Recensie

Vloeibare ontwerppraktijk door ontwrichtende industrie

De tentoonstelling Design by Choice gaat over de invloed van een materiaal op de relatie tussen ontwerper, producent en consument. Het materiaal in kwestie: gietijzer. Een parallel met onze eigen tijd is niet moeilijk te trekken.

foto Johannes Schwartz

Een reis langs het bakstenen station Breda, het tentachtige dak in Tilburg, het naoorlogse station in Eindhoven, brengt mij van Rotterdam naar Maastricht. Op drie kwart van de reis kom ik langs station Weert. De gietijzeren perronoverkapping is een voorproefje op de tentoonstelling Design by Choice in Bureau Europa. Onderwerp van de tentoonstelling is gietijzer, het materiaal dat midden negentiende eeuw in Europa opgang maakte vanwege de constructieve mogelijkheden, de herhaalbaarheid van het productieproces en de moderne uitstraling die appelleerde aan de nieuwe orde van de industriële samenleving. Een materiaal ook, dat een veranderde verhouding veroorzaakte tussen ontwerper, producent en consument.

Design by choice beslaat drie ruimten bij Bureau Europa die elk hun eigen verhaal vertellen. Start van mijn rondgang is een ruimte met zacht licht. Te zien zijn drie toonbeelden uit de beginperiode van de toepassing van gietijzer in de bouwkunst: de giethal Sayner Hütte in Bendorf (1830), Paddington Station in Londen (1854) en Bibliothèque Sainte-Geneviève in Parijs (1850). De presentatie van deze projecten onder andere met van prachtige bouwkundige tekeningen benadrukt de Europese geschiedenis van het materiaal. Niet alleen werd gietijzer in heel Europa geproduceerd, tussen de productieplaatsen was ook een levendige uitwisseling van technieken, producten en ontwerpen. De Sayner Hütte was een fabrieksgebouw voor de productie van ijzer. Er lagen al plannen voor de nieuwbouw van een hal in metselwerk, maar de ijzermeester veranderde van gedachten en liet de hal bouwen met een gietijzeren constructie. In de architectuur wordt zichtbaar hoe met het nieuwe materiaal een vertrouwd beeld is vervaardigd. Eén met referenties naar de neo-gotische architectuur die op dat moment in zwang was.
Paddington Station vertegenwoordigt de talloze stations die in gietijzer zijn uitgevoerd. Het materiaal kon eenvoudig grote overspanningen maken en was daarom uitermate geschikt voor de nieuwe typologie van perronoverkappingen. Het dak van Paddington Station is uitgevoerd in een voor glastuinbouw ontwikkeld systeem, de kopgevel is uitgevoerd met florale motieven die over de volle hoogte spannen. Opmerkelijk is de bibliotheek ontworpen door Henri Labrouste. Ten tijde van het ontwerp, 1838, wordt gietijzer onder andere door collega-architect Semper nog gezien als een materiaal dat niet toegepast dient te worden bij monumentale gebouwen. Het ontwerp van Labrouste waarin twee beuken worden overspannen door bogen gedecoreerd met bloemen laat echter zien hoe het sierlijke materiaal bijdraagt aan de statige sfeer in de studieruimte.

foto Johannes Schwartz

Van een geheel andere schaal zijn de producten die getoond worden in de grootste ruimte van Bureau Europa. De door daglicht gevulde ruimte was de vroegere showroom van aardewerkfabrikant Sphinx. Nu is er een showroomopstelling van gietijzeren producten. Het product dat mijn blik vangt is een doosje met gietijzeren juwelen. De fijnmazige structuur van de juwelen laat zien dat gietijzer niet alleen geschikt is om grote constructies mee te maken, maar ook edele producten. De detaillering van de schakels benadrukken de verfijning waarmee het materiaal kan worden toegepast. Een grote vaas vertelt het verhaal van een Romeinse origineel in het bezit van een kunstverzamelaar, ze werd verkocht aan het British Museum en diende vervolgens als model voor aardewerken reproducties. De vaas wordt gekopieerd door de Koninklijke Pruisische IJzergieterij om uiteindelijk in een catalogus te komen van een Franse ijzergieterij. Dit voorwerp illustreert hoe bij de toepassing van het nieuwe materiaal teruggegrepen wordt op herkenbare motieven. Ook de internationale uitwisseling van deze motieven is opvallend. Het ontwerp van de vaas reist van Rome naar Londen, naar Berlijn, naar Parijs.

De handelscatalogus, die een belangrijk aandeel heeft in de tentoonstelling, is de drager van deze uitwisseling. Gelijk met de massaproductie van gietijzer maakt namelijk ook de handelscatalogus zijn entree. De producten die hierin afgebeeld staan worden in verschillende landen gereproduceerd en in het assortiment van ijzergieterijen opgenomen. De gedeelde kennis vormt een vruchtbare voedingsbodem onder Europese architecten voor een discussie over bouwstijlen. Dit nieuwe bouwmateriaal is een aanleiding tot scepsis over klassieke conventies en een zoektocht naar de juiste architectonische uitdrukking bij toepassing van het materiaal. Ook op een ander vlak werkt de nieuwe industrie ontwrichtend. Met de catalogus kunnen producenten direct hun waar aanbieden aan consumenten. Hierdoor heeft de architect niet langer de onbetwistbare kennis van architectonische bouwstenen, maar weet de consument eveneens wat er te koop is. Zo kunnen zij zelf bepalen welk tuinhek als omheining wordt gekozen. Hoe veelzijdig de keuze was blijkt uit een aantal facsimile’s van catalogi op een tafel in het midden van de ruimte.

foto Johannes Schwartz

De verbindende gang tussen de twee ruimtes herbergt een uitstalling van hedendaagse voorbeelden van de toepassing van gietijzer. Hier blijkt de paradox. Niet langer is gietijzer een industrieel product, maar een ambachtelijk materiaal dat met veel zorg verwerkt wordt om tot een prachtig, veelal poëtisch, resultaat te komen. Zoals de circa vierhonderd gietijzeren kolommen in One Pancras Square door David Chipperfield Architects. Het kostte twaalf mensen drie dagen om één kolom te produceren. In de hedendaagse context kunnen deze kolommen geen industrieel product genoemd worden. In die paradox wordt ook de parallel zichtbaar naar de huidige tijd. In de gang hangt een kleine vlinder aan een visdraad. Het is een 3d-print van een eerder uit gietijzer vervaardigde Vlinder van Devaranne. Vergelijkbaar met het gietijzeren kleinnood, maar lang zo mooi niet qua vervaardiging, brengt deze productiemethode de vlinder wel dichter bij de consument. Om nog meer invloed te kunnen uitoefenen op onze consumptiegoederen kan iedereen deze zelf vormgeven en op kleine schaal laten maken. Wederom wordt de ontwerper op een zijspoor gezet.

Naar deze omslag in de verhouding tussen ontwerper, producent en consument wordt ook verwezen met de titel van de tentoonstelling Design by Choice. Alleen belezen bezoekers zullen de achtergrond van deze titel direct begrijpen. Slechts een terloopse verwijzing in de gratis tentoonstellingscatalogus refereert aan het artikel van Reyner Banham uit 1961. In het artikel schetst Banham hoe de architect zijn hegemonie over het ontwerp van industriële producten heeft verloren aan allerlei andere disciplines. Banham stelt de vraag waar de architect nog wel een bijdrage kan leveren als bijvoorbeeld technische installaties of het meubilair van gebouwen niet meer door hem worden ontworpen. Hij antwoordt dat de architect weliswaar niet meer alle producten zelf ontwerpt, maar deze in relatie tot het ontwerp van gebouwen wel moet uitkiezen. Hier ligt zijn verantwoordelijkheid: de architect moet zich ingraven in de kennis van alle noodzakelijke attributen in een gebouw en zodoende kan hij advies geven wat de beste keuze voor de attributen en technieken is. En zo wordt een tentoonstelling die lijkt over gietijzer te gaan, ook een tentoonstelling over het veranderende ontwerpvak.

foto Johannes Schwartz