Een spannend verhaal over de merkwaardige en gecompliceerde geschiedenis van de achterpootloze stoel, Mart Stam, Marcel Breuer, Breuer-Stam hybriden, auteursrechten en licenties.
Een tijd geleden bezocht ik de tentoonstelling Design Derby Nederland – België 1815-2015 in het Boymans-Van Beuningen museum. Tussen de verzameling van pronkstukken en curiosa van kunstnijverheid en design zag ik een achterpootloze buisstoel van Thonet, model B 263 (afb.1) die als ontwerp van Mart Stam uit 1930 werd gepresenteerd.(1) De stoel bleek in het bezit van het Rotterdamse museum. Kort geleden heb ik in het Haagse Gemeentemuseum hun publicatie Het verhaal van De Stijl. Van Mondriaan tot van Doesburg aangeschaft. Tot mijn verbazing tref ik daar dezelfde stoel, ditmaal met andere datum 1932, die wederom aan Stam toegeschreven werd.(2) Deze stoel is ook in museaal bezit, maar dan van het Haagse museum. Maar het is geen stoel van Stam, het is een anoniem ontwerp uit de Thonet werkplaats dat op het achterpootloze principe van Stam gestoeld is. Het Stedelijk Museum in Amsterdam is voorzichtiger geweest, in hun meubelcatalogus staat B 263 toegeschreven als ‘Mart Stam, attributed to’, met de mededeling, dat deze mening niet door iedereen wordt gedeeld.(3)
Dat je op een tentoonstelling of in een boek een stoel zonder achterpoten tegenkomt die aan de Nederlandse architect Mart Stam (1899-1986) toegeschreven wordt, is niet zo bijzonder. Het is echter niet zeker of zo’n stoel werkelijk door Stam ontworpen is. Stam geldt als de bedenker van de achterpootloze stoel (Kragstuhl, Freischwinger, cantilever chair), nu een alledaags verschijnsel, maar voor de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste bijdrage van de Nieuwe Zakelijkheid aan de ontwikkeling van de stoel. Helaas is het voor velen doorgaans onduidelijk wat Stam zelf daadwerkelijk ontworpen heeft en wat de anderen, op basis van zijn vinding, hebben bedacht. Behalve onwetendheid speelt hier ook de merkwaardige en gecompliceerde geschiedenis van de achterpootloze stoel een rol, evenals het verschil in de juridische en design-historische toeschrijving van sommige achterpootloze stoelen.(4)
De verwarring begint doordat Stam voor de oorlog überhaupt geen stoelen ontworpen heeft die in een gangbare seriële productie zijn geproduceerd. De stoelen die Stam eind jaren dertig ontwierp voor de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam (nu Rietveldacademie) waar hij toen directeur van was geworden, werden wel in meerdere exemplaren uitgevoerd, maar zij waren alleen voor de school bestemd, niet voor de verkoop.
De uitgevoerde ontwerpen van Stam op een rij:
Stoel en fauteuil met armleuningen voor zijn modelwoningen op de Weiβenhofsiedlung in Stuttgart (1927). Vervaardigd in enkele exemplaren bij de Firma Gebrüder L.&C. Arnold in Schorndorf, verloren gegaan. (afb.2)
Stoel en fauteuil met armleuningen voor de tentoonstelling Der Stuhl in Frankfurt (1929). Als prototypen gebouwd, maker onbekend (Gebrüder Arnold ?). Ontwerpen zijn gebaseerd op twee patenten van Stam uit 1929: DRP 533 284 en DRP 541 100. Fauteuil is verloren gegaan (afb.3)
Stoel met armleuningenvoor de ‘Jonggezellenkamer’ wereldtentoonstelling in Parijs (1937) . Vermoedelijk eenmalig vervaardigd, fabrikant onbekend, verloren gegaan (afb.4).
Stoel en lage fauteuil voor de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam (ca. 1938). Speciale levering in kleine serie door Thonet. Enkele exemplaren behouden.(afb.5)
Dit zijn dus de werkelijk gemaakte vooroorlogse stoelen van Stam. Alle andere rechthoekige achterpootloze stoelen zijn toepassingen van zijn principe door anderen. Soms origineel, maar meestal kopieën en variaties uit het assortiment van de Duitse firma’s Deutsche Stahlmöbel (DESTA) en Thonet, die als eerste met de serieproductie van de achterpootloze stoel zijn begonnen. (Thonet was na de samenvoeging met DESTA in de jaren dertig in Europa de belangrijkste en richtinggevende producent van het buismeubel geworden.)
Van de werkelijk door Stam ontworpen en uitgevoerde stoelen is weinig over. In tegenstelling tot de fauteuil is de stoel uit 1929 bewaard gebleven, na omzwervingen met zijn collega Walter Schwagenscheidt is het via de Sovjetunie uiteindelijk in het Architectuurmuseum in Frankfurt beland. Het model uit 1938 (afb.5) is in het bezit van de Rietveldacademie in Amsterdam en het Stedelijk Museum aldaar heeft geloof ik ook één exemplaar. De overige kan je uitsluitend als plaatjes bekijken. De stoel uit Parijs is bovendien alleen uit het boek van W.Retera Het moderne Interieur (5) bekend, pas in 1991 dook weer een foto van de stoel in het Stamnummer van Rassegna op.
Mart Stam heeft in de tweede helft van de jaren dertig nog enkele stoelen ontworpen, maar die zijn niet verder dan de tekentafel gekomen (afb. 6). Na de oorlog was hij succesvoller. Een aantal meubels van hem zijn uitgevoerd, waarvan de Tomado stoel uit 1955 de bekendste is. Eind jaren zeventig heeft Axel Bruchhäuser van de firma Tecta, na een kortstondig contact met Stam, diens gasbuisstoel gereconstrueerd, zijn stoel uit 1927 heruitgegeven en de stoel van zijn patenttekening uit 1932 nagebouwd (afb.7a +b). De patenttekeningen werden overigens nooit door Stam zelf getekend, maar door de DESTA employees en enkele werden als een variatie op het bestaande model door hen zelf bedacht. Stam werd later hiervan op de hoogte gebracht, maar niet altijd.
Hoewel het aantal van zijn daadwerkelijk gerealiseerde stoelen gering was, heeft Stam toch de – vooral – vooroorlogse stoelenproductie danig beïnvloed. Dat komt doordat zijn vinding de belichaming was van een elementair stoelconcept, dat van verbazende eenvoud was. Het principe van de uitkraging werd weliswaar eerder in enkele oude patenten benut, waarvan Sigfried Giedion in zijn Mechanisation Takes Command (1948) reeds melding heeft gemaakt, maar er was er geen van verwezenlijkt en geen had “die strenge Linienführung, die unter Vermeidung jedes überflüssigen Teiles in der knapsten Form mit den einfachsten Mitteln die moderne Sachlichkeit verkörpert.”(6)
Stam was in eerste instantie helemaal niet in de auteursrechten van zijn ontwerp geïnteresseerd. Zijn licentiehouder Anton Lorenz van de firma DESTA was dat begrijpelijkerwijs wel. Lorenz wilde stoelen op basis van de vinding van Stam produceren. Concurrent Thonet was hem te snel af. Zij gingen enkele maanden eerder dan DESTA de stoelen zonder achterpoten fabriceren, ontworpen door Breuer en een aangepaste versie van Stams vinding. Lorenz klaagde Thonet aan. In 1932, drie jaar later, werd Stam het Künstlerisches Urheberrecht (auteursrecht) voor zijn rechthoekige stoel verleend en was Lorenz een concurrent kwijt. Het auteursrecht gold alleen voor Duitsland. Lorenz deed zijn best om het ook in andere landen te laten gelden, maar zo’n recht moest door een rechtbank bevestigd worden, met andere woorden, worden uitgevochten. De resultaten van de processen in Europa waren wisselend en kostbaar en na de oorlog werd het ‘Stamrecht’ eigenlijk alleen in Duitsland en Oostenrijk toegepast.
Deze gang van zaken maakt duidelijk dat in verschillende landen verschillend werd en wordt gedacht over wat een stoel van Stam zou kunnen zijn, althans in de juridische betekenis van het woord. In Nederland geldt de bescherming van Stams auteurschap niet. De rechter heeft geoordeeld dat het niet om een kunstzinnige, maar om een technische vinding ging, waarvoor geen auteursrechten gelden. Dit tot grote tevredenheid van Gispen en andere Nederlandse buismeubel fabrikanten.
De reeds aangehaalde juridische omschrijving was weliswaar knap getroffen, maar de bescherming was erg ruim genomen – alle rechthoekige achterpootloze stoelen vielen onder Stams auteursrecht, ongeacht de afwijkingen in vorm en materiaal toepassing. Dus werden na het proces, vanaf 1933, in de catalogi van Thonet alle achterpootloze stoelen van Breuer aan Stam toegeschreven. Business is business. Dit heeft mede tot de onduidelijk over het auteurschap van de achterpootloze stoel en van de afzonderlijke stoelmodellen geleid, handelscatalogi blijken dus niet altijd een betrouwbare bron voor toeschrijving te zijn.(7)
Er gebeurde echter nog iets dat de toeschrijving gecompliceerder maakte. De algemeen bekende achterpootloze stoel van Marcel Breuer, de B32 (nu SS32) van Thonet met splijtrotan zitting en rugleuning, later ook naar Breuers dochter Cesca vernoemd, is een elegant verschijnsel (afb.8 links). Het is een van de twee buisstoelstoelen die, met uitzondering van de oorlogscesuur, bij Thonet continu in productie is gebleven. In tegenstelling tot Mart Stam, heeft Breuer de rugleuning van zijn stoel niet in 90 graden naar boven laten stijgen, maar in een derde van de hoogte een lichte knik naar achteren laten maken. Het zit comfortabeler, oogt minder strak, en is eleganter. Het is een klein, onopvallend detail, dat het verschil in benadering tussen de twee architecten illustreert. De ene sober en Spartaans, de ander speels en elegant. Maar er zijn B 32 stoelen die deze knik niet hebben en toch van Thonet afkomstig zijn of in Thonetlicentie zijn vervaardigd. Dit zijn de Breuer-Stam hybriden, te dateren vanaf 1935-1936 tot vermoedelijk het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Breuer-Stam hybriden, het moet niet gekker worden. Maar toch: Anton Lorenz, de licentiehouder van Stams recht, heeft na zijn gewonnen proces met Thonet over de Stamrechten zijn bedrijf DESTA opgeheven en zijn assortiment in onderlicentie aan Thonet overgedaan. Én hij ging bij zijn voormalige concurrent werken als Patentanwalt (1933-1935). In deze hoedanigheid van de bewaker van auteurs- en patentrechten heeft hij in 1935 aan Stam gevraagd om een aantal werktekeningen van onder andere Breuers ontwerpen B 32 en B 33 na te lopen en te corrigeren. Een zogenaamde Formprüfung. Uit de correspondentie blijkt dat Lorenz zich zorgen heeft gemaakt over de nauwkeurigheid van de proporties naarmate de productie van de stoelen bij Thonet langer duurde.(8) Stam heeft echter deze gelegenheid aangepakt om de ruggen van de stoelen recht te trekken en hen dus ‘Stams’ te maken (afb.8 rechts). Dit gegeven is al in 1992 gepubliceerd, maar is nog niet overal doorgedrongen.(9)
De meeste rechthoekige stoelen zonder achterpoten zijn dus anonieme bedrijfsontwerpen die van Stams idee zijn afgeleid. Maar door het kopiëren van kopieën wisten vele van de fabrikanten vermoedelijk niets meer van Stams origineel. Het aantal en variatie van Stam-achtige achterpootloze stoelen is bijna oneindig.(10)
Tot slot een raadsel: een paar jaar geleden heeft de Zwitserse verzamelaarster Cristina Fessler bij een antiquair een curieuze buisstoel gekocht, die uit de nalatenschap van ‘een zekere architect Stam’ afkomstig zou zijn (af.9).(11) Zou dit het echte, laatste ontwerp van Stam zijn?