Opinie

Twee jaar wettelijke BEP. Klaar voor BEP 2.0?

Als pas afgestudeerde stedenbouwkundigen aan de TU Delft waren wij benieuwd naar wat ons te wachten staat binnen de beroepservaringperiode (BEP). En we vroegen ons af hoe de BEP er twee jaar na invoering van de wet voor staat. Vanuit Jong BNSP, de jonge tak van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedenbouwkundigen en Planologen, zijn we daarom het afgelopen jaar met een frisse en open blik gaan praten met de verschillende partijen die betrokken zijn bij de BEP.

infografic gemaakt door Marlies Bouman (Lotl Design) klik hier voor een vergroting en/of download (pdf)

We hebben gesprekken gevoerd met studenten en studieverenigingen, bureaus, jong professionals, Bureau Architectenregister, vakmedia, Atelier Rijksbouwmeester, BEP’ers en het Comité PEP. Met het oog op de wettelijke evaluatiebepaling die later dit jaar plaats zal vinden, geven we in dit artikel alvast een evaluatie vanuit het perspectief van de jonge stedenbouwkundige. We richten ons in dit artikel specifiek op de stedenbouwkundige, maar de BEP geldt natuurlijk ook voor architecten, landschapsarchitecten en interieurarchitecten.

De Beroepservaringperiode
Wanneer je na 31 december 2014 bent afgestudeerd, moet je eerst de beroepservaringperiode volgen om de titel stedenbouwkundige te mogen voeren. De BEP is een uitvoeringsmaatregel van de Wet op de Architectentitel (WAT), die in 2015 officieel in werking is getreden. Wanneer je aan de Academie van Bouwkunst bent afgestudeerd, hoef je geen BEP te volgen. In bovenstaande infographic leggen we nog een keer uit wat de BEP precies is.

12 wettelijke BEP’ers begonnen in 2015
Halverwege 2015 vielen de aanmeldingen voor de BEP tegen. Dit gaf aanleiding tot een ‘bevindingen onderzoek’ naar de verwachte instroom en het aanbod van programma’s en modules. Dit onderzoek is uitgevoerd door Berenschot op initiatief van het Atelier Rijksbouwmeester. De prognose voor eind studiejaar 2014/2015 was dat er 564 studenten zouden afstuderen bij de Masters Architectuur, Stedenbouw, Landschapsarchitectuur en Interieurarchitectuur (Berenschot, 2016). Voor 2015 werden er voor de BEP honderd inschrijvingen verwacht (zestig voor de geïntegreerde route en veertig voor de zelfstandige route). In 2015 hebben 25 mensen zich aangemeld voor de geïntegreerde route (bij de PEP). Maar liefst vijftien van deze mensen hadden zich in het register kunnen inschrijven zonder de BEP te volgen. Voor de zelfstandige route zijn in 2015 vijftien mensen begonnen met het aanmeldproces voor de zelfstandige route, waarvan twee de BEP ook daadwerkelijk zijn begonnen. In totaal zijn er dus 27 mensen gestart met de BEP in 2015, waarvan twaalf mensen na 1 januari 2015 zijn afgestudeerd. In 2016 zijn er meer aanmeldingen bijgekomen, er volgen op dit moment in totaal 89 mensen de PEP en ongeveer 30 mensen hebben de aanvraag voor het startgesprek in de zelfstandige route gedaan, maar het aantal stedenbouwkundigen dat zich heeft aangemeld valt nog erg tegen. Er volgen op dit moment maar drie stedenbouwkundigen de PEP. Zowel het Comité PEP als Bureau Architectenregister, die de zelfstandige route begeleidt, geven aan dat dit tegenvalt.

Beroepservaring alleen voor architecten?
Jaren van debat over de relatie tussen opleiding en praktijk gingen vooraf aan de invoering van de WAT, en daarmee de BEP. Opeenvolgende rijksbouwmeesters vonden dat een introductie in de praktijk noodzakelijk is voor jong professionals (Wasch, 2014). Daarom startte Jo Coenen in 2003 ‘Het Experiment’. Van 2003 tot 2014 hebben 233 jonge ontwerpers ‘Het Experiment’ en later ‘De Beroepservaring’ vrijwillig doorlopen. Uit deze twee experimenten is gebleken dat een beroepservaringperiode een positieve ervaring is: ruim 95% van de deelnemers aan het Experiment en de vrijwillige Beroepservaring had in 2014 nog steeds betaald werk in de architectuursector (Wasch, 2014). Ondanks de overwegend positieve ervaringen, laten de cijfers van de afgelopen twee jaar wettelijke (en daarmee dus verplichte) BEP een ander beeld zien. Waar er van tevoren werd gemikt op een diverse groep met een afspiegeling gelijk aan de studenten dat afstudeert, blijkt dat in de praktijk voornamelijk architecten deelnemen aan de BEP. Daarnaast was het idee dat de BEP door werkgevers betaald zou worden, maar daar is tot nu toe nog niet veel van terecht gekomen. Werkgevers en toenemende bezuinigingen op personeel, in zowel de private als publieke sector, hebben (vooral in de periode van de invoering) ervoor gezorgd dat er nog nauwelijks wordt geïnvesteerd in de jonge stedenbouwkundige. Is de beroepservaringperiode dan alleen een geschikt traject voor architecten? De verdeling in de disciplines voor de inschrijvingen in het architectenregister laat een interessant beeld zien.

inschrijving architectenregister naar discipline (cijfers december 2015)

Op 31 december 2015 stonden in totaal 14.189 personen ingeschreven in het architectenregister, waarvan 836 als stedenbouwkundige (Jaarverslag Architectenregister, 2015). Bureau Architectenregister verwacht dus niet een enorm aantal stedenbouwkundigen die de BEP volgen, maar wel meer dan zich tot nu toe hebben aangemeld. Deze cijfers zijn ook relevant wanneer we het mentorschap binnen de BEP bekijken. Voordat je je aanmeldt bij de BEP, moet je namelijk een mentor hebben gevonden die minstens 3 jaar in dezelfde discipline in het register ingeschreven staat, en die ook in die discipline werkzaam is. Op de website van Bureau Architectenregister staat: “Als je in loondienst werkt, kan je mentor een ervaren en ingeschreven collega binnen je bureau of organisatie zijn, maar hij of zij kan ook ergens anders werken. Als je zelfstandig werkt, moet je een mentor in een ander bedrijf of organisatie zoeken. Mocht je moeite hebben bij het vinden van een mentor dan kun je kijken op het online portaal bij ArchiNed, waar een lijst met beschikbare mentoren staat.” Via dit ‘Vraag en aanbod portaal Beroepservaringperiode’ hebben het afgelopen jaar zich nauwelijks mentoren aangeboden terwijl je als stedenbouwkundige BEP’er in theorie keuze hebt uit 836 potentiële mentoren. Maar als mentor heb je weinig directe voordelen aan het mentorschap: het kost tijd, je krijgt er niet voor betaald en het is dus best een investering in de betreffende BEP-kandidaat. Naast tijd, wordt er van de mentor “een inspirerende, coachende en creatieve rol verwacht”. Het vinden van  iemand die tijd heeft om jou te begeleiden en daarnaast nog inspirerend, coachend en creatief is, is wellicht een te grote opgave.

Studenten en de BEP
Het tegenvallende percentage afgestudeerd stedenbouwkundigen dat met de BEP start heeft volgens ons ook deels te maken met de interesse en kennis van de studenten. Uit gesprekken met studieverenigingen en studenten merkten wij dat studenten nog steeds veel vragen hebben over de BEP. De enquête van Berenschot laat dit ook zien: 31% van hun respondenten zeggen behoorlijk tot goed bekend te zijn met de BEP, de overige respondenten (69%) zijn helemaal niet of maar enigszins bekend met de BEP. De afgelopen jaren zijn er diverse voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd door onder andere Bureau Architectenregister in samenwerking met studieverenigingen. Deze bijeenkomsten worden redelijk goed bezocht, maar de bittere nasmaak na het grootschalige BEP debat in Delft op 21 november 2014 lijkt nog steeds niet verdwenen.
De grootste belemmeringen voor studenten om de BEP te starten zijn echter de kosten, onduidelijkheid en een te lang traject (Berenschot, 2016). Het blijkt voor onder andere Bureau Architectenregister en Comité PEP lastig om studenten voor te lichten en te enthousiasmeren voor de BEP. Studenten lijken, ook al zijn ze bijna afgestudeerd, nog niet erg bezig met hun loopbaan en dus ook niet met netwerken buiten de universiteit met als gevolg dat ze dan helemaal nog niet over de BEP nadenken.

Waarom titelbescherming?
Sinds 1988 zijn de titels architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect wettelijk beschermt. Het onbevoegd voeren van een titel is dus niet toegestaan. Het Bureau Architectenregister zorgt voor deze titelbescherming, maar op de website is te lezen: “Let op! Onrechtmatige vermeldingen komen regelmatig voor.” Uit een gesprek met Bureau Architectenregister bleek dat controles op (on)rechtmatig gebruik van de titels nauwelijks worden gedaan.

We zien op dit moment dat veel afgestudeerde stedenbouwkundigen beginnen met werken bij een bureau, gemeente of andere werkgever en niet starten met de BEP omdat “de titel toch niet nodig is”. Een aantal jaar zonder titel werken en dan later via de zelfstandige route, met vrijstellingen, de titel alsnog te behalen is dan het idee. De vraag is of de Wet op de Architectentitel (WAT), en daarmee de BEP, op deze manier bedoeld is. De doelstellingen van de WAT zijn:
– kwaliteitsborging: waarborgen dat vormgevers van stad en land voldoende zijn opgeleid om vakbekwaam hun werk te doen;
– bescherming van opdrachtgevers: indien de opdrachtgever een geregistreerde ontwerper inschakelt mag hij ervan uitgaan dat deze beschikt over voldoende deskundigheid om te opdracht te realiseren
– implementeren van Europese regelgeving: dit verduidelijkt de wettelijke positie van de Nederlandse architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect en vergemakkelijkt de toegang tot werk in andere EU-landen

Deze doelstellingen klinken mooi en veelbelovend, maar de waarde van de titel en de BEP is nog niet bij iedereen bekend. De markt en de opdrachtgevers weten vaak nog niet dat er titelbescherming voor stedenbouwkundigen bestaat. Er is nauwelijks controle op inschrijvingen bij een aanbesteding en het is voor een opdrachtgever niet duidelijk of je te maken hebt met een geregistreerd stedenbouwkundige. Het is daarmee lastig om als geregistreerd stedenbouwkundige je meerwaarde in de keten aan te tonen. Ook voor studenten en afgestudeerden is de potentiële waarde van de BEP vaak nog niet duidelijk. De wet beschermt op dit moment dus misschien de titel, maar niet het beroep. Wanneer er weinig stedenbouwkundigen de BEP volgen, zal het register in de komende decennia leeglopen en heeft de titel helemaal geen waarde meer.

Wiens verantwoordelijkheid?
Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de beroepservaring van de startende stedenbouwkundige? De kosten vormen vaak een obstakel. Bureau Architectenregister geeft aan: “Als je in loondienst werkt dan kan de werkgever de kosten geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening nemen”. Maar op dit moment hebben veel (kleine) bureaus en andere werkgevers geen opleidingsbudget (over) voor hun jonge medewerkers. De startende stedenbouwkundige moet de studieschuld nog terug betalen en is blij dat de huur betaald kan worden. Op dit moment kun je subsidie aanvragen bij het Sectorplan Architectenbranche voor het geïntegreerd programma (de PEP), losse modules en de gesprekken bij Bureau Architectenregister waardoor de kosten lager uitvallen. Het sectorplan loopt nog tot 18 mei 2017. Hier wordt vermeld: “indien er sprake is van loondienst gaat de subsidieverstrekker uit van betaling van de kosten door werkgever. Alleen de werkgever komt in aanmerking voor subsidie en kan dit aanvragen”.

De markt trekt weer aan en veel afgestudeerde stedenbouwkundigen vinden binnen een aantal maanden een baan binnen de sector. Maar de contracten die zij krijgen zijn vaak tijdelijk en worden daarna vaak niet omgezet in een vast contract. Deze onzekerheid en tijdelijkheid staan ook de BEP en investering in de jonge werknemer in de weg. Minimaal 2 jaar werken (bij 32 uur per week) onder een mentor – een vereiste van de BEP – is geen zekerheid. Tussendoor wisselen van mentor en een lager aantal uren is mogelijk, maar binnen zes jaar moet de BEP zijn afgerond. Het is begrijpelijk dat jonge stedenbouwkundigen naast een onzekere, flexibele baan niet ook nog een flexibele BEP willen volgen waarvan ze niet zeker weten hoe lang het gaat duren en of ze het zelf moeten of kunnen betalen.

BEP’er als trainee
De BNSP is samen met de NVTL en vier werkgevers in Rotterdam op 1 september 2016 begonnen met het ruimtelijk traineeship. Vier afgestudeerden stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten werken gedurende twee jaar steeds zes maanden bij een van de vier werkgevers en volgen daarnaast de PEP (de geïntegreerde route). Op deze manier ontwikkelen de vier kandidaten zich in twee jaar tot professionele stedenbouwkundigen of landschapsarchitecten met de nodige beroepservaring. Het initiatief vanuit de BNSP om ruimtelijke ontwerpers een traineeship aan te bieden waarbij de PEP zit inbegrepen is een mooi idee. Op deze manier is de pas afgestudeerde zeker van een baan voor de komende twee jaar en weet hij of zij dus ook het mogelijk is om aan een stuk door de BEP te kunnen volgen om zich daarna in te kunnen schrijven in het architectenregister. De eerste reacties van de lichting die is begonnen met het ruimtelijk ontwerp traineeship zijn positief.

Twee jaar wettelijke BEP, klaar voor BEP 2.0?
We concluderen dat de BEP de afgelopen 2 jaar een ingewikkeld en complex verhaal is geworden met veel verschillende standpunten, ideeën, meningen en ook nog steeds onduidelijkheid. Maar de BEP verdient een tweede kans, van zowel de studenten, potentiële mentoren en werkgevers. We zien de voordelen van de BEP en we onderschrijven dat de BEP kan bijdragen aan een kwalitatieve groei van de beroepsgroep. Echter is de BEP op dit moment te afhankelijk van de markt en lijkt er binnen universiteiten weinig aandacht te zijn voor de verdere loopbaan van de jonge stedenbouwkundige, en daarmee de BEP. Grootste zorg is de investering in de BEP, van zowel werkgevers als afgestudeerd stedenbouwkundigen. Het lijkt erop dat weinig mensen deze ‘lange termijn’ investering, in zowel tijd als geld, durven te doen. De Beroepservaringperiode zit vol kansen en mogelijkheden om je als net afgestudeerde stedenbouwkundige verder te ontwikkelen en daarnaast je professionele netwerk uit te breiden. Bij- en nascholing, wat de BEP eigenlijk is voor jonge stedenbouwkundigen, moet daarom veel belangrijker worden binnen onze beroepsgroep. Pas wanneer de waarde van bij- en nascholing voor stedenbouwkundigen wordt erkend, kunnen we samen beginnen met investeren in de BEP. Het zou mooi zijn als de BEP jonge stedenbouwkundigen verbindt met ‘oudere’ generaties en andersom. Op die manier leren we van elkaar, ontstaat er meer draagvlak en beschermen we samen de titel en ons beroep.

Nieuwe initiatieven en samenwerkingen, zoals het ruimtelijk traineeship, zijn mooie ontwikkelingen, maar we geloven in een BEP 2.0, waar we bewust door de generaties heen samenwerken aan de kwaliteit van onze beroepsgroep, waar de verantwoordelijkheden duidelijk zijn en waar we samen durven te investeren in bij- en nascholing voor alle stedenbouwkundigen. Na de wettelijke evaluatie die dit jaar gaat plaatsvinden, is het verstandig dat het Rijksvastgoedbedrijf om de tafel gaat zitten met het Bureau Architectenregister om te kijken hoe de benoemde punten verbeterd kunnen worden. De ‘kinderziektes’ worden niet opgelost door de BEP nog een paar jaar door te laten modderen en dan achteraf te kijken waar het mis is gegaan. In het belang van de gehele beroepsgroep is het essentieel om nu aan de bel te trekken en BEP 2.0 vorm te geven. Nu zijn we tenminste nog niet te laat om in te zien waar het aan ontbreekt en hoe we dit kunnen verbeteren.

Het wettelijke evaluatiemoment lijkt ons een goed uitgangspunt om kritisch te kijken naar het gehele proces en om te kijken hoe het succes van de eerdere vrijwillige experimenten om kan worden gezet in een verplichte BEP 2.0.