Column

Recherche Patiente #2: Strijd om de stad

Dirk van den Heuvel bekijkt in zijn column vanuit een onderzoeksperspectief, met wat afstand, de actualiteit en praktijk. Wat te doen met de eigenzinnige architectuur van de stadsvernieuwing?

Gran Vista, Dik Tuijnman – foto Dienst Ruimtelijke Ordening, Stadsarchief Amsterdam, bron: Waardebepaling wooncompklex Gran Vista, Amsterdam

Er was eens een tijd dat Amsterdam zich er graag op voor liet staan de stad van ‘sjiek en sjofel’ te zijn, maar dat lijkt nu ver achter ons. Sinds de kredietcrisis voorbij is, gaat dit gemengde Amsterdam aan haar eigen succes ten onder. De stad is zo geliefd dat de woningmarkt is ontploft. Het is ondertussen een bekend riedeltje geworden, maar de snelheid waarmee de omslag van ‘bust’ naar ‘boom’ is gemaakt is werkelijk adembenemend. Er stroomt zoveel geld de stad binnen dat er sprake is van directe verdringingsverschijnselen. Niet alleen wijken Amsterdamse starters uit naar tot voor kort ondenkbaar geachte alternatieven als Rotterdam Zuid, ook huurders van voormalige sociale woningbouw en mensen die een nieuwe hogere erfpachtcanon moeten betalen zien zich gedwongen hun heil ergens anders buiten de stad te zoeken. Wie had dit twee jaar geleden voorzien? Vooral als je bedenkt dat – nog langer geleden – de ommekeer in de waardering van de stad niet van de markt of ontwikkelaars kwam, maar van activistische buurtbewoners en krakers. De nalatenschap van de roerige jaren 70 en begin jaren 80  is neergeslagen in de eigenzinnige architectuur van de stadsvernieuwing, voor sommigen jong erfgoed, voor anderen zo lelijk dat ze het liever vandaag dan morgen zien afgebroken.

De gemeente Amsterdam is in de weer met een eerste inventaris van dit jonge erfgoed en tegelijkertijd zijn eigenaren, veelal woningbouwverenigingen, bezig renovatieplannen op te stellen. Dat leidt hier en daar tot frictie, zoals bij het woongebouw Gran Vista van de architect Dik Tuijnman. Tuijnman overleed twee jaar geleden op bijna tachtigjarige leeftijd. Als hommage maakten familie en vrienden een ontroerende tentoonstelling van zijn werk in zijn huis aan de Sarphatistraat. Onder de noemer ‘Archiefcomitée van de toekomst’ werken ze aan behoud van zijn archief en hebben een eerste selectie online beschikbaar gesteld. Uit dezelfde hoek komt nu kritiek op de renovatieplannen van Gran Vista. Radboud van Beekum, Frank Smit, Jianho Kwa en Tjebbe van Tijen hebben in een publiek gemaakt ‘verzoek tot aanpassing’ aan de eigenaar Ymere gevraagd om zo zorgvuldig mogelijk om te gaan vanwege de bijzondere ontstaansgeschiedenis van het pand en de speciale architectonische opzet van het woonblok. Zij worden daarbij gesteund door een waardebepalingsrapport van architectuurhistorici Gert Eijkelboom en Gerrit Vermeer met als conclusie dat Gran Vista als een van de eersten in aanmerking hoort te komen voor monumentaanwijzing voor de periode ‘post 1965’. Wat niet meehelpt in deze kwestie is het feit dat de gemeente tegelijkertijd vanuit een andere hoek van het ambtelijk apparaat de renovatieplannen voor Gran Vista al heeft goedgekeurd.

Waar gaat het in deze discussie nu om? Op het eerste gezicht gaat het misschien om een kleinigheid, vrienden die overbezorgd reageren op mogelijke aantasting van een gebouw van een hun dierbare architect, terwijl het blok met sociale huurwoningen simpelweg toe is aan een goede opknapbeurt inclusief verduurzaming. De betwiste ingrepen zou je kunnen beschouwen als details – een trap die wordt weggehaald, entrees die worden strakgetrokken en dichtgezet uit oogpunt van veiligheid en leefbaarheid, wie kan daar nu eigenlijk tegen zijn? Maar nader bekeken kun je ook precies hierin een typisch strijdpunt herkennen om het soort stad dat Amsterdam wil zijn.

Gran Vista is een stevig woongebouw van negen verdiepingen hoog tussen het Waterlooplein en de Jodenbreestraat. Als bekend gaat het om de oude Jodenbuurt met een beladen geschiedenis. Talloze bewoners zijn in de oorlog weggevoerd en vermoord, waarna leegstand en verkrotting volgde. Plannen voor sanering en aanleg van de nieuwe metrolijn, grootschalige verkeersdoorbraken en een nieuw stadhuis leidden vervolgens tot continue spanningen met de bewoners en protesten tegen het stadsbestuur. Gran Vista was bedoeld als een tegenmedicijn om de buurt te herstellen en de levendigheid terug te brengen. Mede daarom heeft het gebouw ruimte voor bedrijfjes en horeca en is er opslagruimte voor de Waterloopleinmarkt. De woningtypologie is zeer gedifferentieerd en breekt met het moderne kerngezin als normatieve leefstijl, onder meer door woningen van meerdere entrees te voorzien. De naam is een verwijzing naar de Engelse ontwikkelaar die hier een kantoorgebouw wilde bouwen en vormt zo een herinnnering aan de strijd die destijds is geleverd om dit te stoppen. In aansluiting op het inmiddels gesloopte Maupoleum en het voorziene nieuwe stadhuis ontwierp Jan Brouwer een kantorenblok dat met veel protest door de bewoners werd begroet: ‘Hier horen geen kantoren!’. Tuijnman tekende een alternatief plan voor de buurt wat uiteindelijk werd gebouwd als het huidige Gran Vista.

Gran Vista, Dik Tuijnman – foto Dienst Ruimtelijke Ordening, Stadsarchief Amsterdam, bron: Waardebepaling wooncompklex Gran Vista, Amsterdam

Hoewel ik vermoed dat er maar weinig mensen zijn die Dik Tuijnman nog kunnen plaatsen, was hij ondanks zijn kleine gebouwde oeuvre een van de meest interessante en radicale architecten uit de jaren 70 en 80. Tuijnman was een medewerker van Aldo van Eyck en Theo Bosch en werkte met hen aan het roemruchte plan voor de Nieuwmarktbuurt uit 1970, waarmee de toon werd gezet voor een radicaal andere benadering van de vernieuwing van historische, stedelijke weefsels.  Samen met andere voormalig medewerkers van Van Eyck, zoals Piet Blom, Paul de Ley en Joop van Stigt, en tevens opvallend allemaal studenten van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, behoorde Tuijnman tot de voorhoede van de stadsvernieuwingsarchitectuur in Nederland en daarbuiten.

De vernieuwende aanpak betrof een mix van bouwen voor de buurt, een experimentele gebouwtypologie met een bijzonder rijke differentiatie in typologieën – iets wat opnieuw heel relevant is in deze tijd met discussies over de ‘inclusieve stad’ en de ‘stadsmakers’. Opvallend genoeg is Gran Vista binnen een programma voor sociale woningbouw gerealiseerd, wat weer eens laat zien dat juist veel innovatie hier plaats heeft gevonden – en niet in de ‘markt’, waar zoveel beleidsmakers van nu nog altijd hun heil zoeken. Ik herhaal het nog maar eens: met sociale woningbouwprogramma’s voor de binnenstad – in antwoord op de krakersrellen en buurtprotesten – is het huidige succes van de stad als gemengde woon- en werkomgeving ingezet.

Die sociale en politieke doelstellingen van de architectuur kregen uitdrukking in een eigenzinnige architectuur uit een zeer eigenzinnige tijd vol kleurrijke verhalen die nu in deze tijd van soms extreme gentrificatie geheel onwaarschijnlijk zijn geworden. Als je nieuwbouwplannen van vandaag bekijkt, dan lijkt alles ‘corporate’ en generiek geworden, allemaal in dienst van zogenaamde kapitalisering van vastgoed en stedelijke ruimte. Die tijd, de jaren 70 en 80, komt niet meer terug. Zoveel is wel duidelijk. En de specifieke erfenis uit die tijd, zeker de meest opvallende en vernieuwende zou – in mijn ogen in ieder geval – daarom gekoesterd moeten worden zonder de scherpe randjes er te veel van af te willen poetsen.

Maar wat heeft dit grotere verhaal met die betwiste planonderdelen te maken? Als gezegd, Tuijnman en zijn kompanen wilden een alternatieve stadsvernieuwing, eentje die de levendigheid van een stad omarmde en stimuleerde. Gebouwen moeten in die opvatting als het ware geworteld zijn in hun directe omgeving en ook voeding teruggeven aan de buurt. Functiemenging met bedrijvigheid is belangrijk, wat uitdrukking krijgt in allerlei bijzondere functionele elementen, zoals de betwiste trap omhoog inclusief het galerijtje aan de zijgevel. Het is vergelijkbaar met de stoep en trapjes bij grachtenpanden: er is het hoofdvolume van het gebouw en daar waar het gebouw de grond en straat aanraakt hecht het zich met allerlei overgangselementen, stoepen, trapjes, uitbouwtjes, aan de directe omgeving. Het ‘straktrekken’ van het volume gaat tegen de geest van deze architectuur in.

Ik weet niet of ik de juiste woorden gebruik zoals Tuijnman die zou gebruiken. In zijn architectuur zie je ook veel ruimte voor een soort kinderlijke verbeelding, bijna sprookjesachtig, een architectuur die ‘parlante’ wil zijn, niet op een elitaire manier maar volks, van en voor de mensen. Je zou haast populistisch zeggen als dat woord tegenwoordig niet zo beladen zou zijn. Deze volkse verbeelding is iets wat je ook ziet in het werk van Piet Blom, en iets wat ik zelf ontzettend fascinerend en ook ontroerend vind moet ik bekennen. Het is denk ik ook de reden waarom veel architecten – die zich toch meestal met de ‘elite’ identificeren om het wat neo-marxistisch te zeggen – nog altijd moeite hebben dit werk te omarmen. Er schuilt een latente klassenstrijd in, iets wat we in Nederland niet graag aan de orde stellen. Alvorens architect te worden was Tuijnman – net als Blom – opgeleid aan de ambachtsschool als timmerman. Gekleed in overall bleef Tuijnman de revolutie trouw en gaf timmercursussen aan krakers. In die zin staat Gran Vista voor een Amsterdam dat heel hard aan het verdwijnen is. Het gebouw herinnert eraan dat de strijd om de stad doorgaat en belangrijker nog, ook gewonnen kan worden.