Onze steden veranderen continue: een voetgangersgebied erbij, bloembakken langs de straat, een nieuw zitmeubel op het plein. Iedere dag zijn er architecten, stadsplanners, designers bezig met het verbeteren van onze leefomgeving. Dit allemaal ter bevordering van de leefkwaliteit van alle bewoners, natuurlijk!? Wie het Handbook of Tyranny van Theo Deutinger bestudeert weet wel beter.
Aan de basis van het boek ligt het onderzoek dat TD architects doet naar de hedendaagse wereld. Deze wordt door architect Theo Deutinger en zijn medewerkers in kaart gebracht en inzichtelijk gemaakt met hun groeiende collectie ‘snapshots of globalization’, waarvan een aantal gepubliceerd zijn in MARK Magazine. Het Handbook of Tyranny, uitgegeven door Lars Müller Publishers, richt zich specifiek op de wreedheden (Deutinger noemt het cruelty en routine cruelty) die in wetten, gebruiken en ontwerpen vandaag de dag tot uiting komen. Het in kaart brengen van methoden en technieken om grenzen op te trekken, protest de kop in te drukken, en ongemerkt het gedrag van mensen te beïnvloeden, is dat eigenlijk niet een handreiking naar autoritaire regimes in de 21ste eeuw? Volgens Deutinger niet en biedt het Handbook juist een basis voor diegene die deze wreedheden willen bestrijden.
In de zomer van 1972 ging Rem Koolhaas op veldonderzoek voor zijn studie aan de AA. Hij koos niet, zoals hij vertelde in een interview, voor een zonnig gebied om Griekse dorpjes in kaart te brengen of naar Italië om een klassiek gebouw te analyseren, maar voor Berlijn om De Muur te bestuderen als een vorm van architectuur. Voor zijn vertrek wist hij niet meer over de muur dan dat je in het nieuws kon lezen. Ter plaatse kwam hij tot het besef dat De Muur niet gewoon een scheiding was tussen west en oost, maar dat West-Berlijn eigenlijk ingesloten was door De Muur. Paradoxaal werd West-Berlijn als ‘vrij’ gezien. De architectuur van De Muur maakte van de inwoners van West-Berlijn vrijwillige gevangenen, volgens Koolhaas.
De Muur is weg, maar zijn we in Europa vandaag niet nog steeds gevangenen van onze architectuur? De afgelopen decennia is het ‘vrije’ deel door de inzet van de Europese Unie continue uitgebreid. Dat is prettig voor sommigen, het merendeel van de wereld kan zich echter niet zomaar in deze vrije ruimte begeven. Zo laat een reeks kaarten in het Handbook zien dat een persoon met een Duits paspoort zich in 159 landen vrij kan bewegen. Hoe verder je doorbladert hoe kleiner de kaart van de wereld wordt, de vrije wereld van een persoon met een Afghaans paspoort bijvoorbeeld beslaat slechts de ruimte van 22 landen in de wereld. Wat de rol van architectuur in deze verdeling van bewegingsvrijheid is kunnen we nu vooral zien aan de randen van de Europese Unie.
Als we als Europeaan op reis gaan komen we fysieke muren tussen landen steeds minder tegen, niet alleen omdat we steeds vaker het vliegtuig nemen, maar ook omdat de fysieke grens voor Europese burgers steeds verder van hun dagelijkse leefomgeving verwijderd is. Gek genoeg markeerde de val van De Muur niet het einde noch het bewijs van het falen van deze typologie van controle, maar juist het begin van een globale wildgroei ervan. Het Handbook laat zien dat wereldwijd 20.000 km van dit type obstructie (van hekwerk, beton, staal, zand, of steen) staat, waarvan 18.000 km neergezet is na het jaar 2000. De 56 voorbeelden van verschillende type hekken en muren in de publicatie tonen dat een barrière een complex architecturaal gegeven is, voor ieder landschap en vorm van indringing zijn er andere technieken en vormgeving nodig. De grens tussen de Verenigde Staten en Mexico bijvoorbeeld kent zeker 13 typen. Een absurd voorbeeld is ook de muur tussen Egypte en de Gazastrook waar een barrière van golfmetaal 8 meter boven de grond rijst maar ook tot 18 meter diep onder de grond om het graven van tunnels te ontmoedigen. De wreedheid van deze muur schuilt in het feit dat Palestijnen worden overgelaten aan hun lot. Ze worden volledig ingesloten door een macht die er op gericht is hun dagelijks leven onmogelijk te maken. Hoewel de muur en het hek iets van de vorige eeuw lijken heeft de typologie zich in het begin van de 21ste eeuw dus toch weer weten te manifesteren.
Dat het gebied waar we (Europeanen) mogen staan en gaan waar we willen steeds groter wordt, is onder meer het gevolg van nieuwe technieken van controle die steeds geraffineerder en allesomvattend worden. Met de nieuwe, zogenaamd slimme en onzichtbare technieken van grensbewaking (zoals drones, camera’s met nachtzicht, warmte detectors, etc.) lijken muren en hekken geen betekenis meer te hebben. Wat blijft is de symbolische waarde van muren. Trumps verkiezingsbelofte ‘we’re going to build the wall’ is vooral gedaan om zijn imago als doortastend persoon te versterken. The wall zal er waarschijnlijk niet komen gezien de complexiteit van het terrein waar de barrière moet komen. In het Handbook wordt bijvoorbeeld beschreven dat een deel van de huidige barrière tussen de Verenigde Staten en Mexico verplaatsbaar is om te voorkomen dat stuifzand zich ophoopt tegen de barrière waardoor na verloop een ‘vrije doorgang’ mogelijk is. Grensbarrières zoals muren en hekken zijn vooral symbolisch en zien we eigenlijk meer in het nieuws dan in de werkelijkheid.
Onze directe leefomgeving lijkt gevrijwaard van een directe confrontatie met de wreedheid van beleid, techniek, en vormgeving (zoals uitsluiting op nationaliteit, aanslagen met onbemande drones, en barrières die mensen aan hun schamel lot overlaten). Maar zijn we, ondanks een aantal beperkingen, als wereldbevolking ook niet gewoon vrijer dan in de vorige eeuw?
Het is vooral deze veronderstelling dat het Handbook ons corrigeert. Er wordt namelijk een hoop wreedheid ontworpen door de mensen die er iedere dag mee bezig zijn onze leefomgeving prettiger te maken. Uit het hoofdstuk Defensive City blijkt de stad niet langer van het vreemde buiten haar grondgebied beschermd te worden, maar eerder voor het vreemde in de stad. De dreiging van aanslagen heeft hier aan bijgedragen. Maar er lijkt toch vooral een tendens te zijn naar een ‘normalisering’ van alle ruimte en gebruiken in de stad, wellicht omdat voorspelbaarheid de efficiëntste wijze van controle is.
Maar hoe geef je een dergelijke controle vorm in een samenleving waar men er niet meer van gediend is dat iemand hen vertelt waar ze wel en niet mogen gaan? Een voorbeeld is de Camden bench, een sculpturaal meubel voor in de publieke ruimte dat op zo een manier is vormgegeven dat het niet anders gebruikt kan worden dan als zitbankje. Het vormgevingsprincipe bij de Camden bench ligt dus vooral in het tegengaan van allerlei potentieel gebruik anders dan zitten.
Het Handbook geeft tal van voorbeelden waar de vormgeving van onze leefomgeving meer gericht is op het uitsluiten van ‘ongewenst’ gedrag, dan een bijdrage leveren aan een inclusieve leefomgeving: ronde bankjes, banken met leuningen, sta-bankjes, allemaal zo ontworpen dat je er vooral niet op kan liggen. Gelijktijdig nemen terrassen de plaats van het gratis en toegankelijke publieke bankje steeds meer over. In het streven naar een voorspelbare omgeving lijkt de ruimtelijke vormgeving zich steeds meer te richten op het tegengaan van ongewenst gedrag in plaats van de dynamiek en diversiteit van de stad te ondersteunen. Deze praktijk is een vorm van onzichtbare dwang, maar soms ook een vorm van stil geweld, denk aan de metalen pinnen in portiekjes om daklozen te ontmoedigen daar te overnachten. Het is niet dat de metalen pinnen een dakloze fysiek geweld aan doen, maar het geweld is eerder indirect. De ingreep maakt dat de dakloze niet, of moeilijker, een beschutte plek vindt en vergroot daarmee de kans dat iemand overlijdt aan onderkoeling. Dit is ook wat bedoeld wordt door Deutinger met wreedheid: niet het pertinent zichtbare en fysieke geweld, maar het geweld dat mensen (en dieren) wordt aangedaan zonder dat we het beseffen en waar iedereen dagelijks aan bijdraagt, alleen al door het niet als zodanig te herkennen.
Het mogelijk gebruik van auto’s voor gewelddadige acties in de stedelijk ruimte heeft paradoxaal genoeg een tegenovergesteld effect dan de uitholling van de publieke ruimte door bijvoorbeeld het minimaliseren van zitgelegenheden. Voetgangersgebieden breiden zich overal uit om motorvoertuigen zo ver mogelijk van drukke publieke centra te houden. Dit is niets anders dan een verbetering van de stedelijke leefomgeving, toch? De nieuwe vrije ruimte wordt ingericht met een schakering aan bloembakken, levensgrote letters waar je op kan poseren voor een foto, fonteinen en waterpartijen, en zelfs weer bankjes waarin paaltjes zijn verwerkt, dit allemaal om voertuigen tegen te houden. Het is juist op deze idyllische plekken dat we vaker moeten stilstaan bij de vraag: wat maakt de stad van vandaag zo anders, zo aantrekkelijk?
Het Handbook maakt de wreedheid op een zakelijke en esthetische manier inzichtelijk. De illustraties zouden zo uit de plannen van architecten, stedenbouwkundigen, en vormgevers kunnen komen. Juist dít zou moeten bijdragen aan ons ongemak. Architectuur, planning, en vormgeving zijn betrokken bij alledaagse wreedheid en stil geweld vaak zonder zich daar rekenschap van te geven; “ik deed gewoon wat mij gevraagd werd”. Het Handbook of Tyranny is daarom vooral een boek voor architecten, stadsplanners, en vormgevers die deze wreedheid willen bestrijden, en willen vormgeven aan een diverse, spontane, inclusieve en ongedeelde leefomgeving.