Nieuws

Beheerste bravoure in Breda

Het nieuwe stationscomplex in Breda van architect Koen van Velsen is een praktische vervoersmachine en tevens een majestueus stedelijk complex.

Situering station Breda – foto: René de Wit

Aan de buitenkant voert baksteen de boventoon, binnen zet natuursteen de toon. Wie de oude situatie als herinnering met zich meedraagt en de bouw van het nieuwe complex heeft gemist, moet zich bij aankomst als in een droom getransfereerd wanen naar Grand Central Station in New York. Een groter verschil met het oude station Breda is immers niet denkbaar, de oude situatie was een benauwd provinciaal gedoetje vergeleken met de nieuwe boeiende stedelijke wereld.

In het nieuwe stationscomplex zijn, naast het station met de daarbij horende voorzieningen, ook woongebouwen, kantoren, restaurants, een overdekt busstation voor stads- en streekbussen, een winkelcentrum, parkeerruimte voor auto’s en verschillende stallingen voor fietsen opgenomen. Dit gevarieerde programma is één ding, de met beheerste bravoure bedreven architectuur van Koen van Velsen is een ander, dat zorgt voor een stedelijke allure. Het station is hoog over de sporen en perrons heen gebouwd met op het dak, dat weidse uitzichten biedt, een uitgestrekt parkeerterrein voor 720 auto’s, ingericht met overdekte looproutes. Het complex is samengesteld uit scherp omlijnde volumes. De woongebouwen bijvoorbeeld hebben aan de buitenzijde consequent inpandige balkons en ramen met diepe neggen. Nergens vertroebelen uitsteeksels de klare hoofdvormen. Breda was er lang naar op zoek, maar heeft nu met dit stationscomplex een serieuze stap richting grote stad gezet.

Rechthoekige poort van de voorzijde station Breda aan de binnenstadzijde – foto: René de Wit

Het stationscomplex heeft aan beide kanten van de sporen voorkanten die op verschillende wijzen niet voor elkaar onder doen. Meestal ligt een stationsgebouw voor de spoorbaan langs,  prominent aan de kant van het centrum, aan de achterkant ligt een minder bedeeld stadsdeel, behind the track. In Breda is de ene voorkant van het station op de binnenstad gericht met een imposante rechthoekige poort en geometrisch met zitranden afgebakende groenperken, de andere voorkant richt zich met een voorname colonnade op de wijk Belcrum en de regio. In dit deel van het stationscomplex ligt achter glazen wanden het regionale busstation, opgetild boven de hal van het treinstation en naast de oprit en de afrit van het parkeerpark op dak. Aan deze zijde voltrekt zich thans de stedelijke vernieuwing van Breda. De nieuwe rechtbank van West-Brabant en Zeeland (in aanbouw, architect Rob Hootsmans), kantoorgebouwen, woningbouw en parkstroken die een coulisselandschap moeten voorstellen gaan verouderde industrie en verlaten spoorwegemplacementen voor goederenvervoer vervangen.

Een vorstelijk met natuursteen beklede promenade met daarnaast een breed fietspad trekt in een rechte lijn onder de sporen door van de ene naar de andere voorkant, niet afgesloten door de beruchte NS-poortjes voor inchecken en uitchecken. De poortjes staan in de flank van de promenade, voor ruime zones met liften, trappen en roltrappen naar de perrons erboven. Voor zover geen treinen halt houden en daardoor het zicht belemmeren bieden alle perrons een ruime blik op de gehele ruimte onder de sporenkap. Dat is een belevenis op zich.

De wachtkamers op de perrons zijn gemaakt van helder glas. In de hoogte hangen glazen daglichtdozen; patio’s van het parkeerterrein met vooralsnog prille boompjes. Diagonaal voor het busstation langs loopt als een koker van links onder naar rechts boven de oprit naar het parkeerterrein met direct daarnaast de afrit, niet voor niets door de bouwvakkers ‘de springschans’ gedoopt. Daar achter is een gedeelte van het busstation te zien. Aan de zijde van de binnenstad biedt een hoog venster, bijna zo lang als de perrons, een panoramisch zicht op Breda met op de voorgrond de imposante rechthoekige poort van het station.

Daglichtdozen in de stationskap – foto: René de Wit

Zo uitgebreid als het is, alle delen van dit complex zijn door Koen van Velsen ontworpen. Het is een grote prestatie om zo’n omvangrijk werk zonder een inbreuk op de oorspronkelijke opzet tot een goed einde brengen, zeker gezien het feit dat van opdrachtverlening tot oplevering het hele proces van ontwerpen en bouwen meer dan 10 jaar besloeg. Vasthouden aan het concept is al een prestatie, maar er is meer.

Het oeuvre van Van Velsen telt reeds hoog geprezen werken als Groot Klimmendaal in Arnhem, het kantoorgebouw Laren, het Commissariaat van de Media in Hilversum of het Universiteitsmuseum in Utrecht, om maar een greep te doen. Het stationscomplex Breda met al zijn facetten steekt daar nog eens boven uit. Het complex is een doortekende illustratie van de hooggestemde opvatting van Koen van Velsen over de taak van de architect. Die opvatting laat zich als volgt samenvatten:

Bouwwerken moeten langdurig goed en met genoegen te gebruiken zijn. Deze vorm van functionaliteit wordt slechts dan bereikt als gebouwen en hun omgeving naast bescherming en praktisch gerief ook een onopzettelijke zintuigelijke belevenis bieden. En hoe gereduceerd ook, de natuur mag nooit worden buiten gesloten.

Meer dan enig ander werk van Koen van Velsen is dit stationscomplex een publiek gebouw en een publieksgebouw. Het omvat besloten verblijven, maar vooral toch openbare en semiopenbare gebieden. Dit publieke karakter lijkt hem uitgedaagd te hebben om te laten zien dat een groot complex tot in onderdelen verfijnd kan zijn, moet zijn zelfs, omdat veel mensen daarmee dagelijks geconfronteerd worden. Hij heeft, met bijbehorende standvastigheid, daarvoor zijn complete architectonisch alfabet in stelling gebracht.

Detaillering van het busstation – foto: René de Wit

Het stationscomplex biedt zowel overzicht als complexiteit. De weg vinden is geen probleem en toch valt er van alles te zien en te beleven, een blik in de verte, doorzichten die oriëntatie opleveren, naar links en rechts, naar beneden en boven met op veel plaatsen invallend daglicht. Het complex is afgewogen en rationeel van opzet en tegelijkertijd allerminst rechtlijnig, sporen van de natuur zijn ingeweven. Op verschillende niveaus zijn hoven en patio’s uitgespaard met daarin grote betonnen bakken met bomen.

In de detaillering is dit stationscomplex opmerkelijk verzorgd. De kolommen in de publieke ruimten van het station Breda zijn bekleed met geribbeld geanodiseerd donkerkleurig aluminium. Op voetgangershoogte zijn die ribbels licht bewerkt, alsof in de loop van vele jaren een stroom passanten met jas of hand langs de kolommen zijn gegleden. Deze subtiele pre-slijtage maakt de ruimten op voorhand doorleefd, het zijn waardige publieke ruimten die de tijd in zich hebben opgenomen en daarmee tegen de tand des tijds bestand zijn. Een andere fijnzinnigheid is te vinden in de ruim bemeten promenade onder de sporen door. De donkere aders in de platen natuursteen langs het fietspad zijn nauwkeurig horizontaal in elkaars verlengde geplaatst. Ze begeleiden zodoende de fietsers op hun weg. In de trappenhuizen naar de perrons sluit de tekening in het marmer verticaal op elkaar aan, wijzend naar boven en beneden.

‘Ontwerpsporen’ in het metselwerk – foto: René de Wit

Aanzicht voorzijde Belcrum – © Koen van Velsen Architecten

Het blijft overigens niet alleen bij de tekeningen in het natuursteen en een avontuur van ruimte, licht en kleur; ook de vlakken van baksteen, de gevels, muren en wanden spreken, geven met geabstraheerde bouwsporen een tijdsdimensie weer. De kleuren en patronen in het metselwerk van de gevels van het stationscomplex zijn het best te omschrijven als ‘ontwerpsporen’. Jaren achtereen zijn in het ontwerpproces telkens weer andere plannen uitgewerkt voor de bekleding van de gevels. De keuze werd uiteindelijk gemaakt tijdens een bezoek van de familie Van Velsen aan de stad Lucca in Toscane, waar al sinds de Romeinen gebouwd en verbouwd wordt. In gemetselde muurvlakken zijn vaak fragmenten aanwezig van generaties verbouwingen, met daarin delen van kozijnen, verschillende metselverbanden, afwijkende steenformaten en andere kleuren. Die doorleefde muren brachten Koen van Velsen op het idee om al zijn ontwerpvarianten voor de gevels als generaties over elkaar heen te leggen en tot een residu samenvoegen. De vlakken en lijnen die zich in dat residu aftekenden zijn, als waren het sporen van weleer, met geglazuurde metselstenen van de aloude koninklijke Tichelaar uit Makkum ingevuld.

Koen van Velsen en Tichelaar Makkum hebben eerder succesvol samengewerkt: voor de gevels van het gebouw Kennispoort in Eindhoven. Dit moderne bolwerk is de entree van de campus van de Technische Universiteit Eindhoven. Van Velsen zocht een glazuur met de uitstraling van geanodiseerd aluminium, hetgeen de aardewerkfabriek toen heeft ontwikkeld met een nieuwe glazuur van nikkel en aluminiumzuur. Dit keer is de uitkomst van de samenwerking een veelkleurig palet; wit, oplichtend diep donkerbruin, zilver, gevat in een omlijsting van terracotta. De formaten van de stenen verschillen, alsmede de metselverbanden, en de gevels hebben een willekeurige vlakverdeling alsof het de toevallige uitkomst is van een projectie, los van de aanwezigheid van ramen en deuren. Dit toeval is consequent doorgezet met geglazuurde metselstenen in de diepe neggen, als dat zo uitkwam. Alles is pasklaar voorbereid in de fabriek en vervolgens nauwkeurig uitgevoerd op de bouwplaats. Normaal verwerkt een metselaar achthonderd stenen per uur, volgens de aannemer in dit geval driehonderd per uur. Alleen architectonische overtuiging kan zoiets afdwingen, het resultaat is bewonderenswaardig, straalt dappere zelfverzekerdheid uit en kunde en vaardigheid.