Recensie

Een pleidooi voor de circulaire economie als alternatief voor onze roofbouwmaatschappij

De publicatie Material Matters, het alternatief voor onze roofbouwmaatschappij probeert in 186 pagina’s twee complexe en kritische betogen over de circulaire economie en een maatschappijkritisch betoog met elkaar te verbinden. Een lastige opgave, zo blijkt. Architect Thomas Rau en econoom Sabine Oberhuber ontkomen er in zo’n beperkte ruimte niet aan om intellectuele bochten af te snijden.

spread uit Material Matters, het alternatief voor onze roofbouwmaatschappij

C2C is een idee over ontwerpen en produceren waarbij materialen terug naar de bron kunnen gaan, de circulaire economie trekt dat idee breder tot een volledig economische systeem. C2C is onderdeel van de circulaire economie, hét onderwerp waar Thomas Rau warm pleitbezorger van is. Material Matters, het alternatief voor onze roofbouwmaatschappij wil veel meer zijn dan een uitleg van de circulaire economie. De laatste zin van het boek laat zien waar Rau en Oberhuber met hun boek uiteindelijk naar toe willen:
“… doordat we [in een circulaire economie] onze identiteit niet meer vorm zullen geven aan de hand van wat we hebben, krijgen we weer aandacht voor wie we zijn: spirituele wezens op een menselijke reis – gasten op deze aarde.”  (cursivering door auteurs)

Rau en Oberhuber vallen niet met de (spirituele) deur in huis. Dit pleidooi wordt in stappen zichtbaar in hun verhaal en vormt zo een eigen, tweede verhaallijn, naast het meer ‘aardse’ verhaal over het nut en de noodzaak van een circulaire economie dat (ook) verteld wordt.
De auteurs bepleiten de noodzaak van een circulaire economie. Het is in hun ogen een noodzakelijke nieuwe inrichting voor ons economische systeem om sociale, ecologische én economische rampen te voorkomen. Rampen die allemaal samenhangen met ons huidige economische systeem waarin we de eindige grondstoffen op de aarde verspillen. Een circulaire economie zal deze verspilling een halt toeroepen en daarmee de aantasting van de aarde die daarmee samenhangt (Rau en Oberhuber blijven over deze verbanden heel vaag, dus ik dan ook maar). Om een circulaire economie te realiseren is het alleen wel van essentieel belang dat ‘de consument’ niet langer eigenaar wordt van producten, maar deze alleen als dienst gebruikt. Waar de consument voorheen het product (en de verwerkte grondstoffen) na gebruik zou weggooien, blijft in de circulaire economie de producent voor het product verantwoordelijk voor het terugnemen en recirculeren van de in het product gebruikte grondstoffen.

spread uit het besproken boek

Het tweede betoog in het boek haakt aan op de terechte aanname van Rau en Oberhuber dat het geen vanzelfsprekendheid is dat wij, consumenten, bezit zo maar zouden loslaten. Hoewel talloze redenen te noemen zijn waarom wij graag iets willen bezitten, wordt dit punt door Rau en Oberhuber vanaf het eerste hoofdstuk versmald tot één betoog: wij zouden het concept van iets bezitten niet kunnen loslaten vanwege onze, door marketing aangejaagde verslaving aan steeds nieuw bezit. Volgens Rau en Oberhuber zijn wij consumenten mentaal zo vergroeid met het consumeren en het in bezit krijgen van steeds nieuwe producten, dat wij ons zelfbeeld, onze ziel, uitdrukken in wat we aan materiele zaken bezitten. We worden dus verleid om als maar ‘onnodig’ spullen aan te schaffen (en grondstoffen te verbruiken) en zo onze ontwikkeling als mens in steeds nieuwere spullen uit te drukken. Deze verslaving is de aanjager van de noodzakelijke groei van ‘de roofbouweconomie’, en zo een noodzakelijk onderdeel van ‘het systeem’, aldus de auteurs. Doordat we via spullen ons zelfbeeld, ons besef van onze plek in de wereld, construeren, worden we weghouden van wat we ‘echt’ kunnen ervaren.
In een circulaire economie zullen we bevrijd worden van de bezit-verslaving en zullen we (weer?) de veranderlijkheid en vluchtigheid van het leven ervaren, en daarmee het besef op de voorbijgaande aard van ons bestaan.

Een prachtig en ook verleidelijk perspectief, mede doordat de auteurs schijnbaar de praktische, bedrijfseconomische ‘nuchterheid’ van de business-case van de circulaire economie verbinden met een spirituele ambitie van een nieuwe, bevrijde mens.
Maar het is ook een perspectief dat op een enge blik op de wereld is gebaseerd. Een beperking waar Rau en Oerhuber zich niet bewust van lijken te zijn, of die ‘for the sake of argument’ bewust wordt genegeerd. Rau en Oberhuber stellen zonder verdere onderbouwing dat zonder radicale veranderingen in de toekomst zo goed als alle problemen – sociaal economisch en ecologisch – afgeleiden zullen zijn van de schaarste aan grondstoffen. Daarmee krijgt de circulaire economie een grote urgentie en lijkt de alles omvattende invloed daarvan op ons als mens, letterlijk tot in onze ziel, gerechtvaardigd. Maar door die beperkte blik negeren ze demografische ontwikkelingen, de beschikbaarheid van (drink)water, klimaatverandering, zeespiegelstijgingen, voedselproductie en energie, en andere (geo)politieke/ecologische vraagstukken. Deze vraagstukken gaan door de circulaire economie echt niet zo maar opgelost worden.

spread uit het besproken boek

En klopt het dat we als consument ‘willoze’ slachtoffers zijn van manipulatie en de dwang om te consumeren? Of in de lijn van hun betoog: houdt dit ons inderdaad weg van wat we ‘echt’ kunnen ervaren? Wat zijn dat dan, ‘echte’ ervaringen? Rau en Oberhuber maken het nergens duidelijk. De stelligheid van hun overtuiging suggereert achterliggende overwegingen. Het zou passen in een materialistische, neo-Marxistisch mens- en wereldbeeld van met name de Frankfurter Schule, zoals dat bijvoorbeeld in het werk van Herbert Marcuse is verwoord (One Dimensional Man, 1964). Duiding van dit mensbeeld blijft echter achterwege. Deze mogelijk, onuitgesproken (politieke) oriëntatie past wel bij de merkwaardige lofzang op de Oost-Duitse economische politiek, die als een goed voorbeeld van overheidsbeleid wordt genoemd omdat het gericht is op duurzame, kwalitatief hoogwaardige, lang meegaande producten, waaronder auto’s. Jawel: ze bedoelen daarmee de Trabant….

Inhoudelijk gezien stappen Rau en Oberhuber in hun verhaal ook wel heel makkelijk over een praktisch probleem heen, namelijk hoe ziet de overgang van het ene naar het andere systeem er uit, zowel economisch als ‘spiritueel’? Om een belangrijk punt aan te stippen: wat vinden we van de noodzakelijke samenklontering van economische macht die in de circulaire economie noodzakelijk wordt geacht? Een macht die nog meer zal komen te liggen bij grote bedrijven als de Google’s, Apple’s en GM’s van deze wereld. Alleen dergelijke bedrijven kunnen de beloften van de circulaire economie waarmaken, door de hele keten heen. Deze en andere relevante vragen komen in Material Matters niet eens aan de orde. Bij gebrek aan concrete en kritische voorstellen wordt alleen gesteld dat er ‘radicale veranderingen’ nodig zijn. De vraag blijft hangen: #hoedan?

spread uit het besproken boek

De voorbeelden die de auteurs noemen zijn vaak slordig. Zo wordt de bijna ramp tijdens de Apollo 13 ruimtemissie aangehaald om het gevaar van het opraken van natuurlijke grondstoffen binnen het gesloten systeem van onze aarde te illustreren. Maar anders dan ze suggereren was het gevaar toen niet het opraken van de zuurstof in de ruimtecapsule, maar de te hoge CO2 concentratie die niet adequaat uit de lucht gefilterd kon worden. Het is eerder een voorbeeld van letterlijk verstikkende vervuiling dan van het opraken van grondstoffen. Ook de intellectueel nonchalante manier waarop er met citaten wordt gestrooid en naar Egyptische, Griekse, en talloze andere (filosofische) tradities wordt verwezen, zorgt voor ruis, dan dat het bijdraagt aan een verduidelijking van het betoog.

Material Matters meer het karakter van een pamflet dan van een sterk inhoudelijk betoog. Dat is jammer want de circulaire economie en de potentie die Rau en Oberhuber er in zien verdient wel zo’n betoog. Rau en Oberhuber willen stelling nemen, aansporen tot een utopische revolutie en poneren onderweg meer dan dat ze argumenteren. Onder aan de streep lijken ze zo overtuigd van hun eigen verhaal dat een kritische twijfel, die aanzet tot scherpte om de ander (en jezelf) te overtuigen, ontbreekt.