Wat gebeurt er met participatief tot stand gekomen architectuurprojecten wanneer de architect eenmaal het toneel verlaten heeft? Vjera Sleutel verbleef een week in het psychiatrisch centrum Karus (Melle, België) en onderzocht het Jozef-plein dat door architecten De Vylder Vinck Taillieu ontworpen werd.
In het voorjaar van 2017 verbleef ik een week in het psychiatrisch centrum Caritas (Melle), sinds 2018 Karus genaamd. Het doel van dit verblijf was om het gebruik van architectuur in de gezondheidszorg te observeren.
Op een weidse grasvlakte, in het midden van het centrum, staat een open ruïne. De raamopeningen van het gebouw zijn tot op de grond opengetrokken en alle vensters en deuren zijn verdwenen. Hierdoor wordt het gebouw langs alle kanten toegankelijk. In die ruïne staan enkele nieuwe serres, een lantaarnpaal verlicht het gebouw in het donker en buiten wapperen er bij het waaien van de wind drie wimpels. Voor de deur hangt een bordje: Sint Jozef. Dit opmerkelijke bouwwerk trok mijn aandacht.
Het voormalige Sint Jozef gebouw stond leeg en werd afgebroken. De afbraakwerken kwamen stil te liggen terwijl BAVO onderzoek deed in het centrum. Na gesprekken met artsen, directie, personeel én patiënten bleek dat velen het gebouw niet graag tegen de grond zagen gaan. Ze fantaseerden dat de ruïne van Sint Jozef veranderde in een publieke plek. Er werd een wedstrijd uitgeschreven om het gebouw te herontwerpen, die wedstrijd werd gewonnen door architecten De Vylder Vinck Taillieu. In samenspraak met de gebruikers maakte zij van het Sint Jozef gebouw een halfopen ruïne die dient als plein, toegankelijk voor zowel mensen binnen het centrum als buiten het centrum.
Mijn plan was om op te treden als onbekende bewoner van het Jozef-plein en contact te zoeken met nieuwsgierige of toevallige voorbijgangers. Om de ervaring totaal te maken, vroeg ik aan de directie om intrek te nemen op een afdeling. Een dergelijk verblijf bleek ongewenst om het therapeutisch klimaat niet te verstoren. Het compromis was dat ik overdag toegewezen werd aan de behandelingsafdeling voor angst- en stemmingsproblematiek ‘Klimop’ en de nacht doorbracht in het klooster van de Zusters van Liefde op de campus. De mogelijkheid om activiteiten, zoals een soepkar, een krantenwinkel of voorleesmoment, in het Jozef-plein te ondernemen, bleef onduidelijk. Het hing er vanaf of ik wat mensen achter me kon krijgen – verduidelijkte de directeur.
Eenmaal actief in het psychiatrisch centrum merkte ik al snel dat weinig mensen het Jozef-plein kennen en de algemene sfeer rond het gebouw was eerder twijfelachtig. In het najaar van 2017, een jaar na opening, bleken patiënten en personeel nog altijd niet goed te weten waar het gebouw eigenlijk voor diende. Het was onduidelijk of ze er mochten komen en wat er toegelaten is. De onduidelijkheid sterkte mij in de overtuiging om een experimentele activiteit op te zetten in het Jozef-plein. Het idee was om die avond een samenkomst in het plein te organiseren en hiervoor chocomelk te maken, een voetbaltafel te verhuizen en gezelschapsspelletjes mee te nemen.
De plannen werden verstoord rond de middag. Ik werd even apart genomen door het afdelingshoofd. Er was sprake van een suïcide geval op de afdeling. Grote omzichtigheid was geboden. Het afdelingsteam zou het voorval rustig aan de groep meedelen, maar wist niet zeker of er bij de patiënten nog animo zou zijn voor een avondactiviteit. Ik kon moeilijk anders dan afwachten en aftasten. Er was slechts een afspraak om op een bepaald uur alles klaar te zetten. Toen dit moment eenmaal aanbrak, bleken de patiënten plots enthousiast. Ze wilden er direct aan beginnen.
De bijeenkomst was een succes. Meer patiënten dan gedacht kwamen opdagen en iedereen reageerde opgetogen. In de serre op de begane grond luisterden we naar muziek, speelden we Uno en leefden we ons uit op de voetbaltafel. Een kopje chocomelk en glaasje fruitsap waren voorzien. Af en toe ging er iemand naar buiten om rond te wandelen in het gebouw of een sigaret te roken.
Mensen fantaseerden volop over de plek en wat ze er nog allemaal mee kunnen doen. In het schemerlicht kwamen scherpe vragen naar boven. Waarom moet die deur op slot? Waarom mogen we niet altijd toegang hebben tot de serres? Allemaal vragen die in een 1 op 1 gesprek zeer moeilijk zouden zijn. Om acht uur werd de sleutel verwacht bij de receptie. We sleurden de voetbaltafel terug naar zijn vertrouwde stek op de tweede verdieping van afdeling Sint-Elisabeth.
Tijdens een wandeling de volgende ochtend ontmoette ik een vrouw en vroeg haar naar het Jozef-plein. De vrouw zei niet goed te weten wat het leegstaande gebouw is. Toch was er één dingetje: gisterenavond had ze mensen opgemerkt in het gebouw. Er waren lichtjes en er was beweging. “Het leek wel gezellig,” zei ze en vervolgde: “blijkbaar kan je het gebouw gebruiken.” Haar interesse in het Jozef-plein was duidelijk gewekt.
Het deed me beseffen dat de avondactiviteit niet alleen een effect had op de participanten, maar evengoed op de patiënten die zich afzijdig hielden en het personeel dat Jozef in twijfel trok. De bijeenkomst had een kleine opening gevonden in de starre ruimtebeleving in het psychiatrisch centrum. We kunnen slechts hopen dat de vrouw bij een volgende gelegenheid op eigen initiatief het gebouw binnen gaat.
Het gesprek met de vrouw herinnert me aan wat Doina Petrescu (Atelier d’Architecture Autogerée) benoemde als de ‘overdraagbaarheid’ van architectuur, naar aanleiding van een van de projecten van AAA – ECObox. In dit project werd de publieke ruimte heruitgevonden en toegeëigend door de alledaagse activiteit van het tuinieren. Ze zaten samen met de buurtbewoners en bouwden de tuintjes uit. Door de opgebouwde relaties tussen de buurtbewoners ontstonden er weer nieuwe mogelijkheden en initiatieven. Het werk van de architect creëerde veeleer een duurzaamheid in de processen en relaties dan in objecten of plaatsen. De acties en projecten van AAA worden opgevat als rizomen die zich spontaan verspreiden en op andere plaatsen een eigen leven gaan leiden. Misschien is dit wat Jozef nodig heeft?
De informele gebeurtenissen met chocomelk en gezelschapsspelletjes die avond krijgen betekenis in het licht van de functie van het Jozef-plein als gemeenschappelijk goed –als ‘common’ in het hart van het psychiatrisch centrum. David Harvey wees erop dat een common behalve een gedeeld eigendom ook een sociale relatie is, wat hij benoemt als het proces van ‘commoning’. Dit was het geval in de totstandkoming van het plein. Het idee om het Sint Jozef gebouw om te vormen tot een lege buitenruimte kwam tot stand na een participatief proces. Ook de uitwerking van het ontwerp gebeurde in samenspraak met patiënten en personeel. De uitdaging van het Jozef-plein ligt in het proces van commoning na de oplevering.
Hiermee stoot ik op een groot vraagstuk binnen de architectuurdiscipline. De architect heeft het publieke gebouw opgeleverd. Stopt het daar? Is het nu aan de gebruikers om er mee te doen wat ze willen? Of gaan we als Doina Petrescu de relaties ‘ontwerpen’, op gang brengen en verdwijnt de architect van het toneel als de zaden gezaaid zijn, de kennis is overgebracht en de ideeën zicht vanzelf vermenigvuldigen?