Feature

Wraak op de commons

Het einde dreigt voor Agrocité, de experimentele en educatieve coöperatieve volkstuin met buurtcentrum, opgezet door Atelier d’Architecture Autogeree (AAA) in de Parijse voorstad Colombes. Agrocité moet plaats maken voor een tijdelijke parkeerplaats. De juridische afloop van het conflict vormt een interessante les voor de toekomst van architectuur onder zelfbeheer.

Agrocité in Colombes bij Parijs, Frankrijk © Atelier d’Architecture Autogeree

Agrocité is een schakel in R-Urban, een trio pilootprojecten gericht op het versterken van stedelijke veerkracht. Voor ieder project was een bijzondere locatie gevonden. Agrocité introduceert ecologie in het hart van een woonwijk. Recyclab is een atelier op een marginale industriële locatie aan een snelweg. Ecohab tenslotte is een experimentele groepswoning te midden een residentiële woonwijk – of beter gezegd: zou een groepswoning worden. Ecohab is nooit gerealiseerd. De bedoeling was om een samenhangend netwerk uit te bouwen voor experimenten met stadslandbouw, circulaire economie, samenwonen, hergebruik en dergelijke meer.

R-Urban kwam in het vizier na de nipte overwinning van de conservatieve partij in de lokale verkiezingen. Wat volgt benoemt Doina Petrescu als een ‘wraak tegen de commons’. De nieuwe burgemeester – die een legislatuur lang het zitje moest afstaan aan de socialisten – heeft het niet hoog op met wat ze de ‘lokale Sovjets van Colombes’ noemt. De strijd van AAA lijkt hiermee per definitie verloren. In het ideologische vuur van de burgemeester heeft de activist altijd ongelijk. Pogingen om in de gunst te komen, hebben tot niets geleid. Een berekening van de sociale meerwaarde van Agrocité raakte zo dovemansoren. De burgemeester schertste: “Le Grand Paris heeft geen kippen nodig”.

Maar de strijd tegen Agrocité blijkt ook een economische drijfveer te kennen. De burgemeester is voorzitter van Codevam, het geprivatiseerde ontwikkelingsbedrijf van Colombes, en is met haar partner een leven lang betrokken in de vastgoedsector. Ontwikkelaars hebben het oog laten vallen op het lapje grond van Agrocité. De locatie is centraal gelegen in Colombes, op een kruispunt van wegen, recht tegenover een grote supermarkt en in de schaduw van een sociale woonwijk. De openbare ruimte rond de naastgelegen woonblokken wordt onderhanden genomen en de grond vormt een ideale compensatie. In de officiële communicatie is de omvorming tot parking de enige oplossing: “Het is het enige beschikbare terrein, de minst dure oplossing en het meest praktisch voor buurtbewoners.”

Het belangenconflict wordt hiermee verpakt in een koehandel. Een sympathiek buurtproject vervangen door een private ontwikkeling ligt politiek gevoelig. De parking functioneert als pasmunt. Een klein hoekje van het terrein is reeds ingepalmd als tijdelijke parking. Het cynisme wil dat de parking naar de letter tijdelijk is, maar wel oerdegelijk uitgevoerd werd met asfalt op gestabiliseerde ondergrond, solide omheining en dergelijke. Dit, terwijl Agrocité bedoeld was als tussentijds ruimtegebruik en daarom uitgevoerd werd in palettenarchitectuur, maar ondertussen beschouwd wordt als illegaal.

Agrocité © Atelier d’Architecture Autogeree

Agrocité is hiermee verzeild in een klassiek geval van grondspeculatie waarin een ‘burgemeester-promotor’ – dixit een buurtbewoner – de hoofdrol opeist. De zaak is geëscaleerd tot een juridische strijd en werd tot in hoger beroep uitgevochten. De initiatiefnemers van AAA, Doina Petrescu en Constantin Petcou, hebben het onderspit gedolven. Nu dreigt de Gemeente Colombes met administratieve boetes zolang Agrocité illegaal de grond bezet. De wraak op de commons is op die manier verworden tot een uitputtingsslag die bij voorbaat verloren lijkt – of toch niet?

De juridische strijd rond Agrocité toont de tere plek van R-Urban. De ambitie om een architecturaal project onder zelfbeheer uit te bouwen heeft Agrocité afhankelijk gemaakt van de willekeur van één burgemeesterswissel. Agrocité wilde een Deleuziaans ‘plateau’ zijn voor collectieve actie, maar dreigt nu verpletterd te worden door duizend andere platformen. De Europese fondsen blijken niet voldoende. Het mag dan wel paradoxaal klinken, maar een autonoom initiatief als Agrocité had ongetwijfeld baat gehad bij een vervlechting met gevestigde structuren. Een initiatief dat op verschillende politieke, bestuurlijke, sociale en culturele platformen tegelijk acteert, kan niet zomaar van de kaart geveegd worden. De kracht van ParckFarm, een initiatief in Brussel dat de mosterd gehaald heeft in Agrocité, ligt juist in de inzet van buurtbewoners en vrijwilligersorganisaties evengoed als de institutionele inbedding die de coördinator en parkwachters betaalt.

De zwanenzang van Agrocité toont anderzijds een indrukwekkende uitbreiding van de definitie van de architect – en wel op twee manieren. In de eerste plaats zien we hoe de functie van architect cruciaal is in het sluiten van de cirkel van architecturale productie. In alle projecten van AAA wordt gezocht naar een samenspel van ‘architect-user’ en ‘user-architect’. Dergelijke opvatting staat mijlenver van de traditionele rol van een architect die in de hoedanigheid van dienstverlener kortstondig optreedt in een bouwproces en na oplevering snel verdwijnt. In Agrocité neemt de architect vanaf de prille visieontwikkeling een verantwoordelijkheid en blijft betrokken in de operationalisering van het project én in de strijd voor het voortbestaan ervan.

In de tweede plaats zien we de uitbreiding van de architect tot een collectief subject. De rechtszaak reduceert het collectieve netwerk tot de twee personen die de Agrocité wettelijk vertegenwoordigen: Doina Petrescu en Constantin Petcou. Toch staan zij als architect niet alleen. “We are tired but they keep the fire burning” zegt een getergde Doina wijzend naar vier gepensioneerde en gepassioneerde vrouwen die drukdoende zijn met verwelkomen, koken en afwassen. Het bevestigt waarom zij eerder stelde dat ‘vrouwen, voor het meeste deel’ het dragend subject zijn van de architectuur onder zelfbeheer. Het zwaard van Damocles mag dan wel boven Agrocité hangen, de vrouwen animeren onverstoord de bijeenkomsten en feestelijkheden.

Agrocité © Atelier d’Architecture Autogeree

De toekomst voor Agrocité wordt besproken in een collectief overleg. Het aanhalen van nieuwe politieke banden en een verhuizing naar andere gemeenten vormen de voornaamste vluchtlijnen. Gennevilliers, buurgemeente van Colombes, en Bagneux, in het zuiden van Parijs, zijn gemeenten met meer sympathieke, communistische burgemeesters. Behalve dat met de verhuisplannen een ideologische nabijheid wordt opgezocht, liggen ze ook in lijn met het idee dat Agrocité uiteindelijk ‘maar’ een prototype voor het ontwikkelen van kennis is dat evengoed overgedragen kan worden naar elders. AAA spreekt over ‘transmitting of the prototype’. De strijd voor de Agrocité is hiermee minder een strijd om de specifieke locatie en veel meer het opeisen van het recht om stedelijke ruimte in zelfbeheer te organiseren.

In de wraak op de commons mag dan wel één locatie verloren gaan, de ervaring maakt de gemeenschap van ‘commoners’ uiteindelijk sterker. Zij vormen het gemeenschappelijk subject van een kennis die zich potentieel uitbreidt naar vele andere locaties.