Recensie

Vechten met tekeningen aan de muur

Bij leven was de architect, criticus en voormalige directeur van de Londense Architectural Association School of Architecture Alvin Boyarsky een fervent verzamelaar van architectuurtekeningen. Het Vlaams Architectuurinstituut exposeert met Drawing Ambience daar een voortreffelijke selectie van. Maar dat is niet alles, onder de vlag Drawing Out formuleren hedendaagse kunstenaars interpretaties op deze tekeningen en kunstwerken, wat soms leidt tot verrassende inzichten.

1949 Ski Station, Nigel Coates (1982) – uit de Alvin Boyarsky collectie

De tentoonstelling Drawing Ambience strijkt in Antwerpen neer na een reis langs onder meer St. Louis (2014, Mildred Lane Kemper Art Museum), New York (2015, Cooper Union/ The Arthur A. Houghton Jr. Gallery) en Berlijn (zomer 2017, Tchoban Foundation/ Museum for Architectural Drawing). Laat ons maar met de deur in huis vallen met het slechte nieuws. De tentoonstelling in Antwerpen is niet bijster slim geïnstalleerd. Shabby, zo zouden we het in het Engels kunnen uitdrukken. Zo hangen sommige werken op met grijs tapijt beplakte muren. Ook zit de belichting vaak niet goed – wie de tekeningen bekijkt moet tegen zijn eigen schaduw vechten. Bovenal zijn de ruimtes – een opgesplitste, kleine benedenverdieping en een enge gang boven – al te beperkt voor het tentoonstellen van deze collectie.

Zo. En dan het goede nieuws. Wat voor een collectie dat die mijnheer Boyarksky uitbouwde! En wat voor een mooie selectie daarvan hangt en ligt in deze Drawing Ambience te pronken!

Boyarsky’s verzameling tekeningen groeide spontaan tijdens zijn directeurschap aan de Londense Architectural Association School of Architecture (AA). In de jaren vijftig studeerde hij zelf aan de AA. Boyarksy (1928-1990) een Poolse Canadees van Joodse afkomst die Engelstalig opgroeide in het Franssprekende Montréal, werkte als pedagoog onder meer aan het Londense UCL Bartlett Faculty of the Built Environment en later dus aan AA, van 1971 tot 1990. De belangrijkste rol van de architectuurschool is het uitlokken van sociale kritiek, zo was zijn overtuiging. Aan de AA vertaalde zich dat in het uitbreiden van het ‘unit system’: een experimenteel educatief model dat streefde naar een meer open relatie tussen docent en student en naar een meer kritische houding tussen studenten onderling. Dit model was in de school al sinds de jaren 1930 in zwang. Onder Boyarksy werd het verscherpt tot een systeem waarin de faculteiten hun designideeën in discussiesessies niet alleen aan Boyarsky, maar ook aan de rest van de AA-gemeenschap moesten ‘verkopen’.

Sperm Table, Zaha Hadid (1988) – © Zaha Hadid, Alvin Boyarsky collectie

Volgens de zaaltekst in de tentoonstelling legde Boyarsky indertijd vooral de nadruk op de praktijk van het tekenen: “Sommige van de meest provocatieve ideeën in de architectuur zijn in het verleden ontwikkeld door te tekenen, een activiteit die de architect toelaat om concepten te ontdekken, te ontrafelen en te ervaren, en die het terrein van architectuur uitbreidt. Die rol kreeg het tekenen aan de AA toen Boyarsky er voorzitter was.” Die zet legde de school geen windeieren. In Boyarsky’s periode bracht de AA immers een bataljon van de grootste namen in de architectuur voort: Ben van Berkel, David Chipperfield, Nigel Coates, Zaha Hadid, Rem Koolhaas en vele anderen zijn beroemde oud-studenten (die later vaak op hun beurt les gaven aan de AA).

Afwijken
In Antwerpen opent de tentoonstelling met het trotse portret van Boyarsky. Gezeten achter een met papier en documenten volgestouwde schrijftafel en geflankeerd door twee neoklassieke borstbeelden, wijst hij glimlachend naar de camera. Eronder de uitspraak “We fight the battles with the drawings on the wall.” De tientallen tekeningen, schilderijen, schetsen en gelimiteerde folio’s van op de kop 35 architecten en kunstenaars onder wie Alexander Brodsky, Frank Gehry, Zaha Hadid, Kisa Kawakami, Rem Koolhaas, Daniel Libeskind, Mary Miss, Rodney Place, Peter Salter, Superstudio, Bernard Tschumi, Alex Wall, Peter Wilson en Zoe Zenghelis illustreren helder enkele tendensen en ontwikkelingen in architectuur en stedenbouw in de jaren 1970 en 1980.

Inhoudelijk bouwen veel van de ontwerpen verder op de nalatenschap van de vroege twintigste-eeuwse avant-garde, al wijken ze af van het naoorlogse modernistisch discours. Ook tonen ze zich begaan met meer ‘eigentijdse’ kwesties zoals het milieu, energie of dierenwelzijn. Bovendien maakt het onderhuids broeiende westerse eurocentrisme van weleer voluit plaats voor een internationale, kosmopolitische wind. Tot slot lonken veel van deze ontwerpers naar nieuwe technologieën en media – paradoxaal genoeg in tekeningen. In feite buiten ze in hun concepten de mogelijkheden van het werken op papier ten volle en met brio uit. Zo is het voorstel van Christopher Macdonald en Peter Sater voor het ICI Trade Pavillion (1983, handelspaviljoenen en behuizing van boerderijdieren voor een vijfdaags festival) een organische skeletachtige structuur. Onderaan de tekening zien we een koe, al is ze achter het transparante blad perkamentpapier afgebeeld teneinde diepte te creëren. Jeremie Franks ‘The Macrophone’ (1981) is een fijnzinnige en bijzonder fascinerende tekening van een gigantische structuur die energie zou moeten produceren uit geluidsgolven. ‘The World (89 Degrees)’, een van Zaha Hadid meer befaamde tekeningen, vormt een collectie van miniatuurreproducties uit haar studenten- en professionele tijd. Het werk, een met de hand ingeschilderde print van een maattekening, combineert verschillende steden – Dublin, Hong Kong en Londen – tot een internationaal voorstel. Sterk driedimensionaal oogt ook ‘Boompjes, Rotterdam, Nederland’ (1980) van Rem Koolhaas en Stefano de Martino. Het is een sobere doch verrukkelijke kleurenzeefdruk vertaald in een drieluik waarin de gebouwen versmelten met de omliggende infrastructuur: de Maas en haar oevers, bruggen, snelwegen en openbaar vervoer.

Expo Drawing Ambience – foto © Michiel De Cleene

De tentoongestelde tekeningen ontstijgen hun praktische of representatieve functie ruimschoots, op zich maken ze een veelheid van lezingen mogelijk. Soms voldoet sfeerschepping en een sterk beeld. Zo laat Zoe Zenghelis (OMA) in ‘Site Plan of a Complex of Holiday Villas on the Island of Antiparos’ (1983) alle aanwijzingen, beschrijvingen en oriëntering vallen hetgeen resulteert in een abstract schilderij.

Dialoog
Naast architecturaal werk van zijn voormalige studenten verzamelde Boyarsky ook kunst, met name fotomontages en collages droeg hij een warm hart toe – technieken die ook collectieven zoals Archigram, Coop Himmelblau of Superstudio veelvuldig aanwendden. Ook het werk van die groepen is in Drawing Ambience opgenomen, alsook vrijer werk van de Amerikaan Lebbeus Woods of de Schotse popart pionier Eduardo Paolozzi.

Teneinde de waarde en de betekenis van deze werken vandaag te illustreren, loopt Drawing ambience voortdurend over in Drawing Out: Material Dialogues with the Boyarsky-collection. Zoals die titel aangeeft, formuleerde hedendaagse kunstenaars vanuit hun eigen praktijk een reactie op een werk uit Boyarsky’s rijke collectie (hetzelfde deden tientallen studenten van het Rotterdamse Piet Zwarte Instituut en de KU Leuven). Hun beweegredenen duiden de kunstenaars zelf op monitoren die tussen de werken verspreid staan. Dankzij die uitleg lijken deze ingrepen vrijwel ‘vanzelfsprekend’ (zonder dat heeft zo’n ‘dialoog’ vaak iets gekunsteld, geforceerd of houterigs). Het siert bovendien de organisatoren om te kiezen voor vluchtigheid en continuïteit. In plaats van deze ‘dialogen’ statisch te presenteren, komen in de loop van de tentoonstelling interviews van verschillende individuen, duo’s en groepen aan de bak: in de loop van de weken zijn op de monitoren andere interviews te zien.

Maar levert dit ook goed werk op? Ja en nee – uiteraard. Als ‘antwoord op de hele collectie’ oogt Marc Godts’ bijdrage bijvoorbeeld bijzonder abstract. Zo herwerkte hij zijn eigen ‘Charging of a wall with a load of light’ uit 1995. Zijn nieuwe presentatie bestaat uit twee pal tegenover elkaar geplaatste monitoren en een lichtarmatuur. Op het ene beeld van de monitor zie je de situatie in de ruimte (dus de armatuur en de monitoren), het andere beeld is leeg. Het naar het plafond gerichte licht heeft een brandplek gemaakt. Het werk spreekt aan, maar staat in feite volledig op zich. En toch. Godts vertrekt vanuit de ruimte, vormt een reactie op zichzelf én verbeeldt letterlijk een dialoog an sich. Dankzij de bevreemdende gloed die vanuit dit concept uitgaat, blijft het plakken.

Expo Drawing Ambience – foto © Michiel De Cleene

In de andere bijdragen komen vaak inhoudelijke lijnen, emotionele indrukken of vormelijke echo’s terug – niet zelden zijn het combinaties van de drie. Mira Sanders en Cédric Noël geven ambitieus met de animatiefilm ‘A voyage into the moon’ (2017) een reactie op ‘Untitled (from the series The Killing Moon’ (1988) van Shin Takamatsu. In dat op samoeraizwaarden geïnspireerde geometrische ontwerp voor een huis bracht de Japanse architect lagen met grafietpotlood aan waardoor een ontstellend diepte-effect ontstaat, als in een duister labyrint. Desoriëntatie maakt ook de kern uit van de – Japans gesproken – animatiefilm van de Brusselaars. Zo volgen we, aan de hand van een monoloog, een vrouw die ontwaakt of bijkomt in een onbestemde, haast griezelige ruimte waaruit ze niet weet te ontkomen.

En zo breit Drawing Out een mooi verlengstuk aan Drawing Ambience. Deze dialoog tussen de werken van vroeger en nu mag dan misschien wel een beetje slordig gepresenteerd zijn, de kwaliteit van de hier verzamelde werken – oud en nieuw – is opwindend en laat bijgevolg een blijvende indruk na.