Gefascineerd door contradicties en dilemma’s in het alledaagse onderzoekt Astrid Aarsen maandelijks een actualiteit: over geschiedenis, het gebouw(de) verhaal en Zumthors emotionele reconstructie.
Deze zomer ga ik voor een ‘staycation’. Mijn boekenkast is dit jaar mijn vakantie met vele uitdagende ‘bestemmingen’. Sommige van deze zijn recent aan mijn ‘reisschema’ toegevoegd, naar andere keer ik met heimwee terug, of verlang ik al langere tijd naar beter te leren kennen. Een enkele is bij nader inzien niet (meer) voor mij bedoeld en besluit ik links te laten liggen.
De rode draden in mijn boekenkast zijn grillig, maar ook steeds duidelijker zichtbaar. De driehoeksverhouding geschiedenis, verhaal en gebouw is zo’n rode draad, net als beleving en perceptie. En dan is daar opeens deze maand een nieuwe must-have voor mijn boekenkast: A Feeling of History van Peter Zumthor en architectuurhistoricus Mari Lending. Bestemming bereikt? Het voelt in ieder geval een beetje als thuiskomen.
Burdens of memory
Een gebouw, net als een stad en een landschap, betekent vele verhalen en kent vele geschiedenissen. Welk verhaal, en ook welke geschiedenis, is afhankelijk van de aannames en keuzes van de verteller, van het publiek, van de tijdsgeest. Modegrillen, politiek, opleiding, geloofsovertuiging, alles speelt mee. Ook de manier waarop we naar geschiedenis kijken.
In een artikel in Trouw van 30 juni 2018 wimpelt een negenentwintigjarige liefhebber van naoorlogse Poolse architectuur, Sebastian Czarnecki, fotograaf en appmaker van de Warsaw Modernism Tour Guide, ogenschijnlijk eenvoudig een moreel dilemma weg met zijn uitspraak: “Ik kijk naar het gebouw, niet naar het verhaal”. Veel Polen kunnen de onder het communisme gebouwde architectuur niet los zien van die periode uit hun geschiedenis waaraan zij liever niet herinnerd worden. Kan het zo simpel zijn, het gebouw losknippen van het cultuurhistorische verhaal en daarmee ontdoen van zijn burdens of memory?
Beschamende schoonheid
Het herinnert mij aan Armando’s De straat en het struikgewas (1988) dat onlangs weer even actualiteitswaarde kreeg door zijn overlijden. Een boek dat ik graag dichtbij me heb, omdat het mij scherp houdt. “De schoonheid van de plekken waar de vijand was, waar de vijand zich bevond, waar de vijand huisde en huishield, waar de vijand z’n schrikbewind uitoefende, waar zich nog de sporen van ’s vijands schrikbewind bevinden. Juist daar. De schoonheid moest zich schamen.” (fragment uit ‘Kunst’). Haarfijn en zonder drama beschrijft Armando de wreedheid van esthetische ervaringen zodra er gruwelijke (oorlogs-) herinneringen achter schuil gaan. Voor altijd aan elkaar verbonden, de historische ,verwerpelijke gebeurtenissen in Kamp Amersfoort en de schoonheid van die plek. Niet meer los te knippen van elkaar, hoe graag hij dat ook had gewild. Een levenslange veroordeling, dit doorleefde verleden, voor hem en voor vele anderen die een oorlog meemaakten.
De geschiedenis en het landschap hebben, net als het landschap en het gebouw, ieder een eigen realiteit. Deze realiteiten veranderen voortdurend, ook ten opzichte van elkaar. De uit communistische ideologie voortgevloeide gebouwen hebben voor Czarnecki geen morele lading (meer). Het is nu een andere tijd. In tegenstelling tot Armando, en tot de generatie die het communistische verleden als doorleefde ervaring met zich meedragen, kan Czarnecki kijken zonder de ballast van een verleden. In het hedendaagse Warschau vallen de gebouwen op door hun oneigentijdse verschijningsvorm. Zo zouden ze nu niet meer gebouwd (kunnen) worden. En dat op zichzelf fascineert.
Waarom de gebouwen er zo uit zien, zoals ze eruit zien en zijn gerealiseerd juist op die plek, daarvoor zijn archieven en ooggetuigen nodig. Of mediators die op basis van betrouwbaar bronnenmateriaal verleden en heden aan elkaar kunnen verbinden en het culturele belang ervan kunnen duiden. Maar hebben we daar in deze maatschappij nog wel behoefte aan?
Fake history
In deze hoogtijdagen van storytelling lijkt geschiedenis meer en meer een consumptieproduct geworden. Lang niet altijd gehinderd door feiten gaat geschiedenis ook in de hedendaagse architectuur steeds vaker een prominentere rol spelen. Sommige architecten weten deze zelfs om te buigen tot geloofwaardige en fascinerende fake histories. Zo kan ik mij een voorbeeld herinneren van een architect die voor een nieuwbouwproject in Apeldoorn een geschiedenis verzon die als heel vanzelfsprekend paste bij de plek; geniaal bedacht en een goed verhaal. Een architect die de verhalenkunst goed verstaat, is overigens meestal ook verzekerd van opdrachten. Het hoort in zekere zin bij het metier. Zonder verhaal zal architectuur nu eenmaal minder makkelijk ‘verkopen’.
Is het consumptieve gebruik van geschiedenis een zorgelijke ontwikkeling? Voor veel van mijn gewaardeerde vakgenoten ongetwijfeld. Voor mij, reflecterend vanuit de alledaagse praktijk, minder. Ik zie ze als speelse knipogen van architecten naar het historisch bewustzijn en naar de snelheid waarmee informatie in de sociale media wordt opgepikt. Waar of niet waar, is dan minder relevant. Het levert in ieder geval verhalen op die mensen graag delen en navertellen. Stoort het mij? Soms. Zolang wij die knipoog begrijpen, zit het wel goed. Zorgelijk wordt het pas als mensen dit creatief gebruik van geschiedenis voor waar aannemen. Dan legt het een pijnlijk gebrek aan historisch bewustzijn bloot.
Emotionele reconstructie
Voor mij zijn het vooral de keuzes die aan iedere geschiedschrijving en aan ieder verhaal ten grondslag liggen, die mij fascineren en nieuwsgierig houden. Vandaar dat Manfredo Tafuri Choosing History van Andrew Leach, vanwege zijn aangename, bevrijdende werking, nog zo’n boek is dat altijd binnen mijn handbereik ligt. Er is niet één waarheid, maar er is wel de nobele kunst van het beargumenteerd reconstrueren.
Terwijl Armando in zijn werk blootlegt hoe pijnlijk de confrontatie met het tastbare verleden kan zijn, geeft Peter Zumthor in dialoog met Mari Lending aan hoe hij juist op basis van tastbare elementen, haast op idyllische wijze, een verleden reconstrueert. Zowel Armando als Zumthor nemen het tastbare landschap als uitgangspunt om te reflecteren op het verleden. Beiden zetten geschiedenis in voor een scheppende creatieve daad. De een gebruikt de schilderkunst en de literatuur, de ander de architectuur. Tegelijkertijd had het verschil niet groter kunnen zijn. Armando stuit voortdurend op morele dilemma’s, omdat hij het door hem geleefde verleden niet los kon laten. Zumthor ervaart de plek als een reiziger die er voor het eerst komt. Hij gaat zich erin verdiepen, onderzoekt intuïtief wat hij ter plekke ervaart op een minstens even fijnzinnige wijze als Armando dat doet. Het aanwezige landschap, de relicten, geven hem aanwijzingen. Zumthor leest ze als handreikingen uit het verleden, die de tastbare geschiedenis vormen van die plek. En hij neemt ze mee in zijn ontwerpproces. Architectuur is voor hem, zo laat hij in A Feeling of History weten, dan ook geen interventie, maar een emotionele reconstructie. En aangezien zijn ervaringen met dat verleden nieuw zijn, kleeft er geen historische ballast aan. Het stelt hem in zekere zin, net als Czarnecki, vrij van ongemakkelijke, morele dilemma’s. Hij hoeft de historische feiten niet te kennen om het verleden zintuiglijk te ervaren. Zo kan hij in alle vrijheid het (tastbare) verleden omarmen en in zijn werk betekenis geven.
Gegarandeerd zal Zumthor hiermee opnieuw veel architecten inspireren en stimuleren. Zolang het geen trucje wordt, lijkt mij daar niks op tegen. Immers, Zumthor doorleeft zijn keuzes en maakt ze herleidbaar. Maar om zijn ‘emotionele reconstructie’ voortaan geschiedenis te noemen? A Feeling of the Past was, denk ik, een betere titel geweest.
En dan is het tijd om verder te reizen, op naar een volgende vakantiebestemming. Grote kans dat het Mind and World gaat worden van de Zuid-Afrikaanse filosoof John Mc Dowell, een bestemming, die ik al langere tijd wil bezoeken. Wie weet waar dit mij gaat brengen. Ik vermoed naar mijn eindbestemming, althans zeker voor deze staycation!