Recensie

Bouwmanagement in de middeleeuwen

De transformatie van de architect als uitvoerend ambachtsman naar zelfbewuste ontwerper was niet alleen het werk van de Italiaanse renaissance. In de  publicatie Architect en aannemer van Merlijn Hurx blijkt dat dit al gebeurde op gotische bouwwerven in de late middeleeuwen. En de Nederlanden namen hierin het voortouw.

spread uit besproken boek

Aan de overzijde van de laatgotische Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk in Brussel ligt de Kleine Zavel. In dit parkje staan de standbeelden van beroemde personen uit de politiek, wetenschappen en kunsten die in de 16de eeuw de roem van de zuidelijke Nederlanden hebben uitgedragen in Europa. Onder hen ook twee architecten, Lodewijk Van Boghem (ca. 1470-1540) en Cornelis Floris De Vriendt (1518-1578). In de historiografie staan ze op tegengestelde zijden van het breukvlak tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd: Van Boghem als laatste exponent van de gotiek, De Vriendt als promotor van de renaissance in de Lage Landen. Deze scheiding was niet alleen vormelijk, tussen ‘gotisch’ en ‘antijks’, maar had ook te maken met, zo dacht men lang, de positie van de architect: de middeleeuwse bouwmeester was een uitvoerend ambachtsman, terwijl de renaissancearchitect van de nieuwe tijd een zelfbewuste ontwerper was.

In Architect en aannemer. De opkomst van de bouwmarkt in de Nederlanden, 1350-1530 laat kunsthistoricus Merlijn Hurx overtuigend zien dat wat de organisatie van het bouwbedrijf betreft, de cesuur tussen de gotiek van de late middeleeuwen en de renaissance van de nieuwe tijd toch niet zo scherp is. Integendeel: de bouwmeester als een zelfstandig ontwerper en manager van de bouwwerf komt in de Nederlanden al voor sinds het einde van de middeleeuwen, nog voor de introductie, in het tweede kwart van de 16de eeuw, van de architectuurtraktaten van de Italiaanse renaissance.
Hurx zet bovengenoemde these uiteen in een helder betoog, onderbouwd met een schat aan archiefmateriaal  en geïllustreerd met talrijke afbeeldingen. De materiële rode draad door het boek is de witgele kalksteen uit de streek van Brussel. Meer dan andere bouwmaterialen getuigt de Brusselse steen van de schaalvergroting van het bouwbedrijf in de Nederlanden in de late middeleeuwen, een gegeven dat de emancipatie van de bouwmeester vanaf het einde van de 14de eeuw heeft mogelijk gemaakt.

spread uit besproken boek

Architect en aannemer opent met een stuk etymologie. ‘Architect’ werd in de Nederlanden als een neologisme geïntroduceerd door Pieter Coecke van Aelst in 1539, in zijn Nederlandse vertalingen van Vitruvius’ De Architectura en Serlio’s Regole generali di architettura. De nieuwe vlag dekte echter geen nieuwe lading. De invulling die Coecke en Serlio gaven aan het beroep van architect blijkt al veel langer te hebben bestaan. In de 13de eeuw omschreven Thomas van Aquino en Vincent van Beauvais de bouwmeester reeds als een ‘planner en leider van bouwwerkzaamheden’. Deze definitie, nota bene ontleend aan Vitruvius, beantwoordde al aan wat Coecke en Serlio begrepen onder de praktijk van de architect. Onder meer aan de hand van bewaarde schaderapporten en processtukken tussen gilden toont Hurx aan dat deze beroepsomschrijving van de bouwmeester tijdens de late middeleeuwen ook in de Nederlanden bestond.

In het volgende hoofdstuk identificeert de auteur de omstandigheden die tijdens de late middeleeuwen deze beroepsomschrijving van de bouwmeester hebben mogelijk gemaakt. In de Nederlanden waren met name twee factoren cruciaal: de snelle en grote bloei van het bouwbedrijf in de steden en de beschikbaarheid (of onbeschikbaarheid) van natuursteen. Steengroeven waren in de middeleeuwen vaak eigendom van kerkelijke instellingen, zoals kapittels en abdijen. De wereldlijke bouwheren in de steden hadden die directe toegang tot natuursteen vaak niet en waren daarom aangewezen op de bouwstoffenmarkt. De explosieve groei van het bouwbedrijf in de steden, vooral in Brabant en Holland, leidde zo tot een grotere invloed van de steenleveranciers in het bouwvak. Vooral de leveranciers van kalksteen uit de streek van Brussel profiteerden van het gunstige bouwklimaat. Zij wisten hun handelsactiviteiten uit te breiden tot ver voorbij de eigen regio, tot in de natuursteenarme kustgebieden van de Nederlanden, van Calais in het zuiden tot Alkmaar in het noorden. Zo ontstond het beroepsprofiel van de bouwmeesters uit de streek van Brussel, die de taken van steenleverancier, aannemer, ontwerper en expert verenigden in één persoon.

spread uit besproken boek

De figuur van Lodewijk Van Boghem wordt in het derde hoofdstuk besproken als misschien wel het meest spectaculaire voorbeeld van de emancipatie van bouwmeesters uit het Brusselse tijdens de late middeleeuwen. Afkomstig uit een familie van steenhouwers was Van Boghem eerst actief als steenleverancier om vervolgens in 1512 te worden aangesteld tot werkmeester van Brabant. In die hoedanigheid ontwierp en bouwde hij voor Margaretha van Oostenrijk (1480-1530), landvoogdes van de Nederlanden, de beroemde kloosterkerk van Brou in Savoie. Met deze eervolle aanstelling groeide de maatschappelijke status van de bouwmeester. Het bewaard gebleven getijdenboek van Van Boghem is getooid met zijn zelf gecreëerde monogram, wapenschild en devies, een duidelijke uiting van het zelfbewustzijn van de eigenaar.

De Brabantse bouwmeesters hadden vaak meerdere bouwprojecten tegelijk lopen en dit over grote afstanden. Dat leidde tot een doorgedreven arbeidsverdeling waarbij de bouwmeester zijn projecten van op afstand coördineerde. Het dagelijkse toezicht op de bouwwerf werd waargenomen door de opzichter, terwijl de bouwmeester af en toe op bezoek kwam om de voortgang van de werken te controleren. Door de afstand tussen de bouwmeester en zijn projecten won de geschreven en getekende communicatie met opdrachtgever, leveranciers en werklieden op de bouwwerf aan belang. De aard en de hoeveelheid van de werkzaamheden werden beschreven in bestekken; architecturale ontwerpen werden vastgelegd in beschrijvingen en tekeningen. In het vierde hoofdstuk zijn meerdere tekeningen uit de 15de en het begin van de 16de eeuw afgebeeld, zoals een pakketje steenhouwersmallen bestemd voor het kasteel van Tervuren, een opengewerkte tekening van een watermolen in Menen en plattegronden van onderdelen van de stadsversterkingen van Utrecht en Antwerpen.

spread uit besproken boek

Als sluitstuk van het bouwproces bekijkt Hurx in het laatste hoofdstuk het gebouwde eindresultaat. De rationalisatie van het laatmiddeleeuwse bouwbedrijf in de Nederlanden is zichtbaar in het gebruik van gestandaardiseerde bouwelementen en de vereenvoudiging van het architecturale ontwerp. De scheibogen op ronde zuilen die zo kenmerkend zijn voor de laatgotische stadskerken in Holland zijn hiervan de meest sprekende uiting. De zuiltrommels konden als gestandaardiseerde bouwelementen snel worden vervaardigd, hun aantallen gemakkelijk bijgehouden in de boekhouding van de bouwwerf en ten slotte gemakkelijk worden geassembleerd tot zuilen van een kerkschip. Hurx komt zo tot een nieuw en verfrissend begrip van de Hollandse stadskerken. De keuze voor de eenvoudige architectuur van een tweeledige opstand op ronde zuilen is niet het gevolg van een provinciale, wat boerse interpretatie van de gotische kathedraalarchitectuur, maar het resultaat van een gerationaliseerd, op efficiëntie gericht bouwbedrijf. Bekeken vanuit dat standpunt is de architectuur van de Hollandse stadskerken niet achterlijk maar innovatief.

De definiëring van stijlen leidde tot een hiërarchie van stijlen, van ‘vernieuwend’ tot ‘ouderwets’. Wanneer architectuur echter niet wordt bekeken door een stilistische bril maar, zoals Hurx heeft gedaan, vanuit de praktijk van de bouwwerf worden bepaalde stijlkritische appreciaties irrelevant. De architectuur van de late middeleeuwen in de Nederlanden mag vormelijk dan wel anders zijn dan wat toen in Italië werd gebouwd, organisatorisch was zij al even modern. Merlijn Hurx stipt aan dat dit fenomeen zich tijdens de late middeleeuwen misschien ook elders in Noord-Europa heeft voorgedaan. Allicht zal de binnenkort te verschijnen Engelse vertaling van Architect en aannemer onderzoek naar deze materie verder aanvuren.