Tijdens de Dutch Design Week 2016 was er een debat over de Toekomst van het Architectenvak. De naam van het debat: FuturA.
FuturA vond plaats tijdens het DRIVE Design Research & Innovation Festival georganiseerd door ClickNL. Zoals de organisatie het beschrijft, biedt: ‘DRIVE … een podium voor onderzoek en innovatie in de creatieve industrie en verenigt onderzoekers, professionals en ondernemers binnen de creatieve industrie. DRIVE laat zien hoe de Nederlandse creatieve sector een bijdrage levert aan de maatschappelijke uitdagingen van vandaag.’
In deze setting werd het verschil tussen de innovatiekracht van (industrieel) ontwerpers en die van architecten op een pijnlijke manier duidelijk. Waar (industrieel) ontwerpers op een heerlijk verfrissende manier nadenken over innovatie in eigen vak, en daarmee over de grenzen stappen van het vak, kansen grijpen en de leidende rol nemen als innovators, blijven architecten achter op dit gebied.
Met behulp van twee verhalen wil ik dit verschil proberen te duiden. Het eerste gaat over de een van de ontdekkingen uit het onderzoek FuturA(1), dat ‘s middags werd uitgebeeld door middel van een performance. Dat was zo subliem gedaan dat ik het treurige gegeven, dat het geen toneelstuk was, bijna vergat…
Het tweede gaat over het ontbreken van een proactieve houding aan de hand van een illustratie van de branchevereniging voor Nederlandse Architectenbureaus BNA. Het is in feite een oproep aan de architecten die (door de crisis?!) het goud vergeten zijn wat wij in handen hebben. Architecten bezitten belangrijke vaardigheden waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan ‘de maatschappelijke uitdagingen van vandaag‘.
VERHAAL 1: THE ELEPHANT IN THE ROOM
FuturA: de strategieën van de architect
Door sociaal-maatschappelijke veranderingen en de economische crisis is de rol van de architect veranderd. Eén van de ontdekkingen van het FuturA-onderzoek gaat over de identiteit van de architect, en hoe deze professionele identiteit soms conflicteert met de zakelijke kant van het werk.
Het onderzoek definieert drie verschillende strategieën hoe architecten zich opstellen:
1 Profession-oriented strategies: reinstating professional role;
2 Service-oriented strategies: moving along with the client;
3 Firm-oriented strategies: expanding professional role boundaries.
(Het onderzoek en de presentatie waren – ‘uiteraard’ – in het Engels)
In het eerste geval grijpen architecten niet alle kansen die er zijn. Vasthouden aan een ingekaderde professionele rol in een veranderende context, levert per definitie gemiste mogelijkheden op. Bij een keuze voor de tweede strategie lopen architecten het risico eigen dromen of idealen opzij te moeten zetten. In het laatste geval krijgen architecten vaak de vraag of ze nog wel architect zijn. Heel logisch, deze strategie draait immers om het oprekken van de grenzen van het vak.
FuturA: de (veranderende) rol van de architect
Het vak heeft een rijke historie. Daarom is het niet vreemd dat de vakgemeenschap zich gedraagt als een stelletje olifanten, logge niet makkelijk van richting te veranderen beesten. Deze metafoor gebruikte Kristina Lauche (professor doctor bedrijfskunde verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen) om uit te leggen hoe de rol van de architect kan worden geherdefinieerd. De verandering begint bij ‘start-ups’, kleine zich anders positionerende bedrijfjes. Binnen het vak knagen zij als kleine muizen aan de vastomlijnde rol van de architect. De olifanten merken hier nog niet zo veel van. Om de rol van de architect te herdefiniëren zijn de gazelles nodig. Dit zijn de groter geworden startups die niet meer te negeren zijn door de olifanten. Uiteindelijk zullen de activiteiten van de gazelles door de olifanten worden overgenomen. Dat is het moment waarop een verschuiving in de rol van de architect heeft plaatsgevonden.
De performance
Na de pauze was er een debat gepland over de toekomst van het architectenvak en de zaal mocht meedoen. De olifanten zaten op het podium en de muizen zaten in de zaal.
Muis: ‘Waarom praten we het hier over de toekomst van het architectenvak en gebruiken we geen vernieuwende voorbeelden?’
Olifant: ‘Noem eens een voorbeeld?’
Muis: ‘De Superlofts van Marc Koehler Architects.’
Olifant: ‘Hmmm, ja, dat zie ik toch meer als een product, dat is geen architectuur.’
Muis: ‘Ik ben geen architect, maar wil jullie een tip geven. Waarom hoor ik hier zo weinig over materialen? Daar ligt een enorme verduurzamingskans.’
Olifant: ‘Daar hebben we het wel over, we gebruiken alleen andere woorden… ’
Muis: ‘Ik durf wel te stellen dat architecten veel minder goed inspelen op de wensen van gebruikers dan bijvoorbeeld industrieel ontwerpers.’
Olifant: ‘Dat was vroeger zo, dat is de laatste jaren veel beter geworden. ’
Muis: ‘Voor mijn werk doe ik wel eens vijf maanden onderzoek, met onder meer observaties en interviews. Doen jullie dat ook?’
Olifant (bromt wat): ‘… daar hebben misschien nog wat in te leren.’
Olifant: Is dit allemaal wel nodig? Kunnen we op een zeker moment weer gewoon back to business?
…stilte…
Olifant: of… Is er een situatie denkbaar dat we worden overgenomen door een soort Uber-beweging, of Airbnb-achtige business?
Muis (fluistert heel zacht): ‘Zeker! Dat zijn wij…’
VERHAAL 2: ARCHITECTEN EN/IN TRANSITIE
‘De ingenieur krijgt de volledige en geordende gegevens en gaat daarmee aan de slag. De ontwerper krijgt een set onvolledige en ongeordende gegevens en gaat daarmee aan de slag. Wat gebeurt er dan als er onderweg nieuwe gegevens bij komen? De ingenieur haalt haar handen van het project en weet niet meer hoe zij verder moet. De ontwerper grijpt de nieuwe gegevens met beide handen aan en implementeert dit direct in het ontwerp.’ Dit voorbeeld gaf Peter Russell (decaan van de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit in Delft) om te illustreren dat architecten (als ontwerpers) van grote waarde kunnen zijn in een veranderende wereld.
Op diezelfde bijeenkomst FuturA illustreerde Fred Schoorl (directeur van de BNA) een schema waarmee de BNA scenario’s onderzoekt voor de toekomst van het architectenvak. Het schema bestaat uit twee assen: een voor de technische ontwikkelingen en een voor de economische. Hierdoor ontstaan vier kwadranten waarmee de BNA mogelijke scenario’s voor de toekomst onderzoekt. Het was een zeer korte en snelle presentatie en de uitwerking van het schema was daar geen onderdeel van. Maar dat is ook niet nodig. Juist het vertrekpunt van het schema is exemplarisch voor de olifanten-architecten in een veranderende wereld.
Technische en economische ontwikkelingen zijn geen ontwikkelingen waar architecten invloed op hebben. Het zijn externe factoren waarvan we nog niet weten hoe deze zich gaan ontwikkelen. De toekomst is onzeker en zal dat altijd zijn. Dat is in principe geen probleem, want daar kunnen architecten (als het goede ontwerpers zijn) juist goed mee omgaan. Door deze twee ontwikkelingen toch in een schema te zetten en daarmee de toekomst van het vak te onderzoeken stel je je afhankelijk op. Het is een zoektocht naar de vraag hoe we in een veranderende wereld kunnen reageren zonder zelf te veranderen of een leidende rol te pakken. We leven in een tijd van onvolledige en ongeordende gegevens, en dit vraagt om een proactieve houding. Een onderzoekende houding én stellingname. ‘Waar wil je een bijdrage aan leveren?’ in plaats van ‘Wat kan ons in de toekomst overkomen?’.
Architecten hebben de juiste basis; veranderende complexiteit kunnen we aan. Die vaardigheid moeten we doorontwikkelen, niet omdat we onszelf daarmee onmisbaar maken… NEEN! Maar omdat dat de eigenschappen zijn waarmee we een bijdrage kunnen leveren aan maatschappelijke vraagstukken.
Aan welke wereld wil jij een bijdrage leveren?!
Laat de echte ontwerper nu opstaan!