Recensie

Tokio totems

Op de fiets en met Tokyo Totem, a guide to Tokyo in de tas, verkende Tijs van den Boomen de hoofdstad van Japan. Over een reisgids die geen reisgids wil zijn en daardoor van onschatbare waarde blijkt voor het begrijpen van de stad.

Tokio – foto auteur

Hoe zoek je je weg door een stad die geen stad is, zelfs geen metropool, maar een stedelijke wereld, zo groot en uitgestrekt dat de hogesnelheidstrein er een uur over doet de grens ervan te bereiken? Hoe oriënteer je je in een stad die vele centra telt, zodat zelfs een cluster wolkenkrabbers – gesteld dát je er een kunt zien, want vrije zichtlijnen zijn hier zeldzaam – je niet helpt om te bepalen waar je bent? Hoe je thuis te voelen tussen ruim 37 miljoen mensen die in onbegrijpelijke patronen door de stad pulseren, op ritmes waarvan je de beat niet kunt horen?

Vertrouw op het subjectieve, dat is de centrale boodschap van Tokyo Totem, a guide to Tokyo, een reisgids die geen reisgids wil zijn. Oude tempels en andere bezienswaardigheden ontbreken, tips voor restaurants en hotels idem dito. In plaats daarvan laten schrijvers, architecten, onderzoekers, tekenaars, ontwerpers en denkers, de meeste uit Japan en Nederland, de totems zien die de stad voor hen herbergzaam maken. En dat werkt wonderwel, kan ik uit ervaring vertellen.

Ik las Tokyo Totem tijdens mijn eerste bezoek aan Tokio. Zoals elke bezoeker werd ik overweldigd door de aanblik van de chaotische sprawl van een van  ’s werelds grootste metropolen. Een metropool die bovendien onleesbaar is voor de Europese blik, gewend als die is aan een oud centrum, met steeds jongere ringen daaromheen, en aan gebouwen met een duidelijke functie en een uiterlijk dat daarmee in overeenstemming is. Maar hier is een station een ondergronds gangenstelsel met daarop een shopping mall. Of vaker nog: meerdere malls. En hier vind je de beste restaurants vaak ondergronds, of juist op acht hoog.

spread uit besproken boek

Ik had een fiets geregeld zodat ik Tokio ongehinderd kon doorkruisen, de blik naar buiten, de wind door mijn haren. Want ondergronds raak ik, zoals zoveel mensen, mijn gevoel voor richting geheel en al kwijt, zodat ik als een blinde mol boven kom, knipperend naar de torens met hun neonreclames. Maar vooral: de fiets sluit, veel meer dan het openbaar vervoer, aan bij een persoonlijke, subjectieve beleving van de stad.
In Tokyo Totem gaat het nauwelijks over fietsen, ook al beschrijft Christiaan Fruneaux, die het boek met Edwin Gardner samenstelde, in het openingsverhaal het geluksgevoel dat hem drie jaar na de eerste kennismaking met de stad, overviel toen hij ‘s avonds op een geleende fiets onderweg was: ‘I felt myself falling in love with the city for the first time.’ Op zijn gemak voelde hij zich er toen overigens allang, dankzij de totems die de vele bijdragen in het boek hem hadden aangereikt.

Tot de belangrijkste totems van Tokio horen de konbiki’s, de buurtwinkels die 24 uur per dag open zijn en die een combinatie zijn van supermarkt met kant-en-klaarmaaltijden, openbaar toilet, kiosk waar je gratis en ongestoord tijdschriften kunt lezen, innamepunt voor afval – niet onbelangrijk in een stad zonder prullenbakken – postkantoor, drank- en tabakswinkel, en toevluchtsoord bij aardbevingen en andere rampen.
Ook zonder dit boek kun je als bezoeker van de stad de konbiki niet over het hoofd zien – er is er een op elke 1.860 inwoners, dat zijn er in totaal dus ruim twintigduizend – maar je zou veel missen van de betekenis van deze plekken in het leven van de inwoners en forensen van de stad. Maar liefst drie bijdragen in het boek zijn er dan ook aan gewijd, van de gestandaardiseerde plattegrond en de invloed op de Japanse smaak tot de steeds verdergaande concentratie – er zijn nog maar twintig franchise-ketens over, elk met hun eigen herkenningstune, dat dan weer wel.

spread uit besproken boek

Een ander buurtfenomeen, de sento, had ik zonder het boek waarschijnlijk niet gevonden. Zo open als de konbiki zijn, zo gesloten en anoniem ogen deze buurtbadhuizen. Ook al staan ze onder druk – er zijn er nog ‘maar’ duizend over  – ze voorzien voor de klein behuisde Tokioërs nog altijd in een belangrijke functie. En ze bieden een intiem kijkje in het Japanse leven. Voor je je in het collectieve hete water laat zakken, was en scheer je je uitgebreid, zittend op een laag plastic krukje. Een praatje maken is er niet bij; een bezoek aan een badhuis is een volstrekt solitaire bezigheid, misschien wel juist omdat je je buren hier letterlijk naakt treft.

Het zijn deze kleine aanwijzingen en subjectieve verhalen die je op het spoor brengen van de essentie van Tokio. Want anders dan op het eerste gezicht lijkt – zeker als je met de metro automatisch van dichtbebouwde knoop naar dichtbebouwde knoop reist, is de metropool eerst en vooral een verzameling van dichtbebouwde buurten, waar een opvallende rust heerst en waar nog op straat wordt gespeeld.
Chris Berthelsen bekijkt de stad door kinderogen en legt daarmee op originele wijze de grote kwaliteit van Tokio bloot. Ook al gebruikt hij het woord niet, hij laat zien dat shared space hier de norm is, omdat de meeste straten te smal zijn voor aparte trottoirs. Voetgangers, fietsers, rolstoelers, bejaarde bewoners, kinderen en de incidentele automobilist moeten de ruimte samen delen.

spread uit besproken boek

Niet alle bijdragen zijn even geslaagd, zo is de zoektocht van Willemien Dorresteijn naar een ideale, leefbare buurt nogal tuttig – ze gaat naar Yanaka, een buurt die je nu juist ook in de toeristengidsjes vindt – maar daar staat dan weer een achtergrondverhaal tegenover van Norihisa Minagawa, die je leert hoe je de topografie en de historie van de stad af kunt lezen aan de hoge gebouwen; deze staan namelijk bijna altijd op de heuvels, waar vroeger de paleizen van de samurai stonden en waar dus voldoende ruimte is voor grootschalige bebouwing.
De lage, dichtbebouwde buurten liggen in de dalen, waar van oudsher de arme bevolking leefde en waar de grondstukken piepklein zijn. Deze historische bezitsverhoudingen zorgden ervoor dat het stedelijk weefsel goeddeels onveranderd blijft, zelfs  na de grote aardbeving van 1923, die Tokio verwoestte, en de Amerikaanse bombardementen, die de stad opnieuw van de kaart veegden.

De vernietiging hield daarna overigens niet op. Japanners hebben het niet op oude gebouwen. Nog niet een op de acht huizen die worden gekocht is een bestaand huis, tegen negen op de tien in Engeland. En dus wordt er op grote schaal gesloopt en nieuw gebouwd, langer dan 26 jaar houdt een huis hier gemiddeld niet stand. Die vernieuwingsdrift heeft diepe wortels, zo wordt het Grote Schrijn van Ise, een van de heiligste plekken van het shintoïsme, elke twintig jaar afgebroken en weer nieuw opgebouwd. En dat als sinds het jaar 692, dus in totaal al 66 keer.

spread uit besproken boek

Authenticiteit koppelen we in het westen aan oude stenen, schrijft historicus Jephta Dullaart, die zorgen voor historische continuïteit en leesbaarheid van de stad. Maar in Tokio begint hij zich af te vragen of dat wel klopt. Welke Amsterdamse buurt of straat heeft nog dezelfde commerciële functie als vijftig jaar geleden? vraagt hij retorisch. In Tokio is die historische continuïteit, van de wijze waarop mensen de stad gebruiken, veel groter, en dus is de stad misschien wel authentieker.
Tokio is een door-en-door moderne stad, maar op een heel andere manier dan de westerse steden. In Tokio vind je een alternatieve moderniteit, waarin energie zorgt voor beweging, maar niet noodzakelijkerwijs voor vooruitgang en waarin sociale en culturele dynamiek niet om progressie draait, maar eerder om ritme en zich herhalende patronen. Het biedt ons westerlingen de gelegenheid om de moderniteit, die we normaal gesproken niet helder kunnen waarnemen omdat we er onderdeel van zijn, van buitenaf te beschouwen, betoogt Julian Worrall in een doorwrocht essay.

Het is de combinatie van gedegen analyses – zoals de stedenbouwkundige regels en procedures die je aan de vorm van de gebouwen kunt aflezen – en vluchtige observaties – de voorliefde van Japanse mannen voor grote schoenen om hun status te onderstrepen – die Tokyo Totem tot zo’n rijke, inspirerende bron maakt. Het boek spoort je aan om je de stad eigen te maken en daarbij niet zo zeer te focussen op de hardware van stenen en straten, maar op de manier waarop mensen hun stad gebruiken.

spread uit besproken boek

‘Mijn’ totem van Tokio werden de rookzones. In cafés en restaurants mag je meestal gewoon nog roken, maar op straat is het streng verboden. Maar omdat rokers, ook de Japanse, zich niet helemaal muilkorven, zijn er bij stations, in parken en op straathoeken rookzones ingericht. Soms overkapt, soms afgeschermd met coniferen of met een ondoorzichtige glazen wand, maar zelfs dan kun je je niet echt aan de blikken van passanten onttrekken. Vrolijke plekken zijn het niet: verbeten zuigen mensen aan hun sigaret, alsof ze de schaamtevolle handeling zo snel mogelijk willen voltrekken. Zijn deze zones misschien expres zo zichtbaar  gemaakt om een afschrikkend voorbeeld te stellen?

Tokyo Totem is een pleidooi om het verkennen van steden, dat nu nog vooral een spel is van kunstenaars en intellectuelen, uit te bouwen tot een algemene vaardigheid die je misschien zelfs zou moeten onderwijzen, omdat ze mensen in staat stelt zich thuis te voelen in de wereldwijd almaar uitdijende stedelijkheid.
Aan Edwin Gardner en Christiaan Fruneaux zal het in ieder geval niet liggen. Onder de paraplu van Monnik stelden ze eerder al een gids samen over Warschau en, in een iets andere constellatie, over Amsterdam en Beiroet. Dit najaar houden ze een startworkshop voor een gids over Lagos – ik kijk nu al uit naar het resultaat.