Feature

Heerlen, al bouwend sloopte de stad zichzelf

Ergens in het gezellig conservatieve oeuvre van Gerard Reve las ik eens: “laat nooit geen kunstenaars binnen, ze zuipen je drank op en zitten aan je kinderen”. Wie eenmaal Heerlen heeft bezocht weet dat je deze wijze raad van de Volksschrijver serieus moet nemen.

screenshot uit een promotiefilm (2016) voor Heerlense Maankwartier ontworpen door beeldend kunstenaar en zelfbenoemd morfoloog Michel Huisman (de man met de donkere zonnebril)

Heerlen is een progressieve stad. De geest van Vooruitgang – die elders geen schim van zichzelf meer is – waart onverminderd over de Limburgse heuvels. Krimp en leegstand weerhouden de stad er niet van optimistisch voort te bouwen aan een zonnige toekomst die toch een keer aan zou moeten breken.
Drie dagen lang wandel ik door de voormalige mijnstad. Steeds regelmatiger hoor ik het hoge en ijle stemgeluid van de kleurloze DDR leider Erich Honecker. Ik zie hem zo voor me; in een vreemd lichtblauw zomerpak en – in een vergeefse poging tot heldhaftigheid- met gebalde vuist roepend: “Vorwärts immer, rückwärts nimmer!! waarna een anderhalf uur durende, staande ovatie van de Volkskammer volgt. Zijn immer op de horizon, op de toekomst gerichte blik zouden hem en zijn regime uiteindelijk fataal worden.

Mijn bezoek aan Heerlen maakt onderdeel uit van een onderzoek getiteld ‘Terugblik op de Vooruitgang’. Met ondersteuning van het Mondriaan Fonds reis ik als een éénentwintigste-eeuwse ontdekkingsreiziger langs plekken en gebieden die het resultaat zijn van de ‘planningseuforie’. De ruimtelijke ingrepen die vooral in de jaren zestig Nederlandse steden en landschappen rigoureus van aanzien hebben doen veranderen. De achterliggende vraag waarmee ik op pad ga: wat is er eigenlijk, nauwelijks een halve eeuw later, van de destijds moderne en optimistische ideeën en idealen terecht is gekomen?

In het streekarchief blader ik door mappen met krantenartikelen. Het zijn knipsels over het Centrum Plan. Boven een artikel uit 1951 staat ’Heerlen, plannenstad’. Ik zie luchtfoto’s van het centrum waarop op enorme open vlaktes honderden auto’s staan geparkeerd. Nu is dat anders. De auto’s staan binnen. Nog nooit heb ik zo’n hoge dichtheid aan parkeergarages gezien als in Heerlen. De open vlaktes zijn tegenwoordig bebouwd maar lang niet altijd met de gebouwen die ik op talloze schetsen en foto’s van maquettes voorbij zie komen. Systematisch ga ik door de chronologisch geordende mappen en voor mijn ogen ontvouwt zich een versneld afgespeelde film; plannen en schetsen, sloop, nieuwbouw, problemen, nieuwe plannen en schetsen, sloop, nieuwbouw, enzovoorts. De stad als stedenbouwkundige perpetuum mobile.

Het treinstation van Heerlen is zonder de grote borden met pijlen nauwelijks te vinden. Rondom het spoor heerst een koortsachtige bouwactiviteit. Achter de bouwschuttingen verrijst niet alleen een nieuw station – het derde sinds de opening van het eerste station in mei 1896 – maar een compleet nieuwe toevoeging aan het centrum: het Maankwartier.
Op de schuttingen zijn kleurrijke vergezichten aangebracht die het resultaat van alle inspanningen laten zien. Het complex biedt straks onderdak aan het nieuwe station, winkels, kantoren appartementen en…..parkeergarages. De architectuur is opmerkelijk, het lijkt alsof één van de onheilspellende schilderijen van de surrealistische schilder Giorgio de Chirico in het echt wordt gebouwd. Het Maankwartier is het geesteskind van de Heerlense kunstenaar Michel Huisman.
Om de hoek is een informatiecentrum gevestigd. Ik wil graag zo’n glanzende folder waarin de vergezichten staan afgebeeld. Die blijk ik alleen te kunnen bemachtigen als ik instem met een uitgebreide mondelinge toelichting van een voorlichter. Dat vind ik vreemd. “Het plan van Michel Huisman is zo geniaal en complex dat het zich niet in een folder laat vatten”. Ik vertrek zonder folder en zonder toelichting.

’s Avonds – op mijn kamer in het Tiroler hotel dat naast de grote skihal van Snowworld in Landgraaf is gebouwd – bekijk ik filmpjes over het Maankwartier. Tegenstanders van het plan lijken niet erg serieus te worden genomen. Dat is ook best te begrijpen als je het emotioneel schreeuwde raadslid van de lokale partij Hart Leers RPN (Realistische Partij Nederland)* aanhoort in een uitzending van de regionale omroep L1. Maar dat het Maankwartier een krankzinnig project is staat voor mij snel vast.

Dat wordt de dag erop talloze malen bevestigd. De propaganda op de bouwschuttingen onderwerp ik aan een nader onderzoek. Er hangen foto’s en korte teksten van toekomstige bewoners en ondernemers. Gisterenavond las ik over de twee handelsmissies die het Heerlense stadsbestuur naar China had ondernomen. Dat zal wel met één van de wervende reclameslogans waarmee men het complex aanprijst te maken hebben: Maankwartier verbindt mensen, wijken, steden en landen. Het hart van het universum; een uitstekende plek voor handel!
Deze missies hadden ten doel Chinese investeerder te lokken. Dat is gelukt. Althans ten dele. Op de bouwschutting prijkt een afbeelding van Ya Shi Chen. Het onderschrift vermeldt dat ze een goedlopende cafetaria heeft in Sittard en dat het tijd is voor een nieuwe uitdaging. Ze kijkt er naar uit om in Heerlen een tweede zaak te openen.

Promenade anno 2017, foto Hans Jungerius

Wandelend door de binnenstad moet ik denken aan de krantenknipsels die ik in het archief bekeek. ‘Het nieuwe centrum van Heerlen’ luidt de kop van een artikel in het Limburgsch Dagblad uit 1956. Eronder staat een foto van een maquette waarop een grote verkeersdoorbraak is te zien. De Promenade werd als een Heerlense variant op de Rotterdamse Lijnbaan door de bestaande bebouwing heen gehakt.
In het felle lentelicht ligt de winkelstraat er nu verlaten bij. De ooit moderne gebouwen staan leeg terwijl de winkelruimtes met fleurig beschilderde borden zijn dichtgetimmerd. De grote ingrepen die elkaar in deze stad in hoog tempo opvolgden moesten ruimte scheppen voor het autoverkeer maar sinds de auto uit het centrum is verbannen zijn de brede straten als wezenloze ruimtes achtergebleven. Het resultaat is iets dat noch stedelijk, noch infrastructuur is.

Aan het einde van de Promenade zoek ik tevergeefs naar de voetgangerstunnel die het centrum met het schouwburgplein en het modernistische winkelcentrum ’t Loon verbond. Het was een brede en lage tunnel die de voetgangers veilig de Centrum Ring moest laten passeren. Echt druk is het op deze rondweg nooit geworden. De tunnel werd geheel volgens de geest van de tijd, begin jaren zeventig, met monumentale kunst versierd. Kunstenaar Theo Lenartz ontwierp een ‘ode aan de baksteen’. Foto’s uit die tijd tonen bonte wanden waarin talloze soorten bakstenen zijn verwerkt. Een cascade liet water klaterend naar beneden stromen. Bij een krantenartikel over de feestelijke opening toont een foto een zevental protesterende scholieren met lang haar. Ze dragen provo-achtige protestborden waarop de lezen valt: “Duur geld voor goedkope kunst” en “Te gek B en W, dit is Nederlands duurste plee”. Profetische woorden zo zou niet veel later blijken. De donkere stadsspelonk werd in de jaren die volgde het onderkomen van honderden junkies en daklozen en zou uiteindelijk worden gesloopt. Hetzelfde lot lijkt winkelcentrum ’t Loon beschoren. Tot tweemaal toe brandde het af en in 2011 werd het landelijk nieuws omdat een deel van het complex – achtervolgt door het mijnbouwverleden – verzakte en daardoor gedeeltelijk gesloopt moest worden. De besmette naam ’t Loon veranderende in LOON.

Sloop en nieuwbouw, sloop en nieuwbouw; het is de mantra die in Heerlen nog steeds klinkt. Vanaf een binnenterrasje in LOON kijk ik naar de leegstaande winkelruimtes en moet denken aan de woorden van de Oostendse dichter Geert van Istendael die z’n stad in hoog tempo zag veranderen: “al bouwend sloopte de stad zichzelf”.