Alex van de Beld was in Venetië op de architectuurbiënnale. De tentoonstelling ‘Reporting from the front’ van Alejandro Aravena in Arsenale, ervaarde hij als “een wedergeboorte van de betekenis van architectuur”.
Iedere architect is bekend met de verhalenbundel De onzichtbare steden (Le città invisibili) waarin de schrijver Italo Calvino, Marco Polo laat vertellen over zijn wereldreizen en de steden die hij heeft aangedaan . Polo’s opdrachtgever is de machtige wereldheerser Kublai Khan. In de loop van het boek ontsluiert Polo dat het gaat om fictieve verhalen die allemaal hun oorsprong kennen in zijn thuisstad Venetië.
De kracht van De onzichtbare steden is dit dubbelzinnige aspect. Het doet beseffen dat het altijd de mensen zijn die de stad haar karakter geven en daarmee identiteit verschaffen, niet de stenen. Het zijn de verhalen van heinde en verre over de levens van mensen, waar we ons in kunnen herkennen.
De architectuurbiënnale in Venetië heeft dit keer de vorm gekregen van een platform waarin dergelijke verhalen bij elkaar komen. Verhalen met hun eigen zeggingskracht over het gemeenschappelijke: de inlevingskracht van architecten die, hoe uiteenlopend ook, een verschil kan maken.
Op de agenda van de biënnale staat dan ook niet de autonomie van de architectuurdiscipline centraal, maar de sociaal-ruimtelijke productie ervan. De mens in haar leefomgeving is het duizelingwekkende thema van de expositie in Arsenale. In een caleidoscopisch landschap worden de verhalen verteld van tijdelijke steden zoals die ontstaan voor de viering van Kumbh Mela het grootste religieuze feest in het hindoeïsme waarvoor meer dan 100 miljoen mensen samen komen, of steden die ontstaan wanneer mensen op de vlucht zijn voor oorlog en honger, zoals Dadaab in Kenia waar ruim 300.000 mensen verblijven. Verhalen die het idee van de permanentie van steden ontregelen en tot ruimtelijke constellaties leiden die verwantschap vertoont met de tijdelijkheid van bijvoorbeeld festivals en evenementen.
ZAO standardarchitecture toont 1:1 mock-ups van ’micro houses’, hyper specifieke interventies in bestaande sociaal arme wijken. ZAO laat zien hoe mensen de hun ter beschikking staande ruimte met beperkte middelen optimaal kunnen benutten. Het boek Micro Hutong Renewal laat overtuigende voorbeelden zien hoe architectuur niet contextueel hoeft te zijn in de zin van passend, maar juist context kan creëren, versterken en ontwikkelen.
Het Japanse Atelier Bow Wow laat de architectuur als zelfstandige discipline verdwijnen in de kringloop van een sociaal-economisch proces rond de tanende houtkapindustrie in Kurimoto (Japan). Het kappen van de bomen, het zagen van het hout in de werkplaats en het bouwen van een woning worden met elkaar verbonden. Het idee van duurzaamheid blijft niet beperkt tot de productiemethoden alleen, het leven van mensen is hierin ook volledig geïncorporeerd. Het is spannend is te bedenken dat dit principe niet alleen op kleine schaal hoeft te werken.
Het meest overtuigd raakte ik van het werk van de Spaanse architect José María Sánchez García, wiens projecten werkelijk ontspringen uit de sociale context waarin ze gerealiseerd zijn. Hij heeft geen vooropgezet vorm of stijl, zelfs geen methode en gaat telkens uit van de behoefte. Hieruit ontvouwt zich een concept met een onverwachts grote aantrekkingskracht. De panoramische aan twee kanten te bewonderen foto in Arsenale laat het project zien waarin eenvoudige modulaire huizen zijn opgetild boven de grond. Toch is het project niet bescheiden of afwezig. Het maakt een prachtige circulaire beweging die de ruimte omvat en tegelijkertijd met rust laat, en in die zin de sociale context opnieuw een plek geeft. Het project kenmerkt zich door de geniale eenvoud die je maar zelden ziet en die alleen maar kan ontstaan door een diepe overtuiging, niet zozeer van je eigen kunnen als architect, maar van je intrinsieke waarde. Het is deze houding die de kwaliteit genereert die dringend nodig is om al die plekken te kunnen maken waar we leven, of dat nu in de stad is of in de natuur.
Het is deze overtuiging die duidelijk doorklinkt op deze expositie in Arsenale. De ethische overwegingen van architecten omtrent hun werk worden niet zozeer expliciet gepresenteerd als altruïsme, maar ze zijn bij veel projecten wel heel duidelijk voelbaar en impliciet aanwezig. Met het werken voor en met mensen aan hun leefomgeving lijkt de relevantie van architectuur weer toe te nemen.
Na verloop van tijd ontstond er bij mij een gevoel van een wedergeboorte van de betekenis van architectuur, die na een wereldwijde existentiële crisis waarin ze was beland een nieuwe ontdekkingsreis is begonnen. Waarschijnlijk een reis met een ongewisse bestemming, maar in ieder geval niet meer achteromkijkend naar de ruïnes die zijn ontstaan door het pact dat architectuur met de groei -en speculatie economie was aangegaan.
Rondlopend in Arsenale ontstaat de indruk dat er met deze biënnale een fundamenteel begin is gemaakt met een heroriëntatie, niet alleen in woorden. Weliswaar is ‘Reporting from the front’ niet op alle onderdelen even overtuigend en misschien ook niet geheel consistent in haar beweegredenen, die losheid maakt de expositie tegelijkertijd ook prettig. ‘Reporting from the front’ is een pleidooi voor architectuur met een menselijker gezicht, waar je ziet hoe dingen gemaakt zijn en hoe ze gebruikt worden worden, en hoe het leven van mensen in uiteenlopende omgevingen plaatsvindt. Maar het signaleert ook de problematiek dat mooie kleine projecten alleen de wereld niet gaan redden. Een enorme maquette van blauw foam van BeL architects laat een enorm nieuwbouwprogramma zien dat nodig is om de te kunnen voldoen aan de vraag naar goede betaalbare zelfbouwwoningen in een speculatieve stad. Het model maakt overduidelijk dat er nieuwe omgevingsconcepten nodig zijn die het vastlopende idee van de metropool aanvullen.
Wat voor Marco Polo in zijn tijd gold, geldt nog steeds voor al die verhalen uit alle windrichtingen waar mensen een plaats op de wereld nodig hebben om te leven. En dat die plek maar tijdelijk kan worden bewoond, betekend niet automatisch een bijdrage aan vergankelijke omgevingen. Het ontwerpen met tijdsgerelateerde omgevingen lijkt een belangrijker onderdeel te gaan worden voor het vinden van nieuwe oplossingen. Overal ter wereld spelen vergelijkbare problemen en wordt er gewerkt aan oplossingen. Overal wordt dezelfde vraag gesteld die we lijken te herkennen, maar nergens garandeert hetzelfde antwoord succes.
Voor de architect betekent dit dat hij weer opereert vanuit zijn authentieke rol als bespeler van het verhalenplatform en als vertaler van menselijke behoeftes naar leefbare omgevingen. Want in de wereld van nu is er een groeiende behoefte aan architecten die werken vanuit een sensitiviteit om mee te schrijven aan verhalen die de werkelijkheid kunnen veranderen. Het is nodig om in alle bescheidenheid maar met veel overtuiging deel te gaan nemen aan het platform van verhalen waaruit de nieuwe omgevingen zullen voortkomen.
Calvino’s Marco Polo motiveert zijn beschrijvingen van de onzichtbare steden als een manier om niet de hel die wij dag in dag uit bewonen te aanvaarden tot het punt dat je hem niet meer ziet, maar om te zoeken, en weten te herkennen wat en door wie er wat aan te doen valt, en daar ruimte aan te geven. Aan architecten de taak om dat zichtbaar te maken.