Zowel Steven Pinker als Thomas Bauer schreven een boek waarin het heden wordt gefileerd en tips voor de toekomst worden gegeven. Allard Jolles las ze allebei en tot zijn grote verrassing bleken ze ook nog iets te zeggen over architectuur en stedenbouw.
Harvard-hoogleraar psychologie Steven Pinker windt er in zijn meest recente boek Enlightment Now geen doekjes om: met progress, vooruitgang, bedoelt hij vooruitgang die direct van invloed is op mensen. Alleen vooruitgang die betrekking heeft op onder andere geluk, liefde, veiligheid, welzijn, vrede, gelijke rechten of kennis, is echte vooruitgang. Op bladzijde 11 van zijn ruim 500 pagina’s tellende exposé voegt hij daar een belangrijke verduidelijking aan toe. We moeten vooruitgang niet verwarren met het 20ste-eeuwse modernisme, want dat was vooral een streven naar een maakbare samenleving in dienst van technocraten en planners. Deze vooruitgangsbeweging ontkende het bestaan van de menselijke natuur, met zijn wat ‘rommelige behoeften’ (messy needs) voor schoonheid, de natuur, traditie en sociale intimiteit. Via wat passende citaten van Le Corbusier over functiescheiding en de daarmee gepaard gaande wedergeboorte van de mensheid maakt Pinker zijn observatie af: vooruitgang zonder humanistisch kompas is geen vooruitgang. Als het ons niet dient, is het waardeloos. Zogenaamde architectuur voor architecten? Foute boel.
Zuiver
Een vergelijkbare denklijn kwam ik tegen in het veel dunnere maar daarom niet minder indrukwekkende boekje van Thomas Bauer, Die Vereindeutigung der Welt. Bauer, hoogleraar islamkunde en arabistiek in Münster, laat in zijn tekst overtuigend zien dat het verlies aan dubbelzinnigheid (ambiguïteit) op het gebied van religie, kunst en politiek wel eens het belangrijkste culturele probleem van deze tijd zou kunnen zijn. Ook dat raakt architectuur en stedenbouw, en ook hier dient het modernisme tot voorbeeld. Bauer voert Adolf Loos op, die in 1908 het begrip ‘Reinheit’, zuiverheid, introduceerde: ‘bald werden die strassen der städte wie weisse mauern glänzen!’ Ook hier ziet Bauer een stevig staaltje maakbaarheidsdenken in. Met deze wereldverbeteraarsideologie in de achterzak werd alles uit de ene kunstvorm gefilterd dat ook kon verwijzen naar een andere. Ieder domein diende gereinigd te zijn van invloeden van buitenaf (een gevel is geen mengvorm tussen architectuur, schilderkunst of beeldhouwkunst) en vanaf dat moment beoordeelden Loos en zijn volgers architectuur in toenemende mate ook langs het kwaliteitskeurmerk ‘zuiverheid’. Dit duurt – in sommige kringen althans – tot op de dag van vandaag voort. Maar dient het ook de mensgerichte vooruitgang? Hebben wij er wat aan?
Zwartwit
Bij meerduidigheid gaat het natuurlijk om het hebben van meer dan één betekenis. Dat vinden we tegenwoordig lastig, aldus Bauer, want de wereld is erg complex geworden en absoluut meerduidig. Wat is het dan soms toch lekker of bevrijdend om die complexiteit te lijf te gaan en duidelijkheid te verschaffen via het Facebookduimpje omhoog of omlaag, via fundamentalisme (ik heb gelijk, er is maar één waarheid, en als je dat niet vindt, ben je mijn vijand) of een boze, eendimensionale tweet. Terwijl in deze tijd juist het in staat zijn tot omgaan met de nuance, of zoals Bauer het noemt het hebben van ‘Ambiguitätstoleranz’, een route biedt naar dialoog en echte vooruitgang. Als we dat weer leren, dan kunnen we ook weer omgaan met tegenspraak of de ‘ander’. Niet alles is maar voor een uitleg vatbaar, integendeel. Bauer laat bijvoorbeeld aan de hand van het katholicisme zien hoe men daar, ondanks wetenschappelijk bewijs over bijvoorbeeld de ouderdom of het ontstaan van de aarde, het scheppingsverhaal overeind hield. Het anders of opnieuw interpreteren van het verhaal over Adam, Eva en de slang maakte dit mogelijk. Meerduidigheid of nuance als overlevingsstrategie.
Glad
Het zijn mooie observaties, zowel van Pinker als Bauer, maar beide boeken bieden veel meer. Pinker laat overtuigend zien dat rede, wetenschap en humanisme tot vooruitgang hebben geleid op alle in de inleiding genoemde terreinen, en dat meer Verlichting, hoe weinig hip ook, wel dé manier is om nog meer vooruitgang te boeken. Bauer behandelt onder andere ook schoonheid, een begrip dat het moeilijk heeft omdat het zich niet exact laat meten. Gelukkig maar, zegt hij, want dat is juist de kracht ervan. Schoonheid is intrinsiek op verschillende manieren uitlegbaar: we kunnen het er over hebben. Schoonheid reduceren tot mooi of lelijk is, aldus Bauer, contraproductief, maar in het huidige tijdsgewricht doen we niet anders. Heden ten dage streven we naar een soort gladheidsesthetiek: het gefotoshopte of volgebotoxte fotomodel, het werk van Jeff Koons, de perfecte selfie, de vormgeving van de iPhone of het eigen lichaam een Brazilian Waxing laten ondergaan. Naadloze architectuur, zo zou je dit naar bouwkunde kunnen vertalen, ofwel het gebouw als gematerialiseerde rendering, vrij van externe invloeden. Rimpelloze oppervlaktes zonder oneffenheden lijken nog altijd het architectonische ideaal. Maar wat heeft de mensheid aan dit soort zuivere, gladde schoonheid? Verheft het ons? Met enige walging gebruikt Bauer in deze passages het Engelse woord Beauty. Foute boel.
Ruw
Aan de hand van een anekdote over een kunststudent die aan Bauer vertelt dat het er bij hem op school niet zozeer toe doet of hij daadwerkelijk kan schilderen maar meer hoe hij zichzelf uitdrukt, verklaart Bauer ook de modieuze liefde bij de huidige generatie architectuurstudenten voor het Brutalisme uit de tweede helft van de vorige eeuw. Dit lijkt in tegenspraak met de hierboven geschetste Tefal-architectuur. Maar deze generatie ziet daar volgens Bauer vooral een vorm van echtheid in, afwezig in hun dagelijkse leven tussen laptop, racefiets en gin-tonic. Brutalisme geeft het bestaan een broodnodig rafelrandje, net als ambachtelijk brood, de authenticiteit verschaffende tattoo en het bijpassende baardje. Eenduidig, ruw beton als fundamentalistisch tegenwicht voor alomvattende, gladde gelijkvormigheid. Niet toevallig, en hier citeert Bauer met instemming kunsthistoricus Raphael Dillhof, was voor de architecten van het Brutalisme ‘authenticiteit’ het toverwoord. Maar vegen over een iPhone die voelt als ruw beton is natuurlijk niet de bedoeling. Het moet wel leuk blijven. En deze generatie woont of woonde er natuurlijk zelf ook niet, in die Robin Hood Gardens.
Vooruitgang
Eenduidigheid leidt nooit tot ‘cultural excellence’, schrijft Pinker tegen het einde van zijn prachtige betoog. Juist steden waar allerlei soorten mensen zich kunnen vestigen, zijn innovatief en laten (ook economische) vooruitgang zien. Cultuur floreert niet voor niets vooral in handelssteden die op kruispunten van allerlei wegen liggen. De trek naar de stad komt voort uit het feit dat het leven daar eenvoudigweg beter is. Vooral daar is de vooruitgang sinds 1700 neergeslagen. Gun die ander ook zijn of haar plek. Een inclusieve stad betekent immers meer dan snellere toegang tot de woningmarkt, voor mij en mij alleen, om vervolgens na het krijgen van de sleutel de deur op slot te doen en te hopen dat er daarna niets meer verandert. Echte vooruitgang gedijt bij veelsoortigheid en gaat nooit zonder wrijving.