Het afstudeerproject van Grace Roxane van Hoof onderzoekt de veranderende rol van de bank in relatie met haar architectuur. Het ontwerp betreft de Nederlandse Centrale Bank, waarbij het niet de bedoeling is om de aard van de Nederlandse Centrale Bank en het bancaire systeem te veranderen, maar om de nu bijna geheel representatieve functie expliciet te maken.
Het financiële systeem wordt het meest direct uitgelegd als de relatie tussen de crediteur (schuldeiser) en de debiteur (schuldenaar). Deze relatie staat centraal in de werking van het financiële systeem en de ontwikkeling van het bankwezen. Het project verwijst naar de dualiteit van het financiële systeem, de crediteur en de debiteur.
De relatie tussen schuldeiser en schuldenaar is nu onpersoonlijk; gereduceerd tot een zakelijke transactie. De schuldeiser is geïnstitutionaliseerd in de Centrale Bank die zich presenteert als een stabiel en betrouwbaar instituut, gehuisvest in een gebouw dat staat voor haar groeiende macht en dat haar beschermt tegen elke twijfel.
Het ontwerp voor de Nederlandse Centrale Bank is opgezet als een gebouw met een binnenhof, een centrale open ruimte met een bewoonde muur als afbakening. De omvang van het project wordt zo gemaximaliseerd terwijl tegelijkertijd een grote centrale ruimte ontstaat.
Van buiten ziet de bank er massief uit. Als een plek die vertrouwen moet uitstralen, dient zij een krachtige aanwezigheid in de stad te hebben, in omvang en ook in materialiteit. De werkelijke verantwoordelijkheden van de Centrale Bank eisen een beperkte hoeveelheid ruimte. Door de centrale open ruimte wordt het gebouw gemanipuleerd tot een meer omvangrijk en indrukwekkend gebouw dan dat de werkelijke functie vereist. Bij het binnengaan blijkt dat het massieve gebouw vrijwel leeg is van binnen, een overdrevenheid, slechts representatie.
De centrale leegte kan worden teruggevoerd naar de centrale bank lobby, een centrale open ruimte waar omheen de resterende representatieve ruimten zijn gegroepeerd. Waar de lobby van een bank zich richt op een beperkte groep mensen, de (gewenste) klant, heeft de Centrale Bank als doel tegemoet te komen aan de gehele Nederlandse bevolking. De lobby is de plaats waar de schuldenaar de Centrale Bank in gaat en waar schuldeiser en schuldenaar elkaar ontmoeten. Het is een ruimte die hen omvat en geen andere functie heeft dan ze te omvatten. Een arcade vormt het intermediair tussen de open lobby en de representatieve ruimten eromheen. Het constante ritme van kolommen verenigt de uiteenlopende ruimtes en benadrukt de waarde van de centrale hal.
Op de binnenplaats bevinden zich twee schijnbaar vreemde voorwerpen, een toren en een spiraal. De toren herbergt de archieven terwijl de spiraal naar de goudvoorraad en de kelders leidt. Beide zijn herinneringen aan de logistieke en administratieve functies van de Centrale Bank. Ontoegankelijk en obscuur worden ze gepresenteerd als onneembare objecten. De toren werpt zijn schaduw op het plein en identificeert het project als een zetel van macht.
De debiteur krijgt zijn plaats op het debiteurenplein, gelegen tegenover de Centrale Bank. Waar de schuldeiser in staat is een geometrisch onaangetast perceel te handhaven is het plein van de schuldenaar aangepast aan haar omstandigheden, trams passeren, wegen steken over en er groeien bomen. Het plein is altijd een medium geweest waar autoriteiten macht communiceerden naar de bevolking, door bijvoorbeeld onthoofde lichamen tentoon te stellen. Het is ook de plaats waar in Amsterdam insolvente debiteuren in ondergoed werden getoond als een vorm van vernederende straf. Het debiteuren plein is een extensie van het bevestigen van de werkelijkheid door in het openbaar te verschijnen. Wat in de privésfeer blijft wordt nooit echt voor de mensheid, het is immers niet zichtbaar of hoorbaar. Wat in het openbaar verschijnt krijgt echter de grootst mogelijke herkenning. Het plein van de schuldenaar treedt het grondgebied van de schuldeiser binnen. Het plein wordt hier, hoewel van eenzelfde materiaal, begrensd. De drukkende aanwezigheid van de toren en de muur doemt op en het plein van de schuldenaar wordt gevangen, afgebakend door de schuldeiser.