Interview

De lessen van de crisis: de ontwerper als anti-cyclisch denker

De magere jaren lijken tot het verleden te behoren. Er wordt weer volop gepland en gebouwd. Gewoon back to business of is het krachtenveld van architecten, landschapsarchitecten en stedenbouwkundig ontwerpers fundamenteel veranderd? Wat is hun speelveld? Welke rollen eigenen zij zich toe? En welke kansen biedt dit voor de toekomst? Het tweede gesprek van deze reeks over de huidige positie van de ontwerper vindt plaats bij LOLA landscape architects.

Op kantoor bij LOLA, foto Petra van der Ree

Drie vrienden, kort na elkaar afgestudeerd als landschapsarchitect aan de Universiteit van Wageningen, richtten in 2006 LOLA op. Twaalf jaar en een ingrijpende economische malaise later is hun driemanszaak veranderd in een onderneming met meer dan twintig medewerkers. Tijdens ons gesprek zijn we met z’n vijven: Eric-Jan Pleijster (1977), Cees van der Veeken (1978), ikzelf en hun twee geopende laptops. Wat aan Pleijsters en Van der Veekens concentratie trouwens geen afbreuk doet. Ze turen op hun scherm, tikken en antwoorden me om de beurt – duidelijk een op elkaar ingespeeld team.

“We zijn inmiddels vier keer verhuisd omdat we groeiden,” vertelt Pleijster. LOLA is nu gevestigd in het gerestaureerde Industriegebouw in Rotterdam, een complex rond een hof dat na de oorlog door de architecten Maaskant en Van Tijen als collectieve bedrijfshuisvesting werd ontworpen. Uit schaarste en geldgebrek van ondernemers geboren, past dit concept nu naadloos binnen het informele Nieuwe Werken. Vanuit de toegangsgalerij op de tweede verdieping kijk ik op het binnenterrein waar jonge mensen onder miniatuurpalmen werken. LOLA’s entreedeur staat wijd open. Iedereen zit samen in die ene lichte atelierruimte; alleen voor vergaderingen is er een aparte kamer achter glas. De ruimte is alweer te krap. De wand naar de ernaast gelegen unit wordt binnenkort verwijderd om meer werkplekken te creëren.

Groei in tijden der crisis
The Lost Generation werden de architecten weleens genoemd die rond het jaar 2005 afstudeerden en die door de crisis nauwelijks de kans kregen werkervaring op te bouwen. Dit geldt niet voor de drie co-oprichters van LOLA. Hun studio groeide juist in de crisisjaren. Hoe deden ze dat? “In het begin hebben we vooral gewerkt aan een onderscheidende positie”, zegt Pleijster. “We wilden ons afzetten van de geitenwollen-sokken-hovenier die alleen een groen tapijt uitrolt.” De drie partners gingen op zoek naar innovatieve oplossingen – uitvindingen in hun woorden – die in dienst staan van een duurzame leefomgeving. In een van hun eerste projecten werd de hoogspanningsmast in het plangebied de armatuur van klimplanten. Een beperking – de mast – werd een ontwerpelement. Nog belangrijker, hun oplossing verwijst naar een andere omgang met de problematische ruimte onder hoogspanningsleidingen. Een specifieke oplossing werd omgezet naar een breder onderzoeksthema. Projecten van LOLA willen méér zijn dan een vertaling van het Programma van Eisen.

Op kantoor bij LOLA, foto Petra van der Ree

In haar onderzoeken profileert LOLA zich bewust als ontwerper van ‘landschappelijke spektakels’: de projecten beloven ongedwongen recreatie in geromantiseerde landschappen. Een voorbeeld is de Dwaalster in Landgoed Vijversburg, een doolhof in stervorm, waarin de bezoeker spelenderwijs het spoor bijster kan raken. Een ander voorbeeld van een uitvinding is de zogenaamde ‘beestenboom’ in het project Poelzone in Monster, een verticale sculptuur in het landschap waarin meerdere diersoorten zich kunnen nestelen. “Mensen zitten met een camera te wachten voor de beestenboom. Zo mooi om te zien,” vertelt Pleijster.

Van der Veeken en Pleijster analyseren de chronologie van hun werkveld. In pre-crisis-tijden kreeg de landschapsarchitect het restbudget binnen een groter project. Dit veranderde tijdens de crisis: opeens waren (weliswaar uitgeklede) landschapsprojecten de enige die nog doorgingen en wilden architecten graag landschapsarchitecten samenwerken; de houding van architecten veranderde van tamelijk onbescheiden naar bescheiden. Nu is de situatie weer anders: groen is hét unique selling point van vele architectuur- en stedenbouwprojecten. “Wat we tijdens de crisis onderzochten, kunnen we nu echt realiseren. Door onze profilering en onze uitvindingen hadden we de beslissende voorsprong. Op die manier hebben we van de crisis geprofiteerd”, zegt Pleijster. In het boek Lost Landscapes, gemaakt met het prijzengeld van Jonge Maaskantprijs, vatte LOLA haar visie en werkwijze samen. De publicatie, kwam eind 2013 op het juiste moment uit: toen de economie voorzichtig uit het dal begon te kruipen. Het boek kreeg (inter)nationale aandacht.

Ratio én intuïtie
LOLA schaalt op. Meer en grotere opdrachten, ook in het buitenland, en meer personeel. Inmiddels zijn er projectleiders die op projectniveau zelfstandig opereren en de directie ontlasten, en zijn de drie partners vooral bezig met representatie, strategie, personeelsbeleid, en ontwerpen. Werken met personeel was en is een leerproces. Hoe voelen werknemers zich op hun plek? Één strategie is het bieden van doorgroeimogelijkheden, ook vandaar de recente introductie van projectleiders als middenlaag. Deze stap klinkt simpel en logisch maar uit mijn eigen tijd als projectarchitect ken ik de spanning die tussen de noodzaak om te delegeren, en het verlies van controle ontstaat. LOLA zet in op geleidelijke groei. Zo blijven financiële risico’s behapbaar en konden de directieleden zelf langzaam aan hun nieuwe rollen wennen. Al doende kwamen ze erachter welke werknemers projectverantwoordelijkheid willen en kunnen dragen zodat de innovatieve kwaliteit van de projecten ook zonder voortdurende sturing door een van de partners gewaarborgd blijft. Of ze goed zijn in het daadwerkelijk afgeven van verantwoordelijkheid? “Ja!”, roept Pleijster. Van der Veeken lacht: “Dat moet je eigenlijk niet aan ons vragen.”

Op kantoor bij LOLA, foto Petra van der Ree

De meeste landschapsopdrachten zijn kleiner dan de gemiddelde architectuuropdrachten, met kortere looptijden en kleinere honoraria. Om een middelgroot bedrijf als LOLA draaiende te houden, zijn vooral véél projecten nodig, beklemtoont Pleijster. Daarnaast is de directie continu bezig om grotere opdrachten te verwerven. Bij elke nieuwe acquisitie wordt zorgvuldig afgewogen hoe hoog de voorinvestering mag zijn. Acquisities worden elke week met z’n drieën doorgenomen: wat zullen de baten van het project zijn, financieel en voor het portfolio? Waar zijn de risico’s? “Maar we werken niet met een soort matrix, hoor,” zegt Pleijster. Veelmeer spelen ook ambitie en emotie een rol, bijvoorbeeld als het gaat om bevriende opdrachtgevers of collega’s. In zo’n geval mag de voorinvestering wel wat hoger worden. Van der Veeken: “We maken afgewogen irrationele keuzes.”

De volgende crisis vóór zijn
Misschien kenmerkt dít LOLA’s aanpak tot nu toe het beste: anti-cyclisch denken. Pleijster, Van der Veeken en hun derde partner Peter Veenstra begonnen een onderneming terwijl menig ander bureau moest stoppen. Tijdens de crisis wisten ze gestaag te groeien, terwijl ze nu in tijden van voorspoed de verleiding van stormachtige groei weerstaan. En in de toekomst? Wat zal dan hun troef zijn? LOLA zet in op diversificatie van thema’s en opdrachtgevers, naast overheden zijn dit meer en meer projectontwikkelaars en bedrijven van naam. Een voorbeeld is de opdracht voor Adidas bij Nürnberg. LOLA realiseert een campus-landschap dat de identiteit van Adidas weerspiegelt, een mediageniek testveld voor sportproducten is, en tevens ontspanning biedt voor werknemers. Een gedeelte van het park wordt openbaar toegankelijk. Sterren als ontwerpelementen komen terug, nu als kleurrijke verbindingen tussen gebouwen in plaats van een dromerig labyrint.

Thema’s die een lange adem vragen staan weer in het middelpunt van politieke discussies, denken Pleijster en Van der Veeken. Ze noemen de fijnstof-problematiek, de concurrentiekracht van aantrekkelijke leefomgevingen, de wateropgave en het herontwikkelen van de buitenruimte in plaats van het opsouperen ervan. Allemaal thema’s die nauw met innovatief landschapsontwerp verbonden zijn en waar kansen voor uitvindingen liggen. LOLA concentreert zich op landschapsarchitectuur, architectuur vindt ze als ontwerpdiscipline te beperkend door alle regels waaraan een gebouw moet voldoen; ze zijn gehecht aan “de vrije ruimte als experimenteerveld”. Mocht het allemaal eens tegen gaan zitten, dan zijn Van der Veeken en Pleijster niet bang voor krimp. Immers hebben ze al bewezen, hoe je ook als klein bureau een positie kan innemen. “Het meest belangrijke is dat we onze rode lijn, uitvindingen in dienst van duurzaamheid, blijven pakken,” zegt Pleijster. “Ons eerste boek heeft ons gedwongen, onze ideeën te formuleren en vast te houden. Het is nú tijd voor het tweede!” Als ik wegga, klinkt Steve Millers The Joker vanonder de palmpjes.

Op kantoor bij LOLA, foto Petra van der Ree

LOLA landscape architects, de feiten:
2006: oprichting ontwerpstudio

Aantal medewerkers 2008: 0
Aantal medewerkers 2018: 24
Aantal directieleden 2008: 3
Aantal directieleden 2018: 3

Hét hoofdaandachtsgebied 2008:
Verwerven van een onderscheidende positie binnen het veld van de landschaps-architectuur en het ontdekken van onderzoeksthema’s in de op uitvoering gerichte projecten.
Hét hoofdaandachtsgebied 2018:
Visies en uitvindingen daadwerkelijk gebouwd krijgen: projecten zijn expliciet méér dan het vertalen van een programma van eisen.