen en polemieken in tijdschriften, zo nu en dan met een nieuw boek. Als je elkaar dan op een congres in het echt ontmoette, kon je elkaar eindelijk met argumenten om de oren slaan en uitdagende of inspirerende gesprekken hebben. Dat was toen, maar hoe geef je nu, in het online tijdperk, zin aan een internationaal planningscongres?

Sinds 1965 zijn de hoofdproblemen van de planningspraktijk niet verdwenen en er ook niet gemakkelijker op geworden. Planners uit alle continenten zouden zich eenvoudig moeten herkennen in de gezamenlijke opgaven als energietransitie, watermanagement, duurzame landbouw, voedseldistributie of nood-en veiligheidsvoorzieningen, om er enkele te noemen. Ik kan me alles voorstellen bij het presenteren van best practices, het navigeren in complexe maar vergelijkbare processen, of het kritisch toetsen van scenario’s, en dat graag een beetje logisch geografisch verdeeld. Daar zou je dan jaarlijks op kunnen terugkomen in een jaarevaluatie. Wie weet gebeurt dit wel, maar in ieder geval niet tijdens Isocarp.

Isocarp is een congres voor planners uit de praktijk en daarom ben je geïnteresseerd in cases en processen, niet zozeer in wetenschap en theorie (daar is het Aesop Congres voor). Maar de planningspraktijk is een complex werkveld. Er zijn vele belanghebbenden, het is schaken op meerdere schaalniveaus tegelijkertijd, met vaak onduidelijke besluitvormingslagen, en verbanden met andere sectoren als bijvoorbeeld energie, landbouw, natuur of recht. En dat alles over lange- en korte termijn tijdpaden uitgesmeerd met een onoverzichtelijk aantal onzekerheidsgraden. Zoals de Zweedse planner Erik Wirén al in de jaren negentig tijdens een Isocarp-congres constateerde: het is niet dat het planningsvak zijn geloofwaardigheid is verloren, als wel zijn focus.
Kon je in 1965 als Nederlandse planner binnen het modernistisch referentiekader vast aardig meepraten over een veelbesproken project in bijvoorbeeld St. Louis, in 2015 ben je langer bezig met het vinden van een common ground. Wat heb je in dat complexe planningsgeweld gemeen met een planner aan de andere kant van de wereld?

Maar liefst twaalf lokale praktijkopgaven waren in workshops op verschillende locaties georganiseerd, van Amsterdam tot Maastricht, van Groningen tot Antwerpen. Op de locatie zelf werden projecten en problemen tastbaar en raakten mensen betrokken. Er was rust om een project toe te lichten en te bespreken, en al werkenderwijs leer je elkaar ook beter kennen. De reacties van veel workshopdeelnemers waren dan ook enthousiast, praktijkprojecten zijn inspirerend.
Maar om de workshops gewicht te geven had de organisatie bedacht dat er conclusies geformuleerd moesten worden en dat deze voor niet minder dan negen burgemeesters gepresenteerd dienden te worden. En vanwege volle agenda’s moest dat in vijf minuten pitches gebeuren. Ik overdrijf niet als ik zeg dat deze pitches stuk voor stuk vuurpelotons van platitudes in steenkolen-Engels waren. Beste organisatie, het is niet mogelijk, maar ook helemaal niet nodig om uit vrijblijvende en inspirerende workshops conclusies te forceren. De burgemeesters maak je er echt niet blij mee. De relevantie is alleen door iedere individuele workshopdeelnemer te bepalen, omdat iedere deelnemer nu eenmaal vanuit een andere context werkt en denkt. Zodra er over alle individuele impressies heen een gemeenschappelijke conclusie moet worden getrokken, verzand je al snel in algemeenheden en verlies je focus. Isocarp vindt zijn focus tijdens de workshops en informele ontmoetingen, niet in algemene conclusies, debatten, pitches of keynotes. En dat hoeft niet te verwonderen, want het gaat hier immers over de planningspraktijk en die leeft in het veld, niet achter het katheder.