De eerste Brussels Urban Landscape Biennial is een feit. De biënnale wil een bijdrage leveren aan het bewustzijn dat landschap een fundamentele verbindend element is binnen de stedelijke setting. Wandelingen door private tuinen, een nieuw geopend Zennepark en een kleine, maar fijne tentoonstelling van Bas Smets in BOZAR zijn een prima aanzet hiervoor.
In de tentoonstelling ‘De uitvinding van het landschap: een verhalend onderzoek’ toont landschapsarchitect Bas Smets de geschiedenis van het landschap aan de hand van vijf kunstvormen. Elk onderdeel is samengesteld in samenwerking met co-curators uit gerenommeerde kunstinstellingen, universiteiten, filmregisseurs en… planningsdiensten. De laatste lijken de vreemde eend in de bijt, maar laat ons beginnen bij het begin.
Aan de hand van enkele schilderijen wordt er getoond hoe het landschap naar de voorgrond treedt. In ‘Madonna met kind’ (1494) toegeschreven aan een leerling van Rogier van der Weijden, is door het venster een afgelegen landschap te zien. Vervolgens komt in ‘Landschap met de rust tijdens de vlucht naar Egypte’, geschilderd door een navolger van Joachim Patinir (16de eeuw), in beeld hoe het religieuze thema een klein onderwerp wordt tegen de achtergrond van een overweldigend landschap. Tenslotte is in ‘Winterlanschap met schaatsers en vogelknip’ van Pieter Bruegel de Oude (1565) te zien hoe het landschap met alle kleinmenselijke bezigheden het onderwerp wordt en het schilderij als zodanig gaat functioneren als venster op de wereld.
Een aantal prenten uit de Koninklijke Bibliotheek van België tonen een verschuiving van een fictieve weergave van de werkelijkheid naar een nauwgezette inventarisatie. Zo zien we enkele prenten met een eerder surrealistische voorstelling van Brugge in het berglandschap van Sebastian Münster (1550-1572) en ‘Leo Belgicus’ (1586-1588) waarin de Nederlanden figureren als klauwende leeuw. Het is pas met de kaart van Brussel (1558-1575), naar de hand van Jacob Van Deventer, dat de cartografie verschijnt als een exact en nuttig gebruiksinstrument.
De verandering van het landschap door de laatste eeuw heen wordt getoond met foto’s. In 1980 begon Georges Charlier een eigenzinnig project. Hij fotografeerde beelden uit de fotografische atlas Les Aspects de la végétation en Belgique (opgesteld tussen 1908 en 1912) opnieuw vanuit min of meer hetzelfde standpunt. De oefening van Charlier werd hernomen door Jan Kempenaers in 2004 en door Michiel De Cleene in 2014. Opvallend is dat Charlier vooral gemotiveerd was door de verschraling van biodiversiteit en Kempenaers en De Cleene de opdracht kregen (vanuit het Vlaams Architectuurinstituut) om het veranderende landschap in beeld te brengen.
In film wordt het mogelijk om de tijdsdimensie van het landschap in één opname te vatten. Opvallend zijn de filmbeelden met dezelfde provinciale weg als onderwerp. Regisseur en co-curator Michaël R. Roskam toont aan de hand van ‘Carlo’ de registratie van het wuiven van bomen en overvliegende vogels binnen een statisch frame. Regisseur en co-curator Bouli Lanners toont een bewegend beeld uit ‘Eldorado’ waarin een voorbijrazende auto gevolgd wordt tegen de achtergrond van een verstild landschap.
De vreemde eend in de bijt wordt zichtbaar in het onderdeel landschapsontwerp. Er wordt een ontwerpend onderzoek getoond. Een onderzoek gedaan door Bureau Bas Smets in opdracht van regionale planningsdiensten zoals de Vlaams Bouwmeester, Brusselse Bouwmeester en nog enkele andere. In een vijftal kaarten wordt het stedelijk landschap van Brussel geanalyseerd als een substratum die de vorm van de stad dwingend bepaalt.
Op het eerste gezicht wordt hiermee niets nieuws verteld. Evident vormt de Zennevallei een hoofdstructuur in de stadsontwikkeling van Brussel, dat is heel duidelijk bij de Noord-Zuid spoorverbinding. Maar Smets gaat verder en registreert nauwgezet het regionale netwerk van de secundaire beken en valleien met onder andere de Maalbeek, Molenbeek en Woluwe. De fijnmazige hydrografische structuur maakt het mogelijk om Brussel als één geheel te zien. Water moet opgevangen worden in de valleien, voordat het via de Zenne afgevoerd wordt naar de Schelde.
Belangrijker is de schaalsprong die genomen wordt in het ontwerpend onderzoek. Landschapsarchitectuur in Brussel is bekend met de inrichting van parken en private tuinen. In tegenstelling hiermee presenteert het werk op de tentoonstelling in BOZAR het stadslandschap als nieuw narratief om de Brusselse stadsontwikkeling als samenhangend geheel te zien. Misschien ligt hier wel het grootste politieke voordeel van het landschap. Brussel wordt vandaag immers nog steeds bestuurd door 19 burgemeesters, wiens macht vaak groter lijkt dan de gewestelijke ministers. De plannen van Smets houden uitdrukkelijk geen rekening met de administratieve grenzen van lokale besturen. Ook lijkt de zwart-witte tekening de apolitieke waarheid van het landschap te onderstrepen – in contrast met het eeuwige gesteggel rond de rood-groen-blauwe kleurtjes op de gewestelijke bestemmingsplannen.
Het gebruik van het landschap als apolitiek beleidsinstrument is echter niet onproblematisch. Dat werd duidelijk in de lezing die Bas Smets gaf tijdens de opening van de tentoonstelling. Hierin schoof hij ietwat opportunistisch een aantal eigen projecten in Brussel (onder andere het Tour & Taxis Park) naar voren als steunpilaar van een duurzaam en veerkrachtig stadslandschap. Opvallend genoeg bleef de functie van het Tour & Taxis Park binnen de megalomane bouwplannen onbesproken. Geen woord over de samenlevingsproblemen in de omliggende buurten. Geen woord over de plannen van de projectontwikkelaar Extensa om het publieke park te reserveren voor de nieuwe bewoners. Geen woord over ParckFarm – nochtans lopen de twee parken naadloos in elkaar over.
‘Geduld is een deugd in de landschapsarchitectuur,’ zei Smets tijdens de lezing. Naïviteit vormt wellicht een tweede schone deugd. In de presentatie van het Brussels landschap als “een soort autonoom metabolisme”, zoals de bezoekersgids stelt, verdwijnen twee andere substraten waarop een samenleving gebouwd wordt: de economische en sociologische realiteit. Dat het stadslandschap een transhistorische eenheid is die de juiste technische knowhow vereist, mag dan wel waar zijn. De fundamentele vraag is wie het landschap uitbouwt en om welke reden. In de ogen van de landschapsarchitect lijkt het gemakkelijker om de 19 gemeenten van Brussel te laten samenwerken dan de drie ecologieën van Felix Guattari – natuur, samenleving, individu – in samenhang te zien.