Hout, (bak)steen, schaduw en planten: dat zijn de elementen die de gebouwen van Studio Mumbai kenmerken. Simpeler kan het niet – op het eerste gezicht. Volgens de inleidende tekst willen de makers van de tentoonstelling over het werk van Studio Mumbai, nu te zien in het Deutsche Architekturmuseum in Frankfurt, niets minder dan het ‘uitdagen van onze West-Europese gewoonten’.
Al 55 jaar gelegen betreurde historicus Golo Mann, schrijver van de veel gelezen Deutsche Geschichte des 19. und 20. Jahrhunderts en de een na oudste zoon van Thomas Mann, de ‘Amerikanisering’ van de naoorlogse Duitse steden. En dit was natuurlijk pas het begin. In de recente Architectural Review met de titel Notopia wordt een heuse ‘pandemie’ gesignaleerd; het wereldwijd ontstaan van gezichtsloze steden bestaand uit verglaasde iconen en gated community’s, een resultaat van onze verslaving aan rendabiliteit en consumptie. In hetzelfde tijdschrift wijst Jonathan Glancy op het feit, dat mensen meer voldoening halen uit het maken dan uit het consumeren. Het (zelf) vervaardigen van dingen kan onze omgeving opnieuw betekenis en identiteit geven. Tussen deze gedachte en het werk van Studio Mumbai lijkt nauwe verwantschap te bestaan, de studio ontwerpt kleinschalige architectuur met lokale, traditionele materialen, gemaakt door lokale ambachtslieden. De studio is dan ook meer als werkplaats dan als architectenbureau te beschouwen. Negen van de tien medewerkers werken met hun handen: timmermannen, steenhouwers en loodgieters.
De tentoonstelling in het Deutsche Architekturmuseum bevindt zich rondom een beplant hofje op de begane grond van Oswald Mathias Ungers’ ‘Haus im Haus’. Het doel van de tentoonstellingsmakers is om nieuwe impulsen aan ons denken te geven, een intentie die al verwerkt is in de titel van de tentoonstelling ‘Between the sun and the moon’. De zon staat voor de westerse gestandaardiseerde tijdsmeting, de maan voor een omgaan met de tijd in samenspel met de natuur en haar cyclische processen. En concreter: de maan heeft in India direct met de bouw en de materialen te maken. Bamboe wordt alleen bij nieuwe maan geoogst, dan is het materiaal namelijk vrij van insecten en daarmee lang houdbaar.
Zon en maan zijn ook aanwezig in het leven van Bijoy Jain, de initiatiefnemer van Studio Mumbai. Hij is in de Verenigde Staten opgeleid als architect en heeft in Los Angeles en Londen gewerkt, voordat hij in 2005 de werkplaats in het landelijke Alibag, zuidwestelijk van Mumbai, oprichtte. Het gaat Jain niet om de tegenstellingen tussen West en Oost, tussen ‘ja’ en ‘nee’. Het gaat hem om het ertussen, om het potentieel dat juist in het grensgebied van verschillende denkrichtingen kan liggen. Hij stelt het ons zo gewoon lijkende dualisme ter discussie en bedenkt gebouwen tussen precieze westerse planning en klakkeloos overgenomen tradities in.
De tentoonstelling in het DAM heeft een ongewone opbouw, het begint met materiaal: ruwe handgemaakte bakstenen op de vloer en honderden op kleur gesorteerde tegelscherven in stellingkasten. Eveneens op de vloer en op tafels met zware donkere houten schragen liggen grootschalige mock-ups van dakranden en kozijnen. Aan één wand hangen ’tape-tekeningen’, details gemaakt van plakband op spaanplaat – door de extreem hoge luchtvochtigheid in vele delen van India zou papier hopeloos gaan golven. De tape-tekeningen zijn opzettelijk zo tot de essentie teruggebracht dat ze idealiter door iedereen op de bouwplaats gelezen kunnen worden. Verderop in de zaal draaien op een zestal schermen doorlopende presentaties over net zoveel gerealiseerde villa’s. In de presentaties zijn zorgvuldig gecomponeerde foto’s van de villa’s in hun groene omgeving opgenomen, aangevuld met enkele ontwerpschetsen. De afsluiting van de tentoonstelling wordt gevormd door een aantal elegante modellen van enkele eerder gepresenteerde projecten, uitgevoerd in hout of brons.
Jain hecht grote waarde aan generatieoud vakmanschap en aan het wederzijdse leren. Hij wil dat zijn gebouwen eenvoudig na te bouwen zijn. Hij pleit voor geïmproviseerde oplossingen in een omgeving waarin resources, ruimte en geld krap zijn. Een mooi streven en het werk ziet er prachtig uit. Maar waarom zijn alle getoonde villa’s luxe van opzet? Waarom zijn de modellen uit één stuk van kostbaar brons gegoten? En waarom komen de ambachtslieden nergens aan het woord – en ook nooit in beeld? Honderd medewerkers, lees ik op een van de tekstpanelen, werken bij Studio Mumbai. Nooit verwacht dat deze werkplaats zo grootschalig is. Hoe kunnen zo veel mensen – en hun families – leven van het maken van enkele villa’s, ook al zijn ze nog zo luxe? Vragen waarop helaas geen antwoorden gegeven worden.
Voor deze tentoonstelling heb je tijd nodig. Dat ligt misschien aan de onconventionele opbouw: van materiaal naar representatie, van ruw naar gelikt. Maar ook aan het feit dat er geen overzichtstekeningen zijn en schetsen maar kort op de beeldschermen verschijnen. Het is niet in één oogopslag duidelijk hoe de ontwerpen in elkaar zitten. Ik wandel heen en weer tussen de modellen, teksten en ‘tape-tekeningen’. Ik ga op een van de stoelen van de zaalwachters zitten. De deuren van Ungers’ groene hofje staan wijd open. Het hofje moet vol vogels zijn – opeens hoor ik ze fluiten. Dat het even duurt om alles goed te begrijpen maakt niet uit. Je kunt er alle tijd nemen. Soms kijkt een suppoost stilletjes om een hoek. Verder ben je nagenoeg alleen: bijna onwerkelijk, hoe rustig het is, midden in een grootstad. Een andere wereld.
Weer een andere wereld bevindt zich ook op nog geen 50 meter van het museum, aan de oevers van de Main. Sinds een jaar of twee verschijnen hier in de zomer steeds meer hippe pop-up cafés. Ga op het gras of in een van de ligstoelen zitten. Men serveert er latte of de uitstekende lokale Apfelwein. Aan de overkant staan de skyscrapers van het bankenkwartier: spiegelend glas in de zon.