Recensie

Kinshasa: neoliberale utopie of maakbare stad? Sammy Baloji en Filip De Boeck, Urban Now: City Life in Congo

Hoe is het om te leven in een Congolese grootstad? In het Brusselse Wiels schetsen fotograaf Sammy Baloji  en antropoloog Filip De Boeck aan de hand van in en rond Kinshasa gemaakte foto’s en video’s een indringend portret. Het contrast tussen het wensbeeld van de stad en de harde realiteit blijkt bijzonder groot. Zijn alternatieven maakbaar?

foto Sammy Baloji

 

De twee mannen zijn door de wol geverfd wat betreft hun onderzoeksonderwerp alsook bijzonder ervaren op het terrein. Zo woont en werkt de Congolese kunstenaar Sammy Baloji afwisselend in Lubumbashi en Brussel. Filip De Boeck – Belg, hoogleraar alsook coördinator van het Instituut voor Antropologie in Afrika (KU Leuven) –  doet sinds jaren onderzoek naar de ideeëngeschiedenis en cultuurpolitiek in het postkoloniale Afrika.
Hun Brusselse tandemtentoonstelling vormt de vrucht van een lange termijnproject dat vanuit artistiek en etnografisch oogpunt het “stedelijke nu” onder de loep neemt – het hedendaagse leven, wonen en functioneren in/ van de meer dan 12 miljoen inwoners tellende Congolese hoofdstad. Centraal staat de kloof tussen hetgeen neoliberale, letterlijk fabelachtige projecten vandaag voor Congo opwerpen en de realiteit nadat de rêve colonial uiteenspatte.

Deze kloof wordt meteen aan de ingang duidelijk. Urban Now: City Life in Congo opent met een muur vol Chinese posters. In schreeuwerige kleuren vormen ze een mozaïek. We zien kasten van kitscherige nieuwbouwvilla’s, interieurs volgestouwd met barokke meubels, zwembaden met palmbomen, of in bikini gehulde babes voor sportwagens. Aan de wand hangt ook een foto van een keurig vers geschilderd woningcomplexje nabij Kinshasa incluis modest zwembad. Het is een in 2013 gefotografeerde stand van zaken van ‘La Cité du Fleuve’ waarvan de bouw in 2008 aanving; een megalomaan project dat van Kinshasa een ‘globaal zuidelijke’ hotspot wil maken naar voorbeelden zoals Dubai of Doha.

 

foto Sven Laurent

 

Dit Congolese fantasma keert vaak terug in de tentoonstelling. Een reclamefilm uit een recent verleden toont een 3D-animatie van een futuristische stad gebouwd op een kunstmatig ontworpen eiland in het midden van de Congorivier. We zien wolkenkrabbers in glas en staal, gated wooncombo’s en door weelderige tuinen omzoomde villa’s met zwembaden en multiple carports. Een gladde Amerikaanse voice-over legt meerdere malen de nadruk op de gegarandeerde persoonlijke veiligheid en de ongelooflijk toegankelijke prijzen van het nieuwe wonen in dit toekomvisioen. Ook de foto’s die Baloji in de straten van Kinshasa schoot tonen geregeld moderne woon- en werkparadijzen in glas en staal. Meestal blijven die echter beperkt tot afbeeldingen op reclamepanelen die schril afsteken tot hun omgeving of tot een alweer in verval verkerende ruwbouw – enkele Las Vegas-achtige kitschconstructies niet te na gesproken.

Heel wat beelden in deze tentoonstelling tonen de bittere realiteit van wijken in verval waar het haast onmogelijk is om te leven. Hoewel niet steeds haarscherp (wie maalt daar nu om?), zijn Baloji’s beelden steevast dermate sterk gecomponeerd dat er een zuigende kracht van uitgaat. We zien mensen poseren voor hun schamele huis dat weldra zal worden afgebroken omwille van al te grote bouwvalligheid; verlaten en vervallen reusachtige communicatiestructuren in de oostelijke periferie en mensen als mierenstromen, wandelend langs autowegen met haast evenveel kuilen en verzakkingen als wegdek.
Kuilen of gaten vormen blijkbaar geen voetnoot in Congo. De zaaltekst spreekt zelfs van ‘de put’ of de diepte als “een meer alomvattend megaconcept waarmee mensen spreken over de teloorgang van de koloniale modernistische stadsinfrastructuur, en waarmee ze tegelijkertijd ook zin proberen te geven aan de – vaak penibele – kwaliteit van het leven in de postkoloniale stad”. Deze tentoonstelling wil bovendien in de eerste plaats een onderzoek zijn naar “de kuil, de depressie, de diepte, de holte, of de inzinking (‘libulu’ in het Lingala, de lingua franca in grote delen van Congo)”.

 

foto Sven Laurent

 

Ook de infrastructuren die de Belgische bezetter destijds neerpootte, raken dus in verval. Dermate zelfs dat de koloniale moderniteit enkel nog als een zure nagalm lijkt te weerklinken. Toch toont Urban Now: City Life in Congo een handvol min of meer hoopvolle alternatieven, voorbij de huidige toestand van verval en neoliberale utopie. Droombeelden die voor velen nooit bereikbaar zullen zijn; een middenklasse blijft in Congo tot vandaag min of meer hypothetisch – zo leert de heldere zaaltekst.

De Congolese stedeling weet mankementen of exclusie te ontwijken door nieuwe sociale realiteiten te concipiëren. Zo wonen in het Office Congolais de Poste et Télécommunication (Cielux OCPT), een modernistisch gebouw opgetrokken in 1950, meer dan 300 mensen waarvan de meesten nog officieel werknemers van dat vennootschap zijn. Met officiële goedkeuring: het ministerie van telecommunicatie stond hen toe het gebouw te betrekken, voor ouderen is het een vorm van pensioen.
Een andere reeks foto’s toont trotse landchefs in ornaat voor of in hun woning. In de meer landelijke streken rond de grootstad hebben die sinds hun voorouders beschikkingsrecht over de bestemming van de gronden. Dat maakt dat de stad sterk uitbreidt naar Lukunga, Teke, Funa of Mont Hamba, gebieden waarover industriëlen, makelaars of investeerders helemaal niets te zeggen hebben.

 

foto Sven Laurent

 

De lange video The Tower: A Concrete Utopia (Sammy Baloji & Filip De Boeck, 2015) – centraal in de tentoonstelling geïntegreerd in een black box – toont een idiosyncratisch project. Naar model van de Tour Forescom, een van de highlights van de koloniale architectuur in Kinshasa uit 1946, bouwde een man in 2003 zijn eigen toren. Door velen ‘le docteur’ genoemd, volgt de camera hem etage per etage tot het hoogste echelon van zijn betonnen constructie. Werkelijk gekleed in het blauwe uniform van een arts, legt hij zijn plannen voor zijn functioneel wel heel erg uiteenlopend gebouw haarfijn uit. Naast wooneenheden, medische kabinetten, bureaus voor advocaten en een restaurant ontwierp de man een school voor piloten in zijn bouwsel. The Tower: A Concrete Utopia heeft iets schrijnends. Deze toren lijkt dermate krakkemikkig dat hij elk moment in elkaar kan storten. Het werk heeft ook iets hilarisch: deze ‘dokter’ is apetrots op zijn gammele realisatie. Met veel overtuiging en schwung legt hij alle voordelen van zijn constructie uit, niet zelden denkbeeldige finesses. Hoe kwalitatief de trappen bijvoorbeeld zijn: “niemand zal ooit last hebben van pijnlijke benen in mijn toren, want de treden zijn ergonomisch afgemeten op het formaat van voeten”. Hoewel dit bolwerk een hersenspinsel van een bijzonder vriendelijk buitenbeentje is, bezit le docteurs project een grote symbolische kracht van humanistische inslag. Alle positieve energie die in dit gebouw ademt, richt zich immers op het verbeteren van het leven van de stadsmens in Kinshasa. Bovendien torent dit eigenaardige bouwsel ver uit boven de chaos van de omliggende stad. Kan deze moedige man en zijn constructie een voorbeeldfunctie vormen voor een haalbare toekomst van de grootstad?