Recensie

Het jaar van Jef Cornelis

2016 Lijkt in België volledig in het teken te staan van Jef Cornelis. De Cinematek (het nationaal filmarchief) en verschillende (alternatieve) bioscopen tonen het werk van deze Belgische televisiemaker. Er zijn de nodige publicaties en klapper op de vuurpijl is de tentoonstelling in Argos, het instituut voor de kunstenaarsfilm en videowerk, in Brussel waar meer dan 16 uur van zijn televisiewerk te bekijken is.

still uit Sonsbeek buiten de perken (1971) – Jef Cornelis © VRT– Courtesy Argos, Centre for Art & Media, Brussels.

De alomtegenwoordigheid van Jef Cornelis (Antwerpen 1941) in België gaat gepaard met een groeiende belangstelling vanuit Nederland. Deze groeiende belangstelling wordt vooral gevoed door de kenner van Cornelis, Koen Brahms, en zijn engagement naar deze kunstenaar. Dankzij Brahms werd Cornelis’ werk veelvuldig besproken in onder meer het Vlaams-Nederlandse magazine De Witte Raaf, in Witte de With centrum voor hedendaagse kunst, op de Rietveld Academie en deden studenten aan de Van Eyck Academie in Maastricht verschillende onderzoeken naar het oeuvre; Van Eyck beheert het archief van Cornelis met dank aan Koen Brahms, voormalig directeur van de academie.

Buiten deze eerder genoemde meer academische context, wordt het werk van Cornelis in Nederland zelden getoond, een enkele groepsexpositie in het (verre) verleden daargelaten.(1) Dit is jammer, niet enkel creëerde Cornelis een grote hoeveelheid geweldige televisieprogramma’s die een zeer uitgebreide en interessante kijk geven op de kunstenaars, architecten en het kunstgebeuren (zijn voornaamste onderwerpen) van de jaren ‘60 tot eind jaren ‘90 (zijn actieve loopbaan), maar Cornelis geeft vooral blijk van een inventief gebruik van het medium televisie dat tot op heden ongeëvenaard is.

still uit Jef Cornelis, Vlaanderen in vogelvlucht,1976. © VRT– Courtesy Argos, Centre for Art & Media, Brussels.

Het is ware ‘auteurs-televisie’ in lijn met de auteurscinema die zo verwoord werd door Franse film-theoretici halverwege de vorige eeuw. Essayistisch werk waar de stijl, of de creatieve hand van de maker duidelijk in terug te vinden is. De overeenkomst met de Franse film is zichtbaar in Cornelis’ vroegste werk dat ook te zien is bij Argos. Abdij van Park Heverlee uit 1964 is een middellange film zonder interviews of voice-over die geheel gewijd is aan de architectuur van de abdij van Heverlee,.een film geïnspireerd op L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais uit 1961. Abdij van Park Heverlee is een documentaire, of essayfilm, die het louter observeren overstijgt en hierdoor ook enigszins doet denken aan bijvoorbeeld het werk van Bert Haanstra (1916-1997). Een verband dat wellicht zijn oorsprong vindt in een van Cornelis’ docenten aan de Amsterdamse Film Academie, Anton Koolhaas tevens vriend van Haanstra en diens scenarioschrijver voor Alleman, en in Koolhaas’ theorieën met betrekking tot de grenzen tussen fictie en documentaire – al wordt dit laatste ten stelligste ontkend door Cornelis zelf.(2)

Cornelis en Haanstra vinden elkaar in het ‘observeren’, in hun bewondering voor het alledaagse leven en voor ‘de gewone man’. Waar Haanstra echter stopt en minder duidelijk oordeelt, gaat Cornelis verder en maakt van zijn werken heuse filmische betogen, ongekend voor de televisie. Deze nadrukkelijke en sturende aanwezigheid van de maker, de zogenoemde Camera Stylo, waar de camera het verlengstuk is van de gedachten van de maker en zo als communicatief middel gebruikt wordt, en de fascinatie voor architectuur en stedenbouw blijven terugkerende elementen in de latere werken van Cornelis.(3)

still uit O.M.A. Rem Koolhaas (1985) – Jef Cornelis © VRT– Courtesy Argos, Centre for Art & Media, Brussels.

De expositie Jef Cornelis / Inside the White Tube. Een retrospectieve blik op het televisiewerk van Jef Cornelis in Argos toont de werken van Cornelis niet chronologisch, maar thematisch inzoomend op een element uit Cornelis’ oeuvre. Arguments toont werken waar de tv als discussieplatform gebruikt wordt. Speaking in Tongues laat de vele door Cornelis vervaardigde kunstenaarsportretten zien. Counterpoints haalt de eerder geponeerde stellingen uit de andere delen van de expositie onderuit en toont eerder atypisch werk (en daardoor weer typisch voor Cornelis). En Decades, in dit deel worden uit verschillende periode de ‘hoogtepunten’ getoond. Wellicht het meest in het oog springende werk is De langste dag (1984), een ongeëvenaard stuk televisie waar de Amerikaanse Super Bowl nog een puntje aan kan zuigen. In De langste dag verslaat Cornelis de opening van de minstens zo legendarische expositie Chambres d’amis van Jan Hoet in Gent. Meer dan zes uur live televisie waar alle ‘trucs’ uitgehaald worden: een helikopter boven de stad, interviews door Chris Dercon (de latere directeur van Tate Modern) met ministers, kunstenaars en andere bezoekers. Veelvuldig gebruik van het splitscreen om de verschillende standpunten naast elkaar te etaleren en zo de discussie op gang te houden en met deze duiding de kunst dichter bij ‘de man’ te brengen. Of hoe met een onpretentieus medium hoge kunst verbeeld en gemaakt wordt.

Naast het gebruik van het televisiemedium als spreekbuis voor de verschillende opvattingen, is ook het koppelen van het ‘Vlaamse’ aan het ‘wereldse’ illustratief voor Cornelis. Bijvoorbeeld als het gaat om zijn programma’s rond architectuur en urbanisatie, zoals het tv-item over de toekomst van de middeleeuwse wijk het Patershol in Gent uit 1971. Terwijl de stad dreigt deze wijk te saneren – plat te gooien zodat er plaats is voor hoogbouw – filmt Cornelis het protest van de wijk en vertelt de voice-over over de keuzes die de stad gemaakt heeft om uiteindelijk toch te kiezen voor het behoud van de wijk. Daarin bevestigd door de grote aantallen internationale architecten die de stad bewonderen voor deze keuze (namen blijven hier achterwegen) en de internationale voortrekkersrol die de stad geniet als het gaat om ‘modern saneren’ waar men behoudt wat goed is en verbetert wat beter kan. Cornelis bekritiseert de stad niet vanwege de mogelijke sloop, en filmt neutraal het protest in deze volkswijk. Hij kiest voor een derde optie: het complimenteren van de stad voor hun durf en hun voortrekkersrol.

still uit De langste dag (1986) – Jef Cornelis © VRT– Courtesy Argos, Centre for Art & Media, Brussels.

Door de tijdsspanne van Cornelis’ actieve loopbaan was hij als geen ander in staat de urbanisatie van België, met zijn opkomende verkavelingen en ringwegen, op de voet te volgen en te becommentariëren. Zoals in De Straat (1972), een ander werk dat in Decades getoond wordt. Hier wordt de straat vanuit een helikopter gefilmd (vanaf de jaren ‘70 wellicht Cornelis favoriete hulpmiddel) en spreekt de vertelstem de volgende zinnen:

Van de straat is niet veel meer over dan een verkeersweg, een bewegingsmachine zoals Le Corbusier ze beschreef, uitgerust als een fabriek om een snelle verplaatsing mogelijk te maken. Een machine die, net zo als elke andere machine, haar eigen wetten kent en niet het minste rekening houdt met wat buiten haar bestaat. De verkeersweg die vroeger voor de stadspoorten stil hield en niet de naam van straat droeg, is de stad binnengedrongen als een splijtzwam (…).

Door de problemen die gepaard gingen met de stedelijke ontwikkeling duidelijk te articuleren werd aangestuurd op een debat dat deze ontwikkeling ten goede kwam. De zorgen rond urbanisatie komen ook terug in de interviews met architecten zoals een jonge Rem Koolhaas (1985) (4), of in de reportages die gaan over de confrontatie met de moderniteit zoals Ge kent de weg en taal (1976) en Rijksweg N1 (1978) die de verbindingsweg van Antwerpen naar Brussel toont en hoe een weg oude gewoontes op zijn kop zet. Het beeld van een boer met paard en kar die over het midden van de weg zijn oogst vervoert, wordt afgewisseld met twee formule1 wagens die over dezelfde weg racen. Te zien is hoe de boer de nieuwe weg, de splijtzwam die dwars door ‘zijn’ dorp getrokken is, volgt en tegelijkertijd de oude, slingerende weg, in herinnering brengt. De logica van de ‘moderniteit’ met zijn rechte wegen totaal negerend en vasthouden aan dat wat goed is, of beter was… Het is niet louter negatieve kritiek, maar evenzeer een aandoenlijk beeld van de strijd met de moderniteit en hoe de mensen zich aanpassen aan de nieuwe wereld. Het werk van Cornelis is daarom ook niet enkel interessant voor film-fanatici, maar vooral ook voor hen die geïnteresseerd zijn in de opkomst van de conceptuele kunst, of in de stedelijke ontwikkelingen van België (over een periode van bijna veertig jaar) en de problemen en discussies die dit met zich meebracht. Geen neutrale documentatie maar een duidelijk beredeneerd betoog waar de uitkomst vaak van is; behoudt wat goed is en verbeter waar nodig.

still uit Oog en hand (1972) – Jef Cornelis © VRT– Courtesy Argos, Centre for Art & Media, Brussels.

Voor hen die het werk van Cornelis nog niet kennen loont het dus de moeite om hier kennis mee te maken. De vraag is echter wel of de expositie van Argos daar het meest geschikte instrument voor is. Het werk van Cornelis ‘leest’ als een essay, met een duidelijk begin, een middenstuk en een conclusie en is daarom gebaat bij een grondige en geduldige lezing. In Argos wordt meer dan 16uur film- en videomateriaal getoond, waarvan een groot deel vanaf monitors, wat een degelijke lezing van dit immense oeuvre vrijwel onmogelijk maakt. Zonder al te veel uit te weiden over de mediumspecificiteit, is de vraag uiteraard of werk dat expliciet gemaakt is voor een zeer bepaald medium (dat van de televisie) überhaupt past in een museale context die mijlenver afstaat van de huiskamers, met Kempische-zetels en een met hout omkaderde beeldbuis, zoals het initieel getoond werd.
Hoe eervol en welverdiend de opzet ook is, het voetstuk waar Argos Cornelis op plaatst, leent zich eigenlijk niet voor een optimale kennismaking met diens werk.

De cyclus rond dit oeuvre die in februari doorgaat in de Cinematek, met vertakkingen in Gent lijkt dit wel. Een inleiding (bij de Herbert Foundation in Gent door Bart Verschaffel en Wouter Davidts), een zachte stoel en een discussie achteraf.