Recensie

Woorden en geen daden

De teloorgang van de welvaartstaat en daarmee de afbraak van de publieke sector zorgt ervoor dat bedrijven een allesbepalende macht veroveren die van grote invloed is op onze leefomgeving, aldus Reinier de Graaf (OMA) in zijn onlangs gepubliceerde boek Four Walls and a Roof. The Complex Nature of a Simple Profession. Wat kan je daar als architect tegenover stellen?

spread uit Four Walls and a Roof. The Complex Nature of a Simple Profession

Zelden heb ik een boek met zulke lange tanden gelezen. Het moet aan mij liggen: op de achterflap van het boek uiten academici aan Amerikaanse universiteiten lovende woorden. De cynische (onder)toon die door het hele boek klinkt, staat mij tegen.
Four walls and a roof. The Complex Nature of a Simple Profession is voor de helft samengesteld uit artikelen die Reinier de Graaf, partner bij OMA, eerder publiceerde op sites als Dezeen en Huffington Post, en in tijdschriften als Architectural Review. De andere helft bestaat uit teksten die speciaal voor het boek zijn geschreven. Ze zijn gerangschikt onder thema’s, of in De Graaf zijn woorden “a myth looming over the profession of architecture”, als ‘Default by design’, ‘Found Causes’, ‘Powers that be’, en ‘Progress’. Progress is de titel van het laatste cluster artikelen, en puur vanwege de beloofde vooruitgang las ik door, hopend op een lichtpuntje aan de horizon.

Wat wil De Graaf ons vertellen? Voorop gesteld, dit boek is niet geschreven als een lopend betoog. De auteur geeft de suggestie dat je er doorheen kan browsen als door een website “consumed in stages or even incompletely“. De publicatie kan dan ook het beste beschouwd worden als een verzameling artikelen waarin de schrijver zelf na verloop van tijd steeds meer contour krijgt. Geboren in 1964 en opgroeiend in een wederopbouwwijk op Rotterdam Zuid, studeerde De Graaf architectuur in Delft, werkte enige tijd in Londen en reist nu als partner van OMA de hele wereld over om ontwerpen te presenteren en om mee te praten op symposia over de toekomst van steden, waar ook mensen als Madelein Albright, de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken onder Bill Clinton, aantreden. (De Graaf verlaat overigens voortijdig het symposium onder voorzitterschap van Albright om op eigen gelegenheid de stad, in dit geval Rio de Janeiro, te verkennen.) En zijn stopwoordje is paradox.

De Graaf plaatst stedenbouw in een context van wereldgebeurtenissen. Niet om de ontwerpdiscipline te marginaliseren, daarvoor vindt hij stedenbouw te belangrijk, maar om het te demystificeren. Het lijkt alsof hij ontwerpers wil toespreken met de boodschap: het is wel leuk wat wij doen, maar onze ontwerpen hebben nauwelijks invloed – en misschien ligt hier ook wel zijn frustratie. Maar het valt niet mee om kleine gebeurtenissen in relatie te brengen met gebeurtenissen die een weerslag hebben op wereldschaal. In het cluster Trail and Error wordt het proces van een tender in Rusland beschreven. De Graaf heeft een zoals dat heet ‘vlotte pen’. Het is best vermakelijk om te lezen hoe lokale gewoontes en Franse flair goed samen gaan, en het ontwerp zelf er nauwelijks toe lijkt te doen. Maar waarom dit chronologisch opgetekende relaas vooraf gegaan moet worden van de tekst: “2005 Tony Blair is elected to serve a third term as UK prime minister. Over four million people travel to the Vatican to mourn Pope John Paul II“, “2006 Sadam Hussein is found guilty of crimes against humanity and is sentenced to death by hanging. President Bush vetoes legislation expending stem-call reseach” wordt de lezer niet duidelijk. Hij had ook kunnen vermelden dat in 2005 Mahmoud Abbas werd verkozen tot nieuwe president van de Palestijnse Autoriteit; Google Google Maps lanceerde; de Nederlandse en Franse kiezers in een volksraadpleging het grondwettelijk verdrag voor Europa afwezen; de ministers van financiën van de G8 zich bereid verklaarden de schulden kwijt te schelden van de 18 heavily indebted poor countries voor de volgende G8-top; dat er 52 doden en minimaal 700 gewonden vielen bij terroristische aanslagen in het Londense openbaar vervoer; en een Russische president, Vladimir Poetin, voor het eerst een bezoek aan Nederland bracht. Maar deze feiten vond hij blijkbaar minder belangrijk.

Een aantal van de 44 artikelen zijn aardig om te lezen, waarbij de onderwerpkeuze de focus van OMA/AMO op dat moment ‘verraadt’. Zoals ‘Architektur ohne Eigenschaften’ over industriële woningbouw in voormalig Oost Duitsland, een onderwerp dat direct gekoppeld kan worden aan Fundamentals, de architectuurbiënnale van Venetië in 2014 met Rem Koolhaas, De Graafs collega bij OMA, als hoofdcurator. Ronduit saai is het artikel ‘Ratings’ met lijstjes als de tien leefbaarste steden ter wereld, de tien snelst groeiende steden ter wereld. Feiten worden opgesomd, daarna mag de lezer het zelf uitzoeken.

Verwacht geen grote, nieuwe, of meeslepende ideeën of standpunten van De Graaf, het zijn vooral gedachten die hij uit zonder dat daar consequenties of conclusies aan worden verbonden. Op een dag bezoekt De Graaf de locatie waar eens de woonwijk Pruitt-Igoe stond, de wijk waar achttien jaar na oplevering de eerste woningblokken werden gesloopt en die volgens velen symbool staat voor het failliet van de modernistische architectuur en haar gedachtegoed. Naar aanleiding hiervan schrijft hij: “Still, there is a strange disjunction between the powerlessness that emanates from the imagery of Pruitt-Ignoe’s demolition and the blame that is attributed to the architecture. Surely if architecture’s power to fix societal issues is limited, then so must be the power to create them.” Het is een uitspraak waar best het een en ander op valt af te dingen. En de auteur weet dat ook. In het titelverhaal vraagt iemand aan hem waarom hij zo lang over zijn studie heeft gedaan. Architectuur is toch immers niet meer dan vier muren en een dak? De Graaf bekent dat hij na 25 jaar architectenbestaan nog steeds moeite heeft om een antwoord te formuleren op deze vraag.
Deze ‘worsteling’ blijkt ook uit het gitzwarte artikel ‘A Benevolent Dictator with Taste’. Hierin laat De Graaf een fictieve architect aan het woord over de mensenrechtensituatie in China. De tekst bestaat uit een compilatie van uitspraken gedaan door architecten als Frank Gehry, Jean Nouvell, Jacques Herzog, Zaha Hadid en Rem Koolhaas. De samengestelde architect: “I find it rather fatuous that the west is always only critical. The west is critical nothing but critical. This form of uninterrupted criticism only leads up a blind ally […] We simply have to recognize that the right of the individual, which we hold so holy, has no tradition in counties like China […] I think the best thing is to have an benevolent dictator with taste.” Als lezer ben je benieuwd naar De Graafs eigen standpunt, hij is immers de baas van een bureau dat overheidsopdrachten heeft (uitgevoerd) in landen als China en Saudi-Arabië, en opdrachten probeert te krijgen in Rusland. Moet je als architect nu wel of niet in landen werken waar mensenrechten stelselmatig worden geschonden? Maar waarom zou je als architect opdrachten moeten weigeren terwijl het bedrijfsleven en organisaties als de FIFA vrolijk zaken doen met deze machthebbers? Anderzijds kan je natuurlijk zoiets hebben als een moreel kompas, hoe en wanneer slaat dat uit?

In ‘The Century That Never Happend’ betreurt De Graaf de afbraak van de West-Europese welvaartsstaat, het verdwijnen van een ongebreideld, optimistisch wereldbeeld van vooruitgang, gelijkheid, vrijheid en broederschap, en daarmee van een architectuur die daar uitdrukking aan gaf. “[…] after reading Piketty (Thomas Piketty, Capital in the Twenty-First Century red.), it becomes difficult to view the ideologies of modern architecture as anything other than the dream of social mobility captured in concrete“.  Als de laatste honderd jaar een uitzondering waren, zoals sommigen beweren, wat moet je dan als architect die  gevormd is door een humanistisch wereldbeeld? Ik verwachtte serieus dat het laatste artikel ofwel een verklaring zou bevatten waarin De Graaf stelt dat OMA/AMO nooit meer zal bouwen in landen waar op grote schaal mensenrechten worden geschonden en de persvrijheid non-existent is, lief zal zijn voor de OMA/AMO-stagiairs, en vanaf nu alle aanbiedingen om aan te schuiven op door multinationals georganiseerde symposia zal afslaan. Of dat het laatste artikel zijn ontslagbrief zou zijn, waarin De Graaf meedeelt te stoppen met ontwerpen en architect zijn en algen gaat kweken in Zeeland. Die hoop op een glimp van een moreel kompas, daar bleef ik voor doorlezen – maar hij bleef uit.