Tot 25 september is in het Cobra Museum (Amstelveen) ‘Constant. Ruimte + Kleur’ te zien. Jeroen Visschers bezocht de tentoonstelling over het werk dat Constant Nieuwenhuys maakte tussen Cobra en New Babylon en las de gelijknamige tentoonstellingscatalogus. Hij ontdekte een rijkere Constant dan eerdere tentoonstellingen hem schetste.
Sommige oeuvres zijn zo rijk in hun diversiteit en gelaagdheid, dat we nog ver na de dood van de maker nieuwe ideeën ontdekken. Niet enkel ideeën die slechts bestaansrecht en betekenis hebben binnen het tijdsgewricht en maatschappelijke context waarin een werk gemaakt is, maar ook ideeën die ons in staat stellen uitspraken te doen over de tijd waarin we nu wonen, werken en denken. Werken die een nieuwe uitwerking of betekenis kunnen ontwikkelen door de tijd heen, en ons zo op nieuwe gedachten kunnen brengen. Het oeuvre van Constant Nieuwenhuys behoort daar zeker toe na het zien van de tentoonstelling ‘Constant. Ruimte+Kleur’ in het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen.
Meer dan Cobra en New Babylon
Bij het grote publiek is Constant vooral bekend als medeoprichter van de Cobra-groep, en als bedenker en maker van het project New Babylon. Beide wapenfeiten roepen in het collectief geheugen een vrij ongenuanceerd beeld op. Cobra wordt in dat geheugen vaak misverstaan als enkel een verlangen naar vrije en spontane uitingsvormen gelijk aan die van de kindertekening. New Babylon wordt versimpeld als enkel de verbeelding van een utopie waarin het individuele bezit ondergeschikt wordt gemaakt aan het collectief spel.
Niet alleen nuanceert de tentoonstelling beide beelden, deze tentoonstelling ontvouwt ook de periode tussen Cobra en New Babylon als een uitzonderlijk rijke periode. Een periode waarin Constant zelfstandig én in samenwerking met anderen telkens weer nieuwe methoden ontwikkelt om invulling te geven aan de Wederopbouw en gebouwde leefomgeving. Er is doorgaans weinig aandacht voor deze periode, vroeg werk wordt weinig tentoongesteld en beschouwd, later – meer ruimtelijk – werk wordt geschoven onder de brede paraplu van New Babylon. Zo toonde Mark Wigley in zijn tentoonstelling ‘Constant’s New Babylon, the Hyper-architecture of Desire’ (Witte de With, Rotterdam 1998), de Spatiovores: maquettes gemaakt uit dubbel gebogen plexiglazen platen en constructies van metalen spaken uit 1959 naast maquettes van New Babylon.
Ruimte maken
Wat de tentoonstelling in het Cobra Museum zo interessant maakt, óók voor Constant-kenners, is dat het Constant losweekt van de context van het Situationisme (zie ook de ArchiNed recensie ‘De wereld is mijn speelveld’ over de Constant-tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag). Niet alleen zijn samenwerking met Situationisten Asger Jorn en Guy Debord wordt voor het voetlicht gebracht, maar ook zijn ontmoetingen met het werk van Victor Pasmore, William Scott en de samenwerking met Stephen Gilbert, Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld. De laatste zijn interessant omdat die samenwerkingen ruimtelijke werk opleverde, productie die voorbij de schilderlijst gaat.
Op de tentoonstelling is dan ook veel ruimtelijk werk te zien, maquettes en modellen, meubels en reconstructies van interieurs en ruimten. Het laat een Constant zien die probeert een uitdrukking van de ‘absolute eenheid van de kunsten’ te ontwikkelen waarbij hij verschillende media en werkmethoden inzet. Een absolute eenheid die de waterschotten tussen sculptuur, schilderij, architectuur en stedenbouw stuk slaat, het vooruitgangsoptimisme voedt en als doel heeft een belangrijke bijdrage te geven aan de ruimtelijke vormgeving van de leefomgeving van de Wederopbouw.
Ruimtevaart
Hoogtepunten van de vakkundig gecureerde tentoonstelling zijn de Spatiovores, de ruimtelijke modellen van plexiglas en metalen spaken en constructies van vakwerken en spiralende vormvaste driehoeken. Bevrijd van de lezing vanuit de context van de ‘Mouvement International pour un Bauhaus Imaginiste’ en de ‘Internationale Situationnist’, wordt het werk in Amstelveen geplaatst in de context van de menselijke zegetocht naar de sterren, de ruimtevaart. Ze worden niet letterlijk in verband gebracht met New Babylon waar het individu al zijn vrije tijd spelend doorbrengt in een overmaat aan openbare ruimte, maar gelezen tegen de horizon van de maatschappijbrede belangstelling voor ruimtevaart.
Constant verovert de ruimte aan het einde van de jaren 50 als kunstenaar en schept verbeeldingen van woonvormen buiten de kaders van de aarde zoals de Sovjets in diezelfde periode de race naar de ruimte winnen met de lancering van de eerste kunstmaan. Het is dan ook niet vreemd dat we soortgelijk werk van Constant terugzien op de grote manifestatie E55 waarin het Nederlandse volk getoond werd waar we tien jaar naar de oorlog technologisch toe in staat waren én hoe de toekomst er uit zou kúnnen zien. Die maatschappelijke belangstelling voor de verbeelding en vormgeving van de menselijke leefomgeving buiten de grenzen van ons leefwereld, de aarde, was uniek binnen de Nederlandse kunstscene en het laat zien welke bijzondere positie Constant in neemt in het canon van de Nederlandse beeldende kunst.
Het huiselijke huis
Van de allergrootste ruimte van het heelal tot de ruimte van het huiselijke huis, daar wil Constant zijn synthese van ruimte en kleur – de titel van de tentoonstelling – onderzoeken. Het Cobra Museum heeft een ruimte gereconstrueerd die Aldo van Eyck samen met Constant inrichtte in opdracht van de tentoonstelling ‘Mens en Huis’ die eind 1952 te zien was in het Stedelijk Museum. Ludo van Halem (curator van ‘Kleur + Ruimte’) en Laura Stamps (curator van ‘Aan ons de Vrijheid’) schrijven over deze tentoonstelling: “Door de samenstellers werd op moralistische wijze gepropageerd dat goede woninginrichting en verantwoord vormgegeven huisraad het welzijn zouden bevorderen”. Het betreedbare interieur beslaat 7 bij 7 meter aan museumvloer en wordt op 3,5 meter afgesloten met een plafond. De vloer en twee wanden zijn diep-paars, het plafond en twee wanden diep-blauw. Een enkele naakte, grote gloeilamp van 1000 Watt verlicht de ruimte met een buitengewone en onnatuurlijke felheid. Op de paarse wand hangt uit het midden een groot schilderij van Constant, Ruimtelijke Colorisme (1952) dat een compositie is van drie vlakken, diep rood, warm rood en goud of bronskleurig oker. Is dit een huiselijk huis?
Als je de tijd neemt om op het door Van Eyck ontworpen bankje te zitten, lijkt het diep-blauw van het plafond een hemelkoepel die voorbij de diep-paarse wanden reikt of – een andere hoek op kijkend – lijkt het bijna een theatrale exterieuriteit te krijgen als een toneeldecor van een vergezicht bij laat-zomers avondschemer.
Op uitnodiging van Gerrit Rietveld maakt Constant een interieur voor het ‘moderne wonen’ in opdracht van de Koninklijke Bijenkorf NV. Ook deze is nauwgezet gereconstrueerd binnen de muren van het Cobra Museum. Constant krijgt de ruimte om zijn ideeën over ‘spatiaal colorisme’, de ruimtelijke werking van kleur nogmaals toe te passen op een woninginterieur. De beperkte ruimte van 52 vierkante meter voor een geheel gezin wordt vergroot door kleuren te gebruiken die continuïteit van ruimte benadrukken door de meubels en wand als figuur en grond van elkaar te maken. Kleur wordt niet gebruikt om een programma te dicteren, maar wordt ingezet om een atmosfeer te scheppen die verleidt tot activiteiten. (Dat is een intentie die we later ook terug zullen zien in New Babylon.)
Nieuwe wegen
En dat zijn slechte enkele hoogtepunten die op deze tentoonstelling te zien zijn. Ik heb geen woord gewijd aan bijvoorbeeld het decorontwerp voor het Nederlands Ballet dat in het Cobra museum te zien is, de samenwerking met Stephen Gilbert, de meubels in opdracht van ’t Spectrum… Constant. Ruimte + Kleur biedt een verfrissende veelheid aan ruimtelijk werk, van de optische illusie van diepte in het schilderijen tot de verbeelding van schaal en ruimte in de maquettes. Het tentoonstellingsontwerp van Ben van Berkel (UN Studio) laat de bezoeker dan ook vrij om een eigen weg te kiezen binnen dit brede pallet. Zelf een groot bewonderaar van Constant, plaatste hij diagonaal op het raster van het museum vrije wanden met openingen die het mogelijk maken om vanuit de ene tijdsperiode terug of vooruit te kijken naar de volgende.
Maar welke boodschap nemen we mee naar onze tijd en naar de tijd die komen gaat? Waarom is deze tentoonstelling nú belangrijk? Allereerst krijgen we een veel completer beeld van de kunstenaar Constant, een beeld dat tot op heden vooral gepolariseerd werd in termen van Cobra, Situationisme en Expressionisme. Maar daarnaast is het een oproep om te werken aan de maatschappelijke ruimte vanuit onze eigen discipline. Interessant is namelijk dat Constant nergens de rol van architect of stedenbouwer speelt, hij geeft vorm vanuit zijn eigen discipline van kunstenaar. Wij, op onze beurt, kunnen dat vanuit onze rol als ontwerper, met het instrumentarium dat daarbij hoort; ontwerpen aan een toekomst voorbij de verbeelding.
Constants oeuvre is ook een oproep tot samenwerking, gezien de grote productiviteit voortkomend uit wisselende ontmoetingen tussen hem en gelijkgestemden. Wellicht het belangwekkendst is de oproep aan de onderzoeksdrift, de wil tot testen van nieuwe methoden van werken, en het daarna eventueel verwerpen of terugkeren naar eerdere methoden.
Constants afkeer van het abstracte heeft hem er niet van weerhouden om het abstracte zelf na te streven; om te ontdekken wat het opleverde voor de vormgeving van de ruimte, om het daarna te kunnen verwerpen. De veelkleurigheid en schittering van het tentoongestelde werk, en de veelvormigheid van ideeën zetten ons aan tot nadenken over onze eigen modus operandi. Wat is nodig om de ruimte van morgen betekenis te geven? Trudy van der Horst schrijft in de zeer fraaie en lezenswaardige catalogus als slotwoord dan ook: “Constant wil geen utopiste worden, iemand die onmogelijkheden verkent. Henri Lefebvre noemt hem een utopien, iemand die mogelijkheden schept”.