Recensie

Voorrang en ongelukjes: Eagles of Architecture

De Eagles of Architecture zoeken hun referentiekader in de architectuurdiscipline zelf. In het Vlaams Architectuurinstituut De Singel ensceneerde zij hun eerste solotentoonstelling. Kunnen zij zich voegen bij het inmiddels illustere rijtje van vernieuwende Vlaamse architectenbureaus?

Maarschalk Gérardstraat 5, Antwerpen, Eagles of Architecture – foto Filip Dujardin

Vlaanderen, in de wereld van de architectuur kun je er op dit moment niet omheen. De sensitieve, conceptuele en vindingrijke aanpak, en daarmee gelijkaardige projecten van een grote groep Vlaamse architecten raakt een gevoelige snaar in architectenland. Helemaal in Nederland waar in zowel het theoretische en ontwerptechnische architectuurdiscours de posities zijn ingenomen en men elkaar weinig meer heeft te vertellen; we weten hoe de Nederlandse hazen lopen. Het huidige Vlaamse discours lijkt breder en veel minder in gebaande paden te treden. De afgelopen 30 jaar waren voor Vlaanderen de Wonderjaren van de architectuur, met bureaus als 51N4E, office KGDVS, de vylder vinck taillieu en noA als ‘jonge” smaakmakers in het Vlaamse architectuurdiscours. Kunnen de Eagles of Architecture, met hun eerste solo expositie, zich voegen bij dit inmiddels illustere rijtje van Vlaamse vernieuwers?

De Eagles of Architecture, opgericht in 2006 door Bart Hollanders en Natalie Vanderick, zijn geen doorsnee architectenbureau. Zij nemen structureel de tijd om bestaande (en ook niet gebouwde) gebouwen heel precies te hertekenen. Uit het hertekenen condenseren zij methodes of houdingen om architectuur mee te maken. Daarnaast maakt het bureau ook nog op ’traditionele’ wijze veel maquettes en collages, waarvan er een selectie te zien is in de tentoonstelling.
De Eagles spelen met bestaande conventies binnen de architectuur, op een manier die hun oorsprong vindt in het onderzoek dat zij consequent door de tijd doen. Het kan bijna niet anders dan dat hun bijzonder interessante en nieuwe architectuur zijn oorsprong vindt in deze aanpak. Een aanpak die werkt, want hun roze gipskartonnen koker heeft het tot in de Biënnale van Venetië geschopt.

Belgisch paviljoen, Biënnale Venetië 2016 – foto Filip Dujardin

De tentoonstelling in het Vlaamse Architectuurinstituut De Singel is door Eagles zelf geënsceneerd. Het is een relatief kleine tentoonstelling, bestaande uit vier delen: Le Musée Imaginaire; tekenen; bekleden of onbekleed laten; en geometrie. Deze delen zijn in principe duidelijk te herkennen en te bestuderen, maar het bijbehorende boekje met keurige zwart wit kaartjes zorgt er voor dat eenieder de weg kan vinden door de tentoonstelling. Hiermee lijken de Eagles of Architecture geen rare fratsen te willen ensceneren, iets wat ik persoonlijk zeer kan waarderen. De bezoeker kan door de heldere opzet rustig de vondsten en gedachten volgen die de architecten willen uiteenzetten. Het werk lijkt niet meer te willen zijn dan dat het is: een nieuwe manier van architectuur maken, met andere oplossingen dan datgene wat voor de hand ligt.

De tentoonstelling opent met Le Musée Imaginaire, waar foto’s van het werk van de Eagles naast foto’s zijn geplaatst die zijn gebruikt als inspiratie voor het werk. De foto’s zijn niet gebruikt als één op één referentie. Het is aan de bezoeker om de elementen uit de foto te vinden die de bron zijn geweest voor het werk. De Eagles keren meermaals terug naar dezelfde plaatsen – New York,  Florence, Venetië – om bewust een mentaal archief op te bouwen. Volgens hen is  met de komst van google en pinterest de omgang tot referentie- of inspiratiebeelden verandert: “De reproductie van beelden in de twintigste eeuw heeft de rol van het geheugen in het ontwerpproces sterk doen afnemen.” Door geregeld terug te keren naar dezelfde plaatsen doen ze ontdekkingen die veelal bij een eerste bezoek niet opvallen. In tekenen worden twee onderzoeken naar projecten en bijbehorende vondsten uit de doeken gedaan: Alberti’s Palazzo Rucellai in Florence en het Convention Center van Mies van der Rohe. Hier ontdekken ze dat er in beide gebouwen meer achter het beeld schuilgaat dan dat een aanschouwer in eerste instantie zou zien. De gevel van Palazzo Rucellai lijkt een eerlijke weerspiegeling van de constructie en het interieur te bevatten, maar de achterliggende constructie is van een geheel andere opzet. Via de analyse van het Convention Center laten de Eagles zien hoe representatie soms je blikveld kan beperken.

Plantin en Moretuslei, Antwerpen – foto Eagles of Architecture, en Maarschalk Gérardstraat 5, Antwerpen – foto Filip Dujardin

Bekleden of onbekleed belicht het project aan de Maarschald Gérardstraat in Antwerpen, waar een groot negentiende-eeuws woonhuis werd opgedeeld in studio’s. In dit project spelen de Eagles met oud en nieuw en met het juist wel of niet afwerken van ruwbouw elementen. Refererend aan het veranderde inzicht van midden negentiende-eeuwse architectuur (architectuur van bekleden en optooien) en het strakke uitgeklede modernisme spelen de architecten met deze tegenstelling. Gipskartonnen platen die zijn vernist om hun eigen verschillende functionele kleuren te laten zien. In dit project staat dan ook de inmiddels beroemde roze leidingkoker, te midden van bestaande wit geschilderde ornamentiek. In geometrie wordt het spel van de architecten met nieuwe ontwerp- en constructieregels in bestaande gebouwen getoond. De nieuwe kastenwanden in het stadhuis van Mortsel volgen niet het ritme van de bestaande gevel maar hebben juist hun eigen logica. Nieuwe stalen portieken staan midden in bestaande raamopeningen, vloeren worden opgehangen daar waar het goed uitkomt, zelfs als ze constructief geen steunpunt vinden. Het kan allemaal volgens de Eagles, omdat hun eigen spelregels worden gevolgd, regels zonder voorrangsregels.

De Eagles of Architecture zijn misschien een laatbloeier, van ongeveer dezelfde generatie zijn als 51N4E, office KGDVS, DVVT en noA, maar gezien de rijke projecten, diepgang en historisch besef, hebben ze zeker de potentie om zich bij dit rijtje te voegen. De eerste eigen tentoonstelling laat een ongelooflijke eigenzinnigheid, plezier en liefde voor het vak zien, waar toeval en ongelukjes (zelf noemt het Vlaamse bureau deze ongelukjes ‘accidenten’, wat gevoelsmatig beter de lading dekt) elkaar vinden. Dit toeval en deze ongelukjes worden gestimuleerd door op ’traditionele’ wijze eindeloos te werken met maquettes, te blijven onderzoeken, en bijzondere gebouwen te blijven natekenen. De ras-architect in mij wordt daar heel blij en jaloers van. Wat voor mij een raadsel blijft, is hoe zo’n aanpak, waarin veel tijd wordt gestoken in het (historisch) onderzoek en het maken van maquettes te rijmen is met de financiële kant van het vak van architect. Maar blijkbaar lukt ook dat de Eagles, dus ik kijk erg uit naar de volgende tentoonstelling, met meer projecten en nieuwe interessante vondsten.