Kunst in de openbare ruimte was voorheen hét geneesmiddel tegen alle ruimtelijke kwalen. De Blauwe Golven van Peter Struycken in Arnhem dreigen nu te worden verdrongen door het nieuwste ruimtelijk geneesmiddel: groen.
In de jaren zeventig werden in Arnhem twee grote omgevingskunstwerken gerealiseerd: de blauwwitte golven van Peter Struycken onder de Nelson Mandelabrug (1972-1979) en het beeldende kunst project Kroonse Wal in de nieuwbouwwijk De Laar Oost in Arnhem Zuid (1977-1982) onder supervisie van Berend Hendriks, later bijgestaan door Joost Baljeu.
Struycken en Hendriks gelden als de grondleggers van wat later de Arnhemse School ging heten. Struycken wilde met een grootse en poëtische ingreep tegenwicht bieden tegen de brute aanleg van de Nelson Mandela brug met zijn slierten van op- en afritten in het centrum van de stad. Aan de Kroonse Wal moest een kunstcorridor eenheid brengen in een nieuwbouwwijk met ’truttige’ architectuur en stedenbouw uit de jaren zeventig. In beide gevallen worstelt Arnhem sindsdien met het beheer en behoud van deze prestigeprojecten. De metalen kadewand langs het water van de Kroonse Wal is er nog, maar de bruggetjes van Joost Baljeu zijn verdwenen en de kunstwerken staan er verloren bij. Dit project heeft mede vanwege de afgelegen plek misschien nog toekomst als artistieke ruïne. Bij de blauwwitte golven ligt dat anders. Hier wordt vanwege voorgenomen veranderingen in het gebied gediscussieerd over de integriteit van een omgevingskunstwerk.
Blauwe golven
Het project is het bekendste en grootste omgevingskunstwerk in Nederland uit die periode. Ofschoon Struycken toen al op de computer experimenteerde met wetmatige ordeningen van kleur en vorm, is dit werk nog analoog ontworpen. Maar het principe is niet anders: op basis van eenvoudige regels kan eindeloos worden gevarieerd met vorm- en kleurpatronen die tot visuele verrijking moeten leiden in gebouwde omgevingen. In Arnhem werd met het thema golven een versplinterd gebied visueel tot eenheid gebracht. Samen met de loodrecht op de golven aangebrachte blauwe en witte banen zou dit in de beweging steeds wisselende indrukken geven. Dat gold voor de automobilist maar ook voor de passant lopend of fietsend over de Oude Kraan die onder de brugportalen steeds wisselende fragmenten en verschuivingen kon ervaren. Het kunstwerk moest de voor de binnenstad verwoestende ingreep van brug en afritten alsnog verteerbaar maken.
De sensatie en euforie die het kunstwerk direct teweegbracht, tot ver buiten Arnhem, ging ter plaatse echter altijd vergezeld van onmin: over (ontbrekend) groen en onderhoud, over wel of niet parkeren op (een deel van) de golven. Om tegenstanders van het werk die liever een ‘voortuin’ van park Sonsbeek hadden gezien, tegemoet te komen, moest Struycken samenwerken met landschapsarchitect Bob van der Vliet. De door Van der Vliet ontworpen geometrische heggen aan de randen en een fontein middenin werden in gezamenlijk overleg ingepast. Maar dat Struycken auteur bleef blijkt uit het feit dat een ander voorstel van Van der Vliet, het planten van bomen op de golven door hem werd afgewezen.
Wat het parkeren betreft voerde de gemeente een zwalkend beleid. De eerste tien jaar kon het wel, toen niet meer omdat een nieuwe parkeergarage moest worden gevuld, en vanaf 2010 weer wel maar nu betaald en binnen parkeervakken, aangegeven met afzichtelijk oranje lijnen. Vrij parkeren was echter deel van de ontwerpopdracht zoals uit een e-mail van Struycken blijkt: “Golfhoogte en helling zijn in overleg met de Dienst Verkeer van de gemeente Arnhem bepaald. Ook het gratis parkeren zonder extra belijning voor vakken is in overleg beslist.” Dit vrije parkeren paste ook binnen Struyckens opzet van het geheel. Niet het verbinden van rivier en stad zoals wel werd gesteld, was zijn oogmerk. Ook niet om de Rijn zichtbaar of voelbaar te maken tot in de stad. Zijn bedoeling was eerder een “regulering van de bescheiden chaos” die hij hier aantrof met “hopen zand en puin” en een parkeercultuur van “parkeren-waar-je-parkeren-kunt.”
Corridor
Dat zou ontwerpers van nu moeten aanspreken, maar zij zijn in de ban van het groen als middel tegen alle (stads)kwalen. Zij dromen van een Nieuw Arcadië, niet buiten maar ook in de stad. Fijnstof en hittestress moeten worden bestreden met verkoelend groen en stadslandbouw. De terminologie is strijdlustig. Het ‘’betonnen monster’’ uit de jaren 70 moet worden omgetoverd tot een groene corridor tussen stad en Rijn, lezen we in een pamflet van het Departement Tijdelijke Ordening (DTO), een coalitie van creatieve ondernemers. Landschapsarchitect Harro de Jong maakte in 2016 in opdracht van DTO een artist impression met een begeleidend aanvalsplan: “De betonnen jungle wordt echte natuur: het golvende reliëf van het kunstwerk van Struycken blijft intact, maar wordt groen, met grassen en varens onder de viaducten en mossen op de betonnen pilaren en plafonds, gevoed met afstromend regenwater van de wegen.”
DTO preludeerde met dit document op bij de gemeente levende plannen voor een culturele corridor. Later wordt het idee in opdracht van het gemeentebestuur uitgewerkt tot een inspiratiedocument Creatieve Corridor Arnhem van bureau karres+brands. De corridor moet niet alleen de culturele voorzieningen in oost-west richting verbinden maar ook de hardnekkige Arnhemse droom van stad aan de Rijn in leven houden. Sport, ambacht en cultuur, ingebed in het groen moeten de verbinding maken tussen Rijn, stadssingels en park Sonsbeek.
Struycken, niet gekend in deze plannen maar op de hoogte gebracht door enkele Arnhemmers die een petitie voor behoud lieten uitgaan, gaf te kennen dat hij de vergroening van de golven zag als een “aantasting” van het kunstwerk. “Ik heb geen bezwaar tegen verwijdering van mijn werk. Ik maak principieel bezwaar tegen aantasting.” Struycken zelf leek daarmee de deur open te zetten naar verwijdering. Het gemeentelijk plan voorziet namelijk ook in de verlegging van enkele wegen in het gebied. Verantwoordelijk wethouder Gerrie Elfrink verklaarde bedroefd dat dit de integriteit van het kunstwerk zou aantasten. “Want in een kunstwerk ga je niet knippen en plakken”, zei hij tegen dagblad de Gelderlander. Struycken liet daarop weten dat de verlegging van wegen juist wél paste in zijn concept: “Er zijn destijds door de Dienst Verkeer verschillende ontwerpen gemaakt. Zonder probleem konden die in de golf-structuur worden opgenomen. De verdeling van inbreng werkte perfect en dat is bij verandering van wegen opnieuw zo.”
Creatief verdeeld
De golf van inspiratie leek van meet af aan één kant op te gaan, die van vergroening van het gebied en opheffing van het kunstwerk. Dit bracht echter degenen in beweging die zich al langer ergerden aan gemeentelijk wanbeheer van dit ‘icoon’. Gemeentelijke veronachtzaming, zowel van het concept als van het fysieke beheer wreekt zich nu. Het stadsbestuur kan er niet langer omheen de mogelijkheid van behoud serieus te onderzoeken, inclusief vrij parkeren en verantwoord onderhoud dat niet onderdoet voor dat van park Sonsbeek. De uit de petitie ontstane werkgroep Blauwe Golven probeert inmiddels ook deskundigheid van elders te mobiliseren. Naar analogie van de cultuurhistorische waardestelling van bouwwerken ijvert de werkgroep voor een kunsthistorische variant daarop ter onderbouwing van de besluitvorming.
De voorstanders van de groene corridor moeten zich realiseren dat inspiratie zonder realisme een corridor oplevert van illusies: de illusie dat hier met groen een doorgang kan worden gemaakt van het station en de binnenstad naar de kade, of de illusie van ontmoeting en verblijf. Plaatjes die moeten verleiden worden dan al gauw misleidend. Terwijl in meer realistische gedaante de corridorgedachte zich verdraagt met behoud van het kunstwerk. Zeker aan de noordkant tussen de bebouwing aan de Oude Kraan en de golven is voldoende ruimte om een aangename promenade te maken die de golven niet opvreet zoals nu op afbeeldingen is te zien, maar ze juist tot hun recht laat komen zoals de bedoeling was van de kunstenaar.
De corridorgedachte is niet afkomstig van stoffige landschapsarchitecten maar van jonge talentvolle ontwerpers en cultureel managers verenigd in het Centrum voor Stedenbouw en Architectuur Arnhem (CASA) en DTO. Zij werden door wethouder Elfrink al ingezet bij de uitvoering van plannen in en rond het Blauwe Golven-gebied zoals de aanleg van het Bartokpark(je) en de herinrichting van het Coehoorngebied. Samen met CASA, dat moet verhuizen, onderzoekt de wethouder tevens de mogelijkheid van een nieuw glazen onderkomen onder een afrit van de brug.
Een andere categorie creatieven is op een onbevangener manier al bezig de corridor te maken. Dat zijn de studenten van Artez die zich dagelijks van oost naar west door het gebied begeven, van het Rietveldgebouw naar de werkplaatsen en lokalen aan de Oude Kraan en verder naar het hippe café in het Coehoorngebied of het cultuurcentrum Rozet. Zij hoorden met verbazing over de Arnhemse School en haar grand projets die blijkbaar ooit aan hun opleiding bloeide en waar ze bijna achteloos aan voorbijliepen. Als gevolg van de opgelaaide discussie bestuderen ze de werken, verkennen ze de golven, laten zich door docenten bijpraten en zijn bereid tot actie, zoals een collectieve schoonmaakbeurt van het gebied. Zo wijzen ze Arnhem op iets wat stelselmatig werd vergeten: de nobele kunst van het onderhoud.