Recensie

Neerlands trots!

Afstand schept inzicht. Mieke Dings kijkt met trots vanuit Singapore naar de lage landen en reflecteert aan de hand van twee recent gepubliceerde waterboeken – Voorbij de dijken en Ruimte voor de rivier – op Nederlandse waterkennis.

De Waal, spread uit Ruimte voor de rivier – foto Jeroen Bosch

Afstand schept inzicht. En dat geldt zeker voor mijn blik op Nederlands kwaliteiten. Nog nooit ben ik zo trots geweest op Nederland als in de 1,5 jaar dat ik nu in Singapore woon. En dan doel ik niet alleen op het wereldberoemde Trumpfilmpje van Zondag met Lubach of op ’t feit dat Wilders bij de verkiezingen toch niet zo groot werd als gevreesd, maar vooral op de Nederlandse waterkennis. Nu moet ik toegeven dat het bijna onmogelijk is om daar niet trots op te zijn, als de eerste de beste Singaporese taxichauffeur het verhaal over Hansje Brinker die z’n vinger in de dijk stak zo even uit z’n mouw schudt en mensen van over de hele wereld je er steeds – vol bewondering – aan herinneren dat Nederland “toch voor een derde onder de zeespiegel ligt?”. En dan zijn er natuurlijk nog de vele Nederlandse bureaus en bedrijven die puur en alleen in Singapore zijn om de waterkennis aan de man te brengen en die met open armen ontvangen worden.

Deze internationale lof staat in schril contrast met Nederlands eigen gebrek aan trots, of misschien wel vermoeidheid met het onderwerp. De verhalen over de lage landen, de Afsluitdijk, de watersnoodramp en de daarop volgende Deltawerken en natuurlijk de hoge waterstanden in de jaren negentig zijn al zo vaak verteld. En ze zijn voor de meesten toch wat ver van hun bed, letterlijk en figuurlijk. De afgelopen jaren zijn er dan wel verschillende pogingen gedaan om ons er aan te herinneren dat de grote waterwerken allemaal niet zo vanzelfsprekend zijn – denk aan de in 2014 gelanceerde app Overstroom ik? en de in 2016 uitgezonden televisieserie Als de dijken breken – maar tot een hernieuwde trots op onze waterkennis hebben die tot dusverre nog niet geleid. Tot dusverre.

Dat er juist alle reden is tot hernieuwde trots, maken de recentelijk verschenen en van prachtige foto’s voorziene waterboeken Voorbij de dijken. Hoe Nederland met het water werkt (nai010 uitgevers) en Ruimte voor de rivier. Veilig en mooi landschap (uitgeverij Blauwdruk) wel duidelijk. Beide boeken gaan over de typisch Nederlandse omgang met het water, die de laatste decennia kortweg veranderd is van het water buitenhouden tot het water binnenhalen, Voorbij de dijken dus. Deze nieuwe omgang is gekozen om niet alleen aan de nieuwste veiligheidseisen te kunnen voldoen – die vanaf vorig jaar nog hoger liggen dan ze in Nederland toch al lagen [1] – maar om daarbij ook ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Want daar schortte het bij de oudere dijkverzwaringen nogal eens aan. Hoe bewonersprotest, in combinatie met nieuwe inzichten over natuur en ecologie én de hoge waterstanden van de jaren negentig uiteindelijk geleid hebben tot deze nieuwe omgang met het water, zetten in beide boeken respectievelijk Marinke Steenhuis en Fred Feddes in indrukwekkende essays uiteen.

Uitzicht op de Spiegelwaal vanaf een onderdoorgang van de Lentloper uit Voorbij de dijken – foto Tineke Dijkstra

Van de verschillende projecten die beide boeken vervolgens behandelen – bij Voorbij de dijken zijn het er dertig en bij Ruimte voor de rivier door enkele samenvoegingen achttien – zijn de meest prestigieuze al breed uitgemeten in de media. Denk aan de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld, waarvoor ZUS het ‘kunstwerk’ – zoals het inlaatwerk in Ruimte voor de rivier nog in ouderwets waterstaatsjargon wordt aangeduid [2] – ontwierp. Maar denk vooral aan de nevengeul genaamd Spiegelwaal bij Nijmegen, een immens project dat zich niet alleen door de omvang – het verlaagt de waterstand in de Waal met 34 centimeter – maar ook door het spectaculaire ontwerp perfect leent voor allerlei media-uitingen. Niet voor niets verschenen er, toen het waterpeil in Lobith onlangs 14,64 meter boven Normaal Amsterdams Peil (NAP) uitkwam, volop filmpjes van de vollopende Spiegelwaal, al dan niet voorzien van hevig tegen de stroom in peddelende kanoërs. En overal, werkelijk overal, verschenen foto’s van de door Next Architects ontworpen Zaligebrug, waarvan op dat moment alleen nog de stapstenen begaanbaar waren.

Maar wie denkt dat het vooral dit soort spectaculair ontworpen projecten zijn die de boeken sieren, komt bedrogen uit. En terecht. Want veel meer dan deze prestigeprojecten, zijn het de talloze ogenschijnlijk natuurlijke ingrepen die de ‘Dutch approach’ illustreren. Wat dat betreft is het omslagbeeld van Ruimte voor de rivier treffend gekozen: iemand die niet beter weet, ziet een Hollands huis op een terp in een waterlandschap. What’s new? Nou, alles dus. Dit is een nieuw huis op een nieuwe terp – een ‘retro-innovatie’ zoals Voorbij de dijken het noemt – in een nieuw afgegraven krekenlandschap in de Noordwaard in de Biesbosch dat voor een waterstandsdaling van maar liefst 60 centimeter bij Werkendam (!) en 30 centimeter bij Gorinchem zorgt. Maar die nieuwheid spat er niet van af. En dat komt vooral door het ontwerp. Landschapsarchitect Robbert de Koning baseerde zich niet alleen op het grillige patroon van dijken en kreken zoals hij dat op een kaart uit 1905 aantrof – waardoor het ontwerp sowieso al natuurlijk oogt – maar werkte dit vervolgens ook zo natuurlijk en pragmatisch mogelijk uit, met de inzet van griendbosjes als golfremmers en waterbuffels als beheerders. Het ontwerp is vervolmaakt met talloze door West 8 ontworpen bruggen, die door hun tijdloze vormgeving en takvormige vogelstokken al net zo, in de woorden van Ruimte voor de rivier, ‘onpretentieus’ zijn.

De Noordwaard, spread uit Ruimte voor de rivier – foto Jeroen Bosch

Die bescheidenheid was ook de bedoeling, zo maakt Dirk Sijmons, voormalig Rijksadviseur voor het Landschap en als zodanig de eerste voorzitter van het kwaliteitsteam van Ruimte voor de rivier, in zijn essay in het gelijknamige boek duidelijk. Hij geeft een verhelderend kijkje in de keuken: “We hebben getracht de plannen vooral een echt ‘rivieridioom’ te laten uitstralen: simpel, mooi, robuust en zonder opsmuk. Wij probeerden de ontwerpers te laten streven naar een zelfbewuste bescheidenheid, die dicht bij de Nederlandse traditie van pragmatisme blijft en gereserveerd staat tegenover theatrale gebaren.”[3] In die visie is, in de woorden van Sijmons, “kwaliteit niet de kers op de taart, maar de gist in het brood.”[4] Hoe zijn eigen bureau dat, toen hij alweer Rijksadviseur af was, tot op het kleinste niveau heeft doorgevoerd, is mooi te zien aan het dijkverbeteringsproject tussen Hagestein en Opheusden. Na studie van de huidige situatie besloot H+N+S om het karakteristieke, dikwijls agrarische gebruik van de dijkhelling zoals op een deel van het traject gewoon was, ook in de nieuwe situatie mogelijk te maken door een flauw aflopende ‘leeflaag’ te introduceren, waar de wijn- en boomgaarden gewoon konden worden voortgezet. Voor de bestrating van de nieuwe op- en afritten introduceerde H+N+S eenvoudige maar cruciale ontwerpprincipes. Mede daardoor oogt het geheel nu al zo vanzelfsprekend dat een argeloze passant waarschijnlijk niet eens ziet dat hier iets gebeurd is.

Het mooie van Ruimte voor de rivier is dat het de moeite achter die talloze ogenschijnlijk natuurlijke ingrepen – die ons landschap zo Nederlands maken – voelbaar maakt. Dat komt niet alleen door de projectteksten en -beelden die duidelijk de meerwaarde van ruimtelijke kwaliteit voor het voetlicht willen brengen, maar vooral ook door de essays van Sijmons en zijn opvolgers, Ytje Feddes en Eric Luiten, die niet alleen de successen maar ook de hoofdpijndossiers en mislukkingen benoemen. De frustratie is voelbaar als Luiten verhaalt over de ‘nogal ongenuanceerde’ benadering waarmee externe ingenieurs de benodigde versteviging van hoogspanningsmasten en spoorbruggen tegemoet traden.[5] Mooi is ook dat Luiten – die ook in de uitvoeringsfase de kwaliteit bewaakte – beschrijft hoe opdrachtnemers vaak opgelucht ademhaalden als ze er achter kwamen dat de ‘vage notie van ruimtelijke kwaliteit’ uiteindelijk ‘concreet duidbaar’ bleek te zijn.[6] Het geeft maar weer eens aan hoe belangrijk communicatie over kwaliteit is.

Waar Ruimte voor de rivier mede hierdoor vooral een boek met een missie voor professionals is – namelijk om de opgebouwde ervaring te delen maar ook om de onder druk staande integrale aanpak te bepleiten – mikt Voorbij de dijken op een ruimer publiek. In navolging van Reuse, Redevelop and Design. How the Dutch deal with Heritage laten Steenhuis en Paul Meurs met de Engelse versie van dit boek aan de wereld zien How the Dutch work with Water.[7] En inderdaad biedt dit boek, behalve het indrukwekkende essay van Steenhuis, een verhelderend overzicht van alle grote programma’s – inclusief ‘Ruimte voor de Rivier’ – die vanaf de jaren negentig gerealiseerd zijn en toont het een duidelijk geïllustreerde staalkaart van de mogelijke ingrepen. Uit de meer dan 600 (!) projecten die hieruit zijn voortgekomen, is een selectie gemaakt van “weergaloze waterlandschappen, die verleiden om zelf op expeditie te gaan.”[8] Daartussen bevinden zich, behalve de Spiegelwaal bij Nijmegen en de Noordwaard bij Werkendam, ook ‘gewonere’ projecten als ruwe steenbekledingen voor de dijken in Zeeland – goed voor de flora en fauna – en slimme innovaties als een opdrijvende kering voor het beschermd dorpsgezicht van Spakenburg, nota bene bedacht door een nabij wonende garagehouder.

De schotbalken worden met afzetcontainers aangevoerd waarna het vrijwilligersteam de kering snel kan opbouwen uit Voorbij de dijken – foto Freddy Schinkel

“Alles onder controle. Daar zijn we Nederlanders voor”, schreef een Nederlandse collega in Singapore me laatst. Wie door deze boeken bladert, kan niet anders dan dit beamen: alles onder controle, en hoe! We zijn ongetwijfeld het enige land ter wereld met een ‘Blokkendoos Rivieren’ die in één oogopslag laat zien wat een ingreep aan waterstandsdaling betekent maar ook hoeveel deze kost en wat de ecologische effecten zijn. We zijn ongetwijfeld ook één van de weinige landen ter wereld waar burgers subsidie kunnen aanvragen om een alternatief te ontwikkelen voor een waterproject waar ze tegen zijn en waar dat alternatief vervolgens wint, zoals in de Overdiepse polder bij Waalwijk gebeurde. En we zijn zeker het enige land ter wereld waar zoveel partijen al eeuwen lang zo intensief samen aan het land sleutelen en het geheel alsnog zo natuurlijk oogt. Zoals Voorbij de dijken Descartes aanhaalde: God schiep de aarde, maar de Nederlanders schiepen Nederland.[9] Mogen ze dat nog maar lang op deze gedegen, integrale wijze blijven doen. En mogen er nog maar veel van dit soort belangrijke boeken over gemaakt worden. Dan komt die trots vanzelf.