Nieuws

Kamperen in de achtertuin van Van Doesburg

Zeven studenten kampeerden in de achtertuin van het Van Doesburghuis in Meudon Val-Fleury (Frankrijk). Als tijdelijke bewoners van deze bijzondere atelierwoning, werd hen het belang van het bewonen en beleven van de modernistische erfenis duidelijk.

Het Van Doesburghuis – foto Catherine Koekoek

Op een kleine tien kilometer van het centrum van Parijs bevindt zich de voorstad Meudon, ooit een belangrijk en geliefd oord voor (beeldend) kunstenaars. De Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg, één van de oprichters van De Stijl, ontwierp er eind jaren 20 van de vorige eeuw een atelierwoning voor zijn vrouw Nelly van Moorsel en hemzelf. Theo Van Doesburg  overleed kort na oplevering, maar zijn vrouw woonde er tot aan haar dood in 1975. Ook daarna bleef het huis zijn functie als atelierwoning vervullen.

Vanaf 1983 hebben verschillende kunstenaars tijdelijk geresideerd in het Van Doesburghuis: van schrijver K. Schippers tot architect Kas Oosterhuis, van dichter Anneke Brassinga tot fotograaf Ilse Leenders. Eind 2014 verliet echter de laatste kunstenaar (Jean Bernard Koeman) het huis. Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (tegenwoordig het Mondriaan Fonds) trok een deel van de subsidie in en sindsdien is er geen nieuwe kunstenaar in residentie geweest, al blijft dit wel een ambitie van de Stichting het Van Doesburghuis. Tijd voor een nieuw toekomstperspectief dus. Wat kan er de komende vijf jaar worden gedaan om ervoor te zorgen dat deze unieke, modernistische atelierwoning, ontworpen door een van de grondleggers van De Stijl, behouden en bewoond kan blijven? En waarom is dat eigenlijk belangrijk?

Theo and Nelly van Doesburg in een studio in Parijs in 1923

Begin juli kregen zeven honoursstudenten van de faculteit Bouwkunde in Delft, waaronder wijzelf, de kans om vier dagen in het huis te verblijven, in het kader van een masterclass. Deze masterclass, bestaande uit een aantal voorbereidende lezingen en de excursie had als doel om de Stichting het Van Doesburghuis te helpen met het vormen van een toekomstplan voor de atelierwoning. Onder leiding van docent Tjeerd Wessel (TU Delft) en huidige bewoonster Beja Tjeerdsma werkten wij een aantal dagen aan een businesscase en gingen we op pad in Meudon.

Dag 1:  zachter dan verwacht

Op vrijdagochtend 8 juli laden we op het parkeerterrein van de faculteit Bouwkunde in Delft twee auto’s vol met tassen, slaapspullen, een tent en een berg aan maquettemateriaal. Bovenop dat alles pronkt een grote, elektrische foam cutter. Vol enthousiasme beginnen we aan onze rit naar Meudon, waar geen van ons ooit eerder is geweest, ondanks dat het nabijgelegen Parijs bekend terrein is. Vanwege de vakantiedrukte duurt het echter nog heel wat uren voordat we onze auto kunnen parkeren op de smalle oprit van de Rue Charles Infroit, nummer 29.

Toch is, wanneer we uiteindelijk verkrampt en verhit de auto uitstappen, niemand te moe om het huis in zich op te nemen. De voorgevel van het huis bestaat uit drie vierkanten van verschillende groottes: een betonnen kubus in de voortuin (waarover later meer), de muur die het gezicht op de trap ontneemt en tot slot de muur tot het dakterras. Op aanraden van Wies van Moorsel , erfgename van de Van Doesburgs en van wie we eerder een lezing kregen, nemen we de vooringang van het huis zodat we op de eerste verdieping binnen komen. Door de muur naast de trap wordt het zicht op de omgeving je even ontnomen wanneer je naar boven loopt; het huis lijkt te willen dat je je niet meer laat afleiden door de buitenwereld: ‘rustig maar, je bent nu thuis.’

Entree Van Doesburghuis – foto Catherine Koekoek

Eenmaal de blauwe voordeur gepasseerd, opent het huis zich in de atelierruimte, waar door de ramen de altijdgroene taxusboom te zien is. Het licht dat door de hoge ramen valt, zorgt ervoor dat je als vanzelf naar het atelier wordt getrokken. De ruimtes aan weerszijden van de gang ontdekken we pas later.

De ‘route architecturale’ die van de voortuin naar het atelier leidt – met haar afwisseling van blinde muren en uitzicht, licht en donker, beweging, kleur en de soberheid van het atelier – duidt erop dat beeldend kunstenaar Van Doesburg ruimtelijk moet hebben gedacht. Waar de voorgevel het ook goed zou hebben gedaan in het platte vlak, is binnen het samenspel van twee- en driedimensionaliteit geperfectioneerd. In het ontwerp van zijn atelierwoning werd hij bijgestaan door de toen 21-jarige Abraham Elzas, die later onder meer de Bijenkorf in Rotterdam zou ontwerpen en de synagoge in de Amsterdamse Lekstraat. Elzas verklaarde nadien ‘het potlood van Van Doesburg’ te zijn geweest.

Uitzicht op het atelier door de gang – foto Catherine Koekoek

‘Nou,’ vraagt Beja wanneer we in het atelier staan, ‘wat vinden jullie ervan?’ ‘Het lijkt allemaal veel… zachter dan verwacht,’ concludeert een medestudent, en we knikken instemmend. Beja lacht. ‘Dat is precies wat de anderen net zeiden!’ Met de anderen bedoelt ze de vier studenten uit de andere auto, die meer geluk hadden in het verkeer en op het overdekte terras al genieten van een koud drankje.

De woning lijkt inderdaad ‘veel zachter’ dan op de oude foto’s en tekeningen die we ervan gezien hebben. Bij een modernistisch ontwerp als het Van Doesburghuis, dat ontdaan is van enige vorm van ornament (met uitzondering van de kleurvlakken op de muren en de vloer), verwacht je een kille ruimte. Dat is ook de indruk die we hadden gekregen van de kunstenaars die in het huis hebben gewoond, zij deelden hun ervaringen in het boek Het van Doesburghuis: ontmoetingen in Meudon, geschreven door Dorien Kasteleijn bij uitgeverij Thoth in 2004. Sommige van de kunstenaars hadden moeite om het huis zich eigen te maken: ze vonden het ‘weerbarstig’, ‘hard’.

Natuurlijk is het huis karakteristiek; het beton is nadrukkelijk aanwezig  als materiaal voor de constructie, de vloeren, de trappen en zelfs deels voor het meubilair. De tafel in de atelierruimte is bijvoorbeeld geheel gegoten uit beton en zit vast aan de constructie van het huis. Juist deze standvastigheid maakt het mogelijk er vrij omheen te leven, dit illustreert fotograaf Ilse Leenders in haar fotoserie Hommage à Theo & Nelly van Doesburg.  Deze combinatie van – in Hertzbergers woorden – ruimte maken en ruimte laten is karakteristiek voor de atelierwoning. Een modernistisch statement, om in te wonen.

Na het avondeten doen we iets dat volgens Beja nog nooit eerder is gedaan: we zetten een tent op in de achtertuin van Van Doesburg. Aangezien het huis specifiek was ontworpen voor een kinderloos echtpaar is er binnen niet genoeg plek voor ons allemaal. Wel is het huis gemaakt om mensen te ontvangen: het overdekte terras is de ideale buitenkamer in de Parijse zomer.

In de achtertuin van het Van Doesburghuis – foto Catherine Koekoek

Dag 2: thuis in het Van Doesburghuis

We ontbijten in de schaduw op het overdekte terras dat, vanwege de hitte, in de vroege ochtend al een aangename plek blijkt te zijn. Het overdekte terras is geen toevallige restruimte, maar een uitbreiding van het huis. Binnen en buiten lopen hier moeiteloos in elkaar over.

De hele ochtend brengen we hier aan tafel door, discussiërend over het huis en de toekomst ervan. We willen een aantal maquettes maken van het huis waarin de ideeën van Van Doesburg tot uitdrukking komen . Door deze maquettes in het huis ten toon te stellen voor de bezoekers zal een bezoek meer diepgang krijgen. Daarvoor is het voor ons nodig om het huis compleet te begrijpen, dus af en toe staan we op om iets op te meten, op een balk te kloppen om te ontdekken of hij wel echt dragend is, of om te kijken of de kleuren op de vloer overeenkomen met die op de plattegrond.

Plattegronden van het Van Doesburghuis – tekeningen Victor Veldhuijzen van Zanten

Iets dat op de plattegronden niet duidelijk naar voren komt, maar voor de ervaring van het huis wel belangrijk is, zijn de twee grote draaiende deuren in de gang op de eerste verdieping. Wanneer deze deuren ‘open’ zijn staan ze in lijn met de gang, en is het mogelijk om vanaf de voordeur het atelier in te kijken. Wanneer beide deuren ‘gesloten’ zijn, vormen de twee ruimtes voor het atelier (aan weerszijden van de gang) ineens samen één grote ruimte. Daarmee wordt in het huis een dwarsas geïntroduceerd die de plattegrond totaal verandert. Nu we zelf de deuren mogen verplaatsen en ons met een boek nestelen in de lichtste kamer van het huis die gek genoeg geen uitzicht heeft, maar wel een fantastisch glas-in-loodraam, voelen we ons thuis.

Thuis in het Van Doesburghuis – foto Catherine Koekoek

In de middag gaan we op bezoek bij de Nederlandse architect Dirk-Jan Rol, in zijn zelfontworpen appartement in Meudon. Het complex ligt tegen een heuvel aan en is verscholen tussen het groen. Hij woont in het bovenste huis: zijn tuin is tevens het dak van de bewoner onder hem. Binnen lijkt het alsof de tijd heeft stil gestaan: we openen de deur en stappen de drempel over in de jaren zeventig. Het is er donker en tussen de Eames-fauteuils, een reusachtig weefgetouw en de vele planten door is het niet meteen duidelijk waar buiten begint en binnen ophoudt. Door de strakke detaillering lopen ook de materialen van de vloeren, muren en daken binnen en buiten haast naadloos in elkaar over. Het geheel ademt vakmanschap.

Studeerkamer van Dirk-Jan Rol – foto Catherine Koekoek

‘s Avonds duiken we – op aandringen van onze docenten –  in het nachtleven van Parijs. We drinken wijn aan het Canal Saint-Martin met akoestische gitaarmuziek op de achtergrond, en dansen in het Point Éphémère, een daaraan grenzende club. Na terugkomst liggen we even te ontnuchteren op de sokkel in de voortuin, die groot genoeg is voor twee personen, maar in tegenstelling tot het huis niet zachter dan verwacht.

Sokkel in voortuin – foto Franka van Marrewijk

Dag 3: “même si on ne gagne pas, on est encore mieux que vous”

Na koffie uit de prachtige Arabia Teema kopjes die behoren tot de inboedel van het huis gaan we weer aan het werk. De maquettes krijgen langzaamaan vorm.

We brengen een bezoek aan twee kunstenaars in Meudon, die wonen in een van de veertien huizen die Jean-Prouvé in de jaren 50 bouwde in Meudon. Het wijkje was een reactie op de grote woningnood die zich na de oorlog manifesteerde. De woningen worden ook wel ‘maisons industrialisées’ genoemd, naar de gedachte dat de huizen net zo gemakkelijk geproduceerd moesten kunnen worden als auto’s.

Die avond speelt Frankrijk de finale van het EK voetbal tegen Portugal. We zijn niet allemaal even grote liefhebbers van het voetbal (en zeker niet dit jaar), maar omdat we in Frankrijk zijn kunnen we dit moment niet ongemerkt laten passeren. Voor Jean-Michel, als enige Fransman in ons midden, is de wedstrijd natuurlijk wel van belang. Als we hem vragen of hij denkt dat Frankrijk gaat winnen, antwoordt hij dat het niet echt uitmaakt, want: ‘même si on ne gagne pas, on est encore mieux que vous,’ en daarmee heeft hij zeker een punt.

Huis van Jean Prouvé, Meudon – foto Catherine Koekoek

Dag 4: de vuurproef van De Stijl

Naast het uitwerken van de maquettes, panelen en ideeën voor een presentatie aan het bestuur van Stichting het Van Doesburghuis, ondernemen we op maandag een excursie naar de atelierwoning van een andere grote modernist: Le Corbusier. Als we de bewoonbaarheid van de woning vergelijken met het Van Doesburghuis, verschillen hier wel onze meningen. Sommigen zouden hier wel kunnen wonen vanwege het ‘getimmerde karakter’, anderen spreken hun afschuw uit.

Over één ding zijn we het eens: hier is de meester niet aan het werk geweest om iets voor een ander te maken, maar om het precies te laten voldoen aan zijn eigen wensen, in al hun gekheid. Alles is precies gebouwd voor hem – maar is daarmee, in tegenstelling tot het Van Doesburghuis, niet bijzonder leefbaar voor een ander. Het huis bevestigt dat hij geen gemakkelijke man was, met zeer specifieke eisen en wensen. Zo heeft de kamer waar zijn bureau staat wel ramen, maar geen uitzicht en is het bed geplaatst op een hoogte van 1,25m zodat hij vanuit bed over het muurtje van het balkon heen kon kijken.

Atelierwoning van Le Corbusier, Parijs – foto Catherine Koekoek

Het Van Doesburghuis is modernisme ten top. Anders dan het experiment Maison d’Artiste is het ontworpen om in te wonen. In tegenstelling tot bij Le Corbusier is het bovendien flexibel en in zekere zin neutraal: het laat ruimte voor de bewoner, in plaats van de levensstijl voor hem in te vullen. Misschien zouden we het huis kunnen zien als de vuurproef van De Stijl.

De samenkomst van Van Doesburgs leidende ideeën in een gebouw met een functie (in tegenstelling tot in een beeldend kunstwerk), laat een modernisme zien dat bewoonbaar is en waarin prettig geleefd kan worden. Dat het Maison Van Doesburg nog steeds in gebruik is als kunstenaarswoning en een spil in het kunstenaarsnetwerk van Meudon houdt het modernisme letterlijk levend. We pleiten er daarom voor het huis te behouden als bewoonde atelierwoning en er geen museumwoning van te maken.

Op 23 september presenteren de studenten hun bevindingen aan het bestuur van de Stichting het Van Doesburghuis.

Voorgevel van het Van Doesburghuis in 1930