Nieuws

In Antwoord op Versailles – winnaar Archiprix 2018

Het ontwerp van Jesper Baltussen voor een nieuwe ruimtelijke indeling voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal is ontwikkeld vanuit een empirische benadering waarbij ontworpen wordt vanuit de ervaring van kleinschalige losstaande onderdelen. Zelf noemt hij het een Voorzichtig Manifest voor Empirische Architectuur.

In Antwoord op Versailles. De doorsnede illustreert hoe de inbedding van een op zichzelf ontworpen entiteit, de bibliotheek, leidt tot allerlei fricties.

Kan je je onderwerpskeuze kort toelichten?
Via een analyse van de historische en architectonische ontwikkelingen op het Binnenhof te Den Haag bemerkte ik de typisch Romaanse ‘additieve’ opbouw van architectuur: een ongeplande, niet-totalitaire empirische architectuur die ontstaat vanuit een fragmentarische blik die tegenwoordig vrijwel niet meer mogelijk lijkt. Dit vormde het startpunt voor een zowel theoretische als ontwerptechnische verkenning van de paradoxale ‘architectuur van het ongeplande’ die mij tot ver na mijn afstudeeronderzoek heeft gefascineerd.

Wat of wie zijn je inspiratiebronnen?
John Soane zijn meticuleuze spel met ruimtelijke definitie en variatie in zijn privé huis in Londen zijn een voorbeeld geweest van de mogelijkheid tot fragmentarisch ontwerpen in een tijd dat architectuur als orde-scheppende discipline al de norm was. Na mijn afstuderen ben ik door de boeken en werken van Atelier Bow-Wow verder geïnspireerd, aangezien deze ook over het vermogen beschikken het totaalconcept los te laten en losstaande maar de-gebruiker-dienende ontwerpkeuzes op allerlei ontwerpniveau’s maken.

Benoem het sleutelmoment in je afstudeerproject.
De bestudering van John Soane en de analyse van het werk van aleatorische kunstenaars als Pollock en Cage leidde mij tot de conclusie dat de paradox rondom empirische architectuur slechts opgelost kan worden door te interveniëren in het proces door alle vorm-imitaties en studies achterwege te laten. Het herscheppen van ongeplande vormen berust namelijk zo sterk op die vormen dat er geen sprake meer is van een vrije en ongeplande architectuur, maar van een conceptuele. Door middel van een gefragmenteerd ontwerpproces dat in verschillende fases wordt ontworpen bleek het uiteindelijk mogelijk tot empirische architectuur te komen.

Perspectief op entreehal en café.

Projecttekst
Het Binnenhof in Den Haag is een middeleeuwse burcht die door de eeuwen heen tot een geknutseld en samengesteld geheel is uitgegroeid. Met deze ongeordende samengesteldheid dient het gebouw al meer dan achthonderd jaar de veranderlijke aard van de Nederlandse bestuurspraktijk. Ondanks deze buitengewone kwaliteit zijn er gedurende die eeuwen meermaals grootschalige totaalplannen met paleizen, van monarchie of democratie, getekend om het bestaande conglomeraat volledig van de kaart te vegen. Geen van deze allesomvattende plannen is echter gerealiseerd en zodoende stel ik, in plaats van deze weinig lonende praktijk verder voort te zetten, liever voor om de kwaliteiten van deze bestendige middeleeuwse structuur verder te ontwikkelen. De vraag is echter waarop we hier precies voort willen bouwen, hoe benoemen we deze eigenaardige architectonische verschijningsvorm?

In The Poetics of a Wall Projection stelt Jan Turnovsky dat de kern van dit probleem ligt in de tegenstelling tussen het conceptuele, dat wat nauwgezet vanuit een allesoverheersend idee wordt geordend, en het empirische, dat juist getypeerd wordt door een gebrek aan deze allesomvattendheid. De moeilijkheid is dat het nastreven van het samengestelde, het ordenen van het ongeordende, in een onoplosbare paradox lijkt te eindigen. Zeker wanneer de architect tot een onregelmatige vorm moet komen terwijl hij gewoonlijk via ordes en concepten tot zijn vormen komt, is het voor hem uiterst lastig de indifferente houding ten opzichte van het geheel op te brengen die daarbij zo hard benodigd is.

Perspectief op een Leeshokje.

Na een analyse van deze paradox in kunst en architectuur lijkt de essentie van de empirische vorm uiteindelijk vanuit een bepaalde individualiteit van de verscheidene elementen voort te komen. Deze individualiteit van elementen vraagt om een totale verandering van het ontwerpproces. De architectonische vorm moet vanuit allerlei kleine losstaande entiteiten worden ontworpen. De verscheidenheid van al deze entiteiten kan worden gevonden door vanuit de ervaring te ontwerpen: de entiteiten moeten gerelateerd zijn aan een ervaarbaar gebruiksniveau in plaats van onderworpen te worden aan de gebruikelijke ordes en conceptuele abstracties.

Door het construeren van een ontwerpproces waarbij vanuit de schaal van waarneming en ervaring de plaatsvindende activiteiten elk een aparte passende architectonische vorm wordt toegedicht, ontstaat een grote en fundamentele variëteit aan verschillende vormen die uiteindelijk kan worden samengevoegd tot een gevarieerd geheel.
Op deze manier is voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal, die kampt met een gebrekkige en weinig duurzame bezoekersinfrastructuur op het Binnenhof, een nieuwe ruimtelijke indeling ontworpen. Door de obscure structuur van een dergelijk ontwerpproces wordt de inherent totalitaire architect, in dit geval ikzelf, gedwongen de totale controle over het resultaat te verliezen om zo een empirische vorm te bereiken

Uitsnede van de doorsnede.

naam
Jesper Baltussen – websitee-mail
opleiding / studierichting
Technische Universiteit Eindhoven / Faculteit Bouwkunde
mentoren
Bernard Colenbrander, Sjef van Hoof, Askon Eden
wanneer begonnen met afstuderen
februari 2016
wanneer klaar met afstuderen
februari 2017

wat doe je nu
Na bij Rapp+Rapp te hebben gewerkt en een reis te hebben gemaakt waarbij ik stage heb gelopen bij Atelier Bow-Wow ben ik op het moment werkzoekende. Daarnaast ben ik samen met Margit van Schaik een architectonisch ontwerpbureau (Baltussen – van Schaik) gestart dat qua visie een meer op de zintuigen, bewegingen en dagelijkse activiteiten gebaseerde (empirische/fenomenologische) architectuur probeert na te streven.

wat hoop/wil je als ontwerper in de nabije en/of in de verre toekomst bereiken?
Een architectenbureau leiden dat zich via theoretisch en praktisch onderzoek naar activiteiten, bewegingen, woonsporen, typologie en morfologie mengt in de naar mijn idee grotendeels esthetisch en conceptueel georiënteerde discipline van architectuur door middel van kunstwerken, tekstuele stukken en gebouwen om een architectuur te verkondigen die observeert en luistert in plaats van een die enkel spreekt en predikt.

Het ontworpen trappenhuis sluit met haar vorm niet aan op de rechthoekige structuur van het bestaande gebouw en staat zodoende in een curieuze relatie met het bestaande raam.

uit het juryrapport
In antwoord op Versailles is een radicaal experiment dat een geheel nieuwe ontwerphouding presenteert. Voor een architect is het uiterst moeilijk om niet vanuit een concept te ontwerpen maar juist vanuit de individualiteit van de verschillende elementen van een opgave. Niet alleen omdat het ingaat tegen alles wat hij geleerd heeft maar ook omdat het bereiken van de empirische vorm van de ontwerper vraagt om de controle op het geheel los te laten. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de voorgestelde empirische benadering direct in het verlengde ligt van de kwaliteiten van een gegroeid historisch complex als het Binnenhof.