De faculteit bouwkunde van de TU Delft heeft een fameuze stoelencollectie. In het Prinsenkwartier (Delft) is nu een kleine maar fijne tentoonstelling over de stoel als didactisch middel.
Ooit waren in de aanbouw aan het Museum Prinsenhof op het Agathaplein in Delft allerlei voorwerpen uit de koloniën tentoongesteld. Het heette museum Nusantara. Sinds de gemeentelijke subsidie onlangs verviel, is die herinnering aan de koloniën verdwenen en het is een Kunstsuper geworden. Met enkele tentoonstellings- en vergaderzalen, verkoop van oorbellen en van andere artistieke snuisterijen en met een café. Op de eerste verdieping is daar nu een leuke kleine tentoonstelling van stoelen, tafels en lampen te zien.
De opzet van deze tentoonstelling is ongebruikelijk, er staan slechts vijf stoelen tentoongesteld: een van Gio Ponti, een van Elmar Berkovich, van Charles Eames, van Arne Jacobsen en een stoel van Peter Ghyczy (die van de plastic Eierstoel). Deze vijf stoelen zijn in de expositie een ankerpunt, zij vormen midden in de zaal eilanden, die telkens zijn omringd door maquettes van tafels, stoelen en lampen. Op het eerste gezicht een vreemde combinatie, bij nader inzien blijkt het logisch, althans in meeste gevallen. De vorm en de constructie van de stoelen is in de maquettes terug te vinden. Dat was ook de opdracht van het project van de zomersemester van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
De stoelen, die de studenten moesten inspireren, komen van de stoelencollectie van de faculteit Bouwkunde. Deze verzameling werd eind jaren vijftig door enkele bouwkunde studenten aangelegd voor studiedoeleinden. Door donaties, onder anderen van Rietveld, is de verzameling gegroeid, maar raakte pas bekend door de grote brand in 2008, toen de hele faculteit vanwege een kortsluiting bij een koffiezetautomaat uitbrandde. Plotseling was het gewaande verlies van de collectie een landelijk nieuws. Maar gelukkig bleek de verzameling intact en is ze nog steeds op de faculteit te bezichtigen.
Het streven naar het gebruik van de verzameling heeft onder andere geleid tot een toepassing in het onderwijs, wat nu in deze tentoonstelling resulteerde. De bedoeling van de oefening was dat de studenten goed leerden kijken en analyseren, om vervolgens hun eigen ideeën in een ontwerp om te zetten. Dat bleek niet altijd eenvoudig te zijn. Zo biedt de Eierstoel uit geperste kunststof van Ghyczy een aanknopingspunt in de vorm en minder in de constructie, wat je ook in de ovale vormen van de maquettes zien kan. De stoel van Eames daar en tegen inspireert, conform de verwachting, tot een vergelijkbare constructies. De verbeelding door de vlinderstoel van Jacobsen in de vorm van een tafel leidde ook tot vergelijkbare pootjes, maar dan in hout. Bovendien begint daar de kromming van de poten onder het tafelblad, conform de kromming onder de zitting van de stoel. Tot meer formele inspiratie heeft de stoel van Berkovich geleid, waar een student de kruisende diagonalen van de rugleuning als uitgangspunt heeft genomen en deze vorm in een originele constructieve ondersteuning van een tafelblad omtoverde.
In de tentoonstellingszaal zijn de stoelen ook conceptueel aanwezig. Aan de muren hangen namelijk de kunstwerken van Herman Kuypers, een kunstenaar, wiens oeuvre vooral gewijd is aan de verbeelding van stoelen, in potloodtekening en aquarel. De waterverftechniek die Kuypers hanteert is heel bijzonder, het ziet er uit als een zeefdruk. Zijn werken lijken soms op die van Escher, soms herinneren zij aan de buisstoel karikaturen uit de jaren dertig, waar men draak stak met het idee van de continue buis lijn. Soms hebben zij een poëtische lading, zoals de serie ‘Portretten’, een reeks van kleine tekeningen van rugleuningen. Voor de hedendaagse beeldende kunst zijn stoelen een ongebruikelijke thematiek, voor deze tentoonstelling een geslaagde aanvulling.