Het toenemend gevoel van dreiging van een terroristische aanslag houdt gelijke tred met privacyschendende controle. Niet alleen achter de schermen vindt monitoring plaats, maar ook via de vormgeving van publieke ruimte. De tentoonstelling ‘Munich 72, The Design of the Democratic Body’ laat een andere ontwerpbenadering zien. Het toont het open en uitnodigend ontwerp voor de Olympische Spelen in 1972, die desalniettemin bekend staan als de bloedigste sinds de hervatting van de spelen in 1896.
Het Nieuwe Instituut (HNI) in Rotterdam grijpt de Olympische Spelen van afgelopen zomer aan om in los verband thematieken gerelateerd aan het lichaam te onderzoeken. Zo is er een tentoonstelling over Russische avant-gardistische dans uit de jaren twintig en in de grote zaal laat het HNI de invloedssferen zien waaraan het hedendaagse lichaam onderhevig is. Onderdeel van deze caleidoscopische verzameling is een installatie die de surveillance in Rio de Janeiro in beeld brengt. Bewakingscamera’s filmen calamiteiten uitgebeeld in een meanderende maquette. Schermen rondom tonen de beelden, gedramatiseerd door achtergrondgeluiden en een toonloze voice-over.
Deze controle staat in scherp contrast met het democratische beeld dat het gastland wilde oproepen tijdens de Olympische Spelen in München. In 1972, zevenentwintig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, propageert West-Duitsland zich als een herboren land. Elk deel van de vormgeving – het logo, de kleurstellingen, de architectuur, het programma – krijgt een zachtmoedige uitstraling. Toonbeeld hiervan is Waldi, een teckel die dient als mascotte. Ondanks deze vormgeving, en een uitgekiende risicoanalyse waarin diverse rampscenario’s zijn uitgewerkt, lukt het niet de gijzeling van elf deelnemers van de Israëlische ploeg door leden van de Palestijnse Zwarte September te voorkomen. Bij deze gijzelingsactie vinden uiteindelijk alle Israëliërs, vijf van de acht Palestijnen en een Duitse agent de dood. De expositie over München en de installatie over Rio bekijkend, rijst de vraag of ontwerp een verweer kan zijn tegen een terreurdaad.
De expositie over de Spelen in München bevindt zich op de derde verdieping in het museum. De makers hebben de kwaliteiten van deze onpraktische tentoonstellingsruimte effectief ingezet. Een onaangenaam gevoel bekruipt de bezoeker wanneer deze voor de start van de tentoonstelling over de open roostervloer boven de grote zaal moet lopen. In een omsloten ruimte is het bekendste beeld van deze Spelen te zien: een blonde vrouw in een lichtblauw mantelpakje is verwikkeld in een ogenschijnlijk intiem gesprek met een zwart geschminkte man in een safarikostuum. Dit beeld toont de onderhandeling van een politieagente met de leider van de groep gijzelnemers.
Voorbij de donkere ruimte volgen nog vier tunnels. Waldi staat parmantig in de desolate tweede en vierde tunnel. Het licht vanuit de derde tunnel vangt de aandacht. Hier zijn de vloer en wanden afgedekt met blauwe houten panelen, de basis van het kleurenpalet bedacht door de Duitse grafisch vormgever Otl Aicher. Afwisselend links en rechts hangen een aantal transparante plaquettes met daarop uitleg over verschillende facetten van het ontwerp voor de Olympische Spelen als manifestatie. Op een bondige manier wordt een impressie gegeven van de volledige uitvoering van de vormgeving. Een aangepaste dirndl bedoeld voor gastvrouwen vertelt het verhaal van de kledingontwerpen, waarbij zelfs de politie-uniformen antiautoritair lichtblauw zijn. Filmbeelden van de openingsceremonie laten vrolijke volksmuziek horen als tegenhanger van machtsvertoon met volksliederen.
Elk van de onderwerpen benadrukt de wens om vooral het nieuwe West-Duitsland te laten zien. Opvallend is het landschapsontwerp van Günther Grzimek dat gepaard gaat met bordjes waarop de uitnodiging staat om juist wel het gazon te betreden. Ook de bekende tentconstructies boven de tribunes van Behnisch & Partners en Frei Otto moeten antimonumentaliteit uitstralen. Op het laatste moment werden, op verzoek van de Duitse televisieomroep, het dak bekleed met plexiglazen platen om diepe schaduw te voorkomen. Deze details in de tentoonstelling verlevendigen het verhaal en laten zien dat het materiaal zorgvuldig gekozen is. De verrassendste panelen behandelen Hans Holleins interventie ‘Media Lines’ en de Spielstrasse. Media Lines is een ruimtelijke constructie van buizen in een kleurenschema dat de sporter en bezoeker moet helpen zich te oriënteren in het dorp en tegelijkertijd de basis is voor onder meer geluidsapparatuur, een ophangsysteem voor pamfletten en verlichting. De Spielstrasse biedt ruimte voor creatieve activiteiten waar bezoekers naast sport ook aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Beide ingrepen geven een humane schaal aan het massa-evenement.
Ondanks de sterke orkestratie van het imago, is niet het beeld van het nieuwe West-Duitsland blijven hangen. Juist de gewelddadige actie is in het collectieve geheugen blijven steken. De opbouw van de tentoonstelling, die start vanuit minimale informatievoorziening ten aanzien van de gijzelneming, en juist gedetailleerd inzoomt op de achtergronden van het ontwerp, maakt de tegenstelling tussen streven en resultaat des te dramatischer. Subtiel is de vormgeving van de glazen informatiepanelen, in de vorm van een traan of medaille, die elk een deel van het verhaal vertellen. En uiteindelijk brengt het de bezoeker tot de vraag: als het ontwerp zo’n daad niet kan voorkomen, moeten we dan als ontwerpers niet altijd streven naar een open, democratisch en toegankelijk ontwerp for the good times?